Meetproblemen bij het onderzoeken van traits Flashcards
(13 cards)
Wat zijn de drie assumpties van de meeste persoonlijkheidstheorieën?
- Betekenisvolle individuele verschillen
- Temporele stabiliteit
- Situationele consistentie
Wat betekend Betekenisvolle individuele verschillen
Psychologie van de individuele verschillen en het meten van accurate metingen
Temporele stabiliteit
Veel wetenschappelijke evidentie voor aanzienlijke stabiliteit
Situationele consistentie
algemene neigingen om je op een bepaalde manier te gedragen. Er zijn situaties waarin iemand zich niet volgens zijn persoonlijkheidstrek zal gedragen
Wat concludeerde Walter Mischel (1968)?
gedragsconsistenties zijn nog niet aangetoond, het concept van persoonlijkheidstrekken als brede disposities is dus onhoudbaar
Situationele specificiteit
Sterke situaties → iedereen reageert ongeveer op dezelfde manier
Ambigue of “zwakke” situaties → persoonlijkheid heeft meer invloed op gedrag
Situationele selectie
= neiging om te kiezen in welke situatie iemand zich bevindt.
Situationele selectie
Omgekeerd kan de situatie ook iemands persoonlijkheid beïnvloeden
Evocatie
Bepaalde persoonlijkheden lokken specifieke responsen van de omgeving uit.
Manipulatie
manieren waarop mensen het gedrag van andere beïnvloeden
Wat kan ervoor zorgen dat iemand een test niet goed invult?
- Onzorgvuldigheid (Niet gemotiveerd om zorgvuldig te antwoorden.)
- Defensiviteit (afkeer om persoonlijke informatie prijs te geven, kiest middel optie)
- Vervalsen (neiging om informatie te vervormen)
- Barnumm effect (psycholoog gaat er vanuit dat persoon fout of juist antwoord zonder dit te checken)
Waarop is de MBTI test gebaseerd? 16 types, niet wetenschappelijk onderbouwt
- Extravert of introvert (extraverted or introverted)
- Concreet of intuïtief (sensing or intuitive)
- Denken (logica) of voelen (thinking or feeling)
- Planmatig of spontaan (judging or perceiving
De Hogan Personality Inventory (HPI)
Alternatief voor MBTI, heeft een solide wetenschappelijke
basis. Gebaseerd op de big five