Stress, coping, aanpassingsvermogen en gezondheid Flashcards

(18 cards)

1
Q

Gezondheidspsychologie

A

Bestudeert de relatie tussen lichaam en geest, evenals de manieren waarop deze twee componenten reageren op uitdagingen uit de omgeving, zoals stressoren of
ziektekiemen, om ziekte of gezondheid te veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Modellen over verband tussen persoonlijkheid en gezondheid

A
  1. Interactiemodel
  2. Transactioneel model
  3. Gezondheidsgedrag model
  4. Predispositioneel model
  5. Ziektegedrag model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stress

A

Subjectieve gevoel bij oncontroleerbare of bedreigende gebeurtenissen (= stressoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stressoren

A

Extreem, in die zin dat ze een gevoel van overweldiging veroorzaken. Worden als oncontroleerbaar ervaren=> Leiden tot tegengestelde neigingen (bv. willen werken, maar het is eigenlijk te veel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stressrespons

A

vecht-of-vluchtreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemeen aanpassingssyndroom (GAS)

A
  1. Alarmfase: vecht-of-vluchtreactie
  2. Weerstandsfase: het lichaam gebruikt hulpbronnen in een bovengemiddeld tempo, ook al is de vecht-of-vluchtreactie verdwenen.
  3. Uitputting: hij of zij is het meest vatbaar voor ziekten, omdat de fysiologische hulpbronnen uitgeput zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grote levensgebeurtenissen Holmes en Rahe (1967)

A

Gebeurtenissen waarbij mensen grote aanpassingen in hun leven moeten doorvoeren. Gebeurtenissen die potentieel meeste stress veroorzaken bepaald op
basis van: intensiteit, conflict en onbeheersbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rampen

A

Grootschalige ontwrichtende en stressvolle gebeurtenissen die grote schade, ontberingen of levensverlies veroorzaken bij een aanzienlijk deel van de bevolking in een of meer lagen van de samenleving en aanpassing vereisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten stress

A
  • Acute stress
  • Episodische acute stress
  • Traumatische stress (bijvoorbeeld PTSS)
  • Chronische stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Episodische acute stress

A

Bv maandelijke deadlines die telkens terugkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acute stress

A

iets wat je voor een keer stress geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Traumatische stress

A

bv PTSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Chronische stress

A

Stress die er continu is. Stress heeft additieve effecten, die zich in de loop van de tijd in een persoon ophopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dispositioneel optimisme

A

De verwachting dat goede gebeurtenissen in de toekomst overvloedig zullen zijn en slechte gebeurtenissen zeldzaam zullen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Optimistische vooringenomenheid

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Post-traumatische groei

A

Het ervaren van positieve veranderingen in persoonlijkheid na traumatische
gebeurtenis

14
Q

Emotionele remming

A

Je angst controleren of verbergen dat je teleurgesteld bent

14
Q

Zelfonthulling

A

Iemand vertellen over een privéaspect van zichzelf