Les Gestes … Flashcards
(53 cards)
1
Q
Sonner
A
Bellen
2
Q
Frapper
A
Kloppen
3
Q
Fouiller
A
Aftasten
4
Q
Repousser
A
Wegduwen
5
Q
Lâcher
A
Loslaten
6
Q
Retenir
A
Inhouden
7
Q
Se taire
A
Zwijgen
8
Q
Pousser
A
Duwen
9
Q
Détacher
A
Loslaten
10
Q
Se bousculer
A
Elkaar duwen
11
Q
Fait semblant
A
Gedaan alsof
12
Q
Se pencher
A
Zich buigen
13
Q
S’accrocher
A
Vastklampen
14
Q
Nouer
A
Knopen
15
Q
Essuyer
A
Afvegen, drogen
16
Q
Poser/mettre
A
Zetten of leggen
17
Q
quitter
A
verlaten
18
Q
déplacer
A
verplaatsen
19
Q
souffler
A
uitblazen
20
Q
envelopper
A
wikkelen, inpakken
21
Q
effacer
A
uitvegen, afvegen
22
Q
fuir
A
vluchten
23
Q
une fuite
A
vlucht
24
Q
s’enfuir
A
vluchten
25
sauter
springen
26
attraper
grijpen
27
arracher
afnemen
28
enfermer
opsluiten
29
avoir (vervoegen) appuyé
drukte
30
un bond
sprong
31
dresser
africhten, oprichten
32
cracher
spuwen
33
des poses (f)
houdingen (Engels)
34
debouter
recht op zitten
35
raide
stijf
36
croiser
kruisen
37
bouger
bewegen
38
enverser
om te gooien
39
lenteur (f)
traagheid
40
claquent
dichtslaande
41
lancer/ jeter
gooien, slingeren
42
se contracter
samen trekken
43
descendre
naar beneden gaan
44
monter
naar boven gaan
45
découper
in stukken snijden
46
balayé
geveegde
47
écrasé(e)
verpletterd, doodgetrapt
48
courber
buigen
49
ramper
kruipen
50
se conduire, se compoter
zich gedragen
51
la conduite/ le comportement
gedrag
52
agire
handelen
53
actes (f)
handelingen,daden
