Pschyoanalyse Flashcards

(31 cards)

1
Q

Wat motiveert alle menselijke activiteit?

A
  • Aangeboren instincten
  • Onbewuste
  • Psychische determinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aangeboren instincten

A
  • Levensinstinct: libido (seksueel, behoefte bevredigend)
  • Doodsinstinct: thanatos (dood, agressie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onbewuste

A

Ijsbergmodel, het bewuste is een klein deel. Dan is er de voorbewuste en als laatste het onbewuste. Dit laatste is ontoegankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psychische determinatie

A

Niets gebeurt toevallig (bv. verspreking, droom, …) Gemotiveerd onbewuste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het id

A

Es genoemd. Primitief, wensvervulling. Bv het paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het ego

A

Ich, realiteitprincipe. Bv de ruiter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het superego

A

Über-ich, geweten, moralen en idealen. BV, het pad dat de ruiter het paard op laat wandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 soorten angsten

A
  1. Objectieve angst
  2. Neurotische angst
  3. Morele angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afweermechanismen

A
  • Verdringing
  • Ontkenning
  • Verplaatsing/verschuiving
  • Rationalisatie
  • Projectie
  • Sublimatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verdringing

A

Voorkomen dat onaanvaardbare gevoelens, conflicten, herinneringen, … naar het bewuste komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontkenning

A

weigeren de realiteit te erkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verplaatsing/verschuiving

A

Emotionele lading bij een bepaalde gedachte wordt daarvan losgekoppeld en bindt zich aan een andere gedachte. Bedreigende of onaanvaardbare impuls wordt van zijn originele bron gekanaliseerd naar een niet-bedreigend doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rationalisatie

A

Analytische of intellectuele uitleg geven, Sociaal onaanvaardbaar gedrag krijgt aanvaardbare reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Projectie

A

Gedachten, …, die we zelf niet kunnen verdragen in onszelf worden geprojecteerd, toegeschreven aan andere personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sublimatie

A

Kanaliseren van onaanvaardbare seksuele of agressieve instincten naar sociaal wenselijke activiteiten. Bv. Boksen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Orale fase

A

0 – 18 maanden, Mond, lippen en tong
Conflict: spenen (loskomen van borst of fles) => Plezier vs. Afhankelijkheid (verlatingsangst)

Fixatie: psychische afhankelijkheid en vijandige persoonlijkheid

14
Q

Fallische Fase

A

3 – 5 jaar, Fallus.

Oedipus complex en elektra complex

14
Q

Anale fase

A

8 maanden – 3 jaar. Anus
Conflict: zelfcontrole => eigen wil vs. ouders (zindelijkheidstraining)

Fixatie: te weinig controle = slordig
te veel controle = compulsief

15
Q

Latentiefase

A

6 jaar – puberteit, geen conflict. Sociale ontwikkeling

16
Q

Genitale fase

A

Puberteit – volwassenheid (18 jaar)

17
Q

Wat is psychoanalyse?

A

Psychotherapeutische methode waar het gaat om het herstructureren van persoonlijkheid door bewust te worden en leren omgaan met onbewuste conflicten

18
Q

Welke technieken worden er gebruikt bij psychoanalyse

A
  • Vrije associatie
  • Droomanalyse
  • Projectieve technieken
19
Q

Wat is vrije associatie

A

Cliënt wordt aangemoedigd om alles te zeggen wat in zijn hoofd opkomt, zonder censuur. Subtiele signalen van belangrijke thema’s (bv. aarzeling, trilling,
verbetering, …)

20
Q

Wat is droomanalyse

A

Onbewust materiaal bewust maken via de interpretatie van dromen (“droomduiding”)
* Manifeste droominhoud: inhoud van droom, symbolen
* Latente droominhoud: wat droom voorstelt, originele behoefte

21
Wat zijn projectieve technieken
Wat ziet cliënt in een ambigue stimuli? Projectieve hypothese: persoonlijkheid projecteren in wat ze vertellen te zien in ambigue stimuli Bv. Rorschach test
21
Proces van psychoanalyse
Interpretatie van de psychodynamische oorzaken van problemen Inzicht: intellectueel én emotioneel Weerstand Overdracht en tegenoverdracht Nieuwe emotionele associaties Succesvol: psychische energie is terug beschikbaar
22
Waarom is psychoanalyse belangrijk?
Grote invloed op psychotherapie (ook buiten psychoanalyse). Onderzoek: interesse in onbewuste, psychische energie en afweermechanismen. Dagelijks leven: bv. “Hij heeft een conflict met autoriteit.” Ontwikkelingspsychologie
23
Huidige kijk op het onbewuste
Cognitief onbewuste vs Motivationeel onbewuste. Onbewuste heeft invloed op gedrag, maar heeft geen autonome motivatie
24
Ego psychologie
Erik Erikson, Focus op individuele groei en meesterschap over omgeving. 8 fasen. elke fase heeft een identiteitscrisis
24
8 psychosociale ontwikkelingsfasen
1. Vertrouwen – wantrouwen: HOOP (pasgeboren) 2. Autonomie – schaamte: WIL (2 jaar) 3. Initiatief – schuld: DOEL (3 jaar) 4. Vlijt – inferioriteit: VAARDIGHEID (4 jaar) 5. Identiteit – rolverwarring: TROUW (adolescentie) 6. Intimiteit – isolatie: LIEFDE (jongvolwassen) 7. Generativiteit – stagnatie: ZORG (volwassen) 8. Ego-integriteit – wanhoop: WIJSHEID (ouderdom)
25
Moratorium
verkennen van verschillende identiteiten. Gaat vaak gepaard met identiteitscrisis Proces is belangrijk om tot volledig ontwikkelde identiteit te komen