Meetproblemen bij het onderzoeken van traits Flashcards

(13 cards)

1
Q

Wat zijn de drie assumpties van de meeste persoonlijkheidstheorieën?

A
  • Betekenisvolle individuele verschillen
  • Temporele stabiliteit
  • Situationele consistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend Betekenisvolle individuele verschillen

A

Psychologie van de individuele verschillen en het meten van accurate metingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Temporele stabiliteit

A

Veel wetenschappelijke evidentie voor aanzienlijke stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Situationele consistentie

A

algemene neigingen om je op een bepaalde manier te gedragen. Er zijn situaties waarin iemand zich niet volgens zijn persoonlijkheidstrek zal gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat concludeerde Walter Mischel (1968)?

A

gedragsconsistenties zijn nog niet aangetoond, het concept van persoonlijkheidstrekken als brede disposities is dus onhoudbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Situationele specificiteit

A

Sterke situaties → iedereen reageert ongeveer op dezelfde manier

Ambigue of “zwakke” situaties → persoonlijkheid heeft meer invloed op gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Situationele selectie

A

= neiging om te kiezen in welke situatie iemand zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Situationele selectie

A

Omgekeerd kan de situatie ook iemands persoonlijkheid beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Evocatie

A

Bepaalde persoonlijkheden lokken specifieke responsen van de omgeving uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Manipulatie

A

manieren waarop mensen het gedrag van andere beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan ervoor zorgen dat iemand een test niet goed invult?

A
  1. Onzorgvuldigheid (Niet gemotiveerd om zorgvuldig te antwoorden.)
  2. Defensiviteit (afkeer om persoonlijke informatie prijs te geven, kiest middel optie)
  3. Vervalsen (neiging om informatie te vervormen)
  4. Barnumm effect (psycholoog gaat er vanuit dat persoon fout of juist antwoord zonder dit te checken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarop is de MBTI test gebaseerd? 16 types, niet wetenschappelijk onderbouwt

A
  • Extravert of introvert (extraverted or introverted)
  • Concreet of intuïtief (sensing or intuitive)
  • Denken (logica) of voelen (thinking or feeling)
  • Planmatig of spontaan (judging or perceiving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Hogan Personality Inventory (HPI)

A

Alternatief voor MBTI, heeft een solide wetenschappelijke
basis. Gebaseerd op de big five

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly