comparer, juger, classer Flashcards
1
Q
(a)normal(le)
A
abnormaal
2
Q
standard
A
standaard
3
Q
global(e)
A
globaal
4
Q
total(e)
A
totaal
5
Q
la totalité
A
totaliteit
6
Q
banal(e)
A
banaal
7
Q
la banalité
A
banaliteit
8
Q
monotone
A
monotoon
9
Q
orginal(e)
A
orgineel
10
Q
unique
A
uniek
11
Q
excentrique
A
excentriek
12
Q
absurde
A
absurd
13
Q
néfaste
A
nefast
14
Q
un commentaire
A
commentaar
15
Q
commenter
A
commenteren
16
Q
combiner
A
combineren
17
Q
une combinasion
A
combinatie
18
Q
une analogie
A
analogie , vergelijking
19
Q
analogique
A
analogisch
20
Q
analogue
A
analoog
21
Q
identique
A
identiek
22
Q
un contraste
A
contrast
23
Q
contraster
A
contrasteren
24
Q
une contradiction
A
contradictie
25
un paradoxe
paradox
26
une concentration
concentratiee
27
l'essence (f)
essentie
28
essentiel(le)
essentieel
29
relatif(ive)
relatief
30
la relativité
relativiteit
31
quasi
bijna, quasi
32
authentique
authentiek
33
l'authenticité (f)
authenticiteit
34
artificiel(le)
artificieel
35
idéal(e)
ideaal
36
s'intéresser à
interesseren in
37
moral(e)
moreel
38
immoral(e)
immoreel
39
tabou
taboe
40
radical(e)
radicaal
41
potentiel(le)
potentieel
42
une qualité
kwaliteit
43
simpliste
simplistisch
44
sophistiqué(e)
sofistisch
45
observer
observeren
46
l'observation (f)
observatie
47
un observateur
observator
48
une évaluation
evaluatie
49
un critère
criterium
50
inspecter
inspecterend
51
de base (f)
basis
52
principale
voornaamste
53
capital
kapitaal
54
secondaire/ accessoire
bijkomstig, minder belangrijk
55
comparer
vergelijken
56
une comparaison
vergelijking
57
des différences (f)
verschillen
58
des ressemblances (f)
gelijkenissen
59
différente
verschillend
60
comparable
gelijkbaar
61
ressemble à
gelijkt op
62
différer
verschillen
63
l'intérêt (m)
belang
64
importe
van belang
65
pareil, la même chose
hetzelfde
66
distinguer
onderscheiden
67
la distinction
onderscheid
68
commun
gemeenschappelijkk
69
ordinaire
gewone
70
extraordinaire
buitengewoon
71
un orginal
zonderling, buitenbeentje
72
bizarre/ étrange
bizar, vreemde
73
rare
zeldzaam
74
accidentel(le)
toevallig
75
laide
lelijk
76
magnifique/ splendide, superbe
prachtig
77
de (grande) valeur
waardevolle
78
sans valeur
waardeloze
79
la peine
moeite
80
estimer, évaluer
schatten, evalueren
81
remarquable
opmerkelijk, merkwaardig
82
considérable
aanzienlijke
83
véritable
echt
84
considérer
beschouwen, overwegen
85
un choix
keuze
86
choisir
kiezen
87
apprécier
op prijs stellen
88
importance (f)
belang
89
extrêmement
uiterst, hoogst²
90
approuver
goedkeuren
91
contester
betwisten, geschillen
92
les avantages
voordelen
93
les désavantages (m)
nadelen
94
réserve (f)
voorbehoud
95
équilibrer
in evenwicht brengen
96
injuste
onrechtvaardig
97
substantiel
aanzienlijk
98
insignifiant/minime
onbeduidend, miniem
99
arbitraire
willekeurig
100
(in)habituel(le)
(on)gewoon
101
nécessaire
nodig, noodzakelijk
102
la nécessité
noodzaak
103
imposer/exiger
vereisen, nodig maken
104
exager
overdrijven
105
exagération (f)
overdrijving
106
juger
oordelen
107
un jugement (m)
oordeel, beoordeling
108
nuancé(e)
genuanceerd
109
une nuance
nuance
110
reconnaître
(h)erkennen
111
reconnaissance (f)
erkenning
112
la reconnaissance
dankbaarheid
113
de bonne qualité
degelijke
114
médiocre, de moindre qualité
mindere kwalitieit
115
un échec
mislukking
116
une erreur
vergissing
117
ridicule
belachelijk
118
l'utilité (f)
nut
119
utile
nuttig
120
inutile
onnuttig
121
inégale
ongelijke
122
une petite merveille
juweeltje
123
meilleur
beste
124
pire
erger
125
affreux
afschuwelijk
126
horrible
vreselijk
127
barbare
barbaars, wreed
128
ignoble
gemeen
129
faux
valse
130
équivoque
dubbelzinnig
131
tort
ongelijk
132
raison
gelijk
133
parfaitement
volkomen
134
superflue
overbodig
135
le comble
toppunt
136
de semblable/ de pareil
gelijkaardig
137
surprenant
verrassend
138
inouï
ongehoord
139
pas grand-chose
niet veel zaaks
140
rechercher
zoeken
141
nettement
duidelijk
142
ne correspond pas au
beantwoord niet aan, komt niet overeen met
143
juste
juist, waar
144
le juste milieu
gulden middenweg
145
intermédiare
tussen
146
(in)correcte
(on)juist
