Vocab - Week 8 Dialogue Flashcards
(69 cards)
1
Q
de makelaar
A
real estate agent
2
Q
de woonruimte
A
accommodation/somewhere to live
3
Q
de stad
A
city/town
4
Q
mezelf
A
myself
5
Q
de vriend
A
(boy)friend
6
Q
samenwonen
A
live together
7
Q
bepaald
A
certain
8
Q
de woning
A
house
9
Q
de tuin
A
garden
10
Q
de bovenwoning
A
upstairs flat
11
Q
het appartement
A
apartment
12
Q
mogelijkheden
(de mogelijkheid)
A
possibilities/options
13
Q
zie (zien)
A
see
14
Q
het formulier
A
form
15
Q
maximale (maximaal)
A
maximum
16
Q
de huurprijs
A
rent
17
Q
huren
A
rent
18
Q
laten zien
A
show
19
Q
de computer
A
computer
20
Q
derde
A
third
21
Q
de verdieping
A
floor/storey
22
Q
oude (oud)
A
old
23
Q
de buurt
A
neighbourhood
24
Q
ver
A
far
25
het centrum
city centre
26
dicht bij
close to
27
het park
park
28
de woonkamer
living room
29
de vierkante meter
square metres
30
vierkante (vierkant)
square
31
de meter
metre
32
open
open
33
de keuken
kitchen
34
ruime (ruim)
spacious
35
slaapkamers (de slaapkamer)
bedroom
36
het balkon
balcony
37
het westen
west
38
de gang
passage (way)
39
de wc
toilet
40
eenvoudige (eenvoudig)
simple
41
de badkamer
bathroom
42
de douche
shower
43
hoeven
need
44
het bad
bath
45
gebruiken
use
46
geschikte (geschikt)
suitable
47
huizen (het huis)
houses
48
te huur
to let
49
huur (huren)
rent
50
het huisje (het huis)
house
51
want
because
52
verhuren
to let out
53
gemeubileerd
furnished
54
kasten (de kast)
cupboards
55
bedden (het bed)
beds
56
stoelen (de stoel)
chairs
57
het bureau
desk
58
de bank
sofa/couch
59
het voordeel
advantage
60
niets
nothing
61
zonnige (zonnig)
sunny
62
de kamer
living room
63
benedenwoning
ground-floor flat
64
dat lijkt me fantastisch
that sounds great
65
waar
true
66
overleggen
discuss
67
bel (bellen)
phone
68
zo snel mogelijk
as soon as possible
69
nieuwe (nieuw)
new
