Vocab - Week 3 Dialogue Flashcards
(51 cards)
1
Q
viert (vieren)
A
is celebrating
2
Q
de verjaardag
A
birthday
3
Q
het café
A
café / pub
4
Q
samen
A
together
5
Q
gefeliciteerd
A
happy birthday
6
Q
dank je wel
A
thank you
7
Q
dit is
A
this is
8
Q
prettig met je kennis te
maken (kennismaken)
A
pleased to meet you
9
Q
kennen
A
know (people)
10
Q
elkaar
A
one another
11
Q
drinken
A
drink
12
Q
ik trakteer (trakteren)
A
it’s my treat
13
Q
wil graag (graag willen)
A
would like
14
Q
de cola
A
cola
15
Q
biertje (het bier)
A
beer
16
Q
neem (nemen)
A
have (take)
17
Q
rode (rood)
A
red
18
Q
de wijn
A
wine
19
Q
roep (roepen)
A
call
20
Q
de ober
A
waiter
21
Q
mag (mogen)
A
may
22
Q
bestellen
A
order
23
Q
alstublieft
A
please
24
Q
Franse (Frans)
A
French
25
Spaanse (Spaans)
Spanish
26
Zuid-Afrikaanse
(Zuid-Afrikaans)
South African
27
de
the
28
nou
well then
29
proost
cheers
30
op je verjaardag
happy birthday
31
bedankt
thanks
32
het poosje
short while
33
later (laat)
later
34
zullen
shall
35
nog een keer
once more
36
dat is
that is
37
goed
good
38
het idee
idea
39
hetzelfde
the same
40
ja, graag
yes please
41
dit
this
42
het rondje
round
43
betaal (betalen)
pay
44
geef (geven)
give
45
nog maar
another
46
het glas
glass
47
afrekenen
pay/settle the bill
48
alles
everything
49
daarom
that's why
50
eerste
first
51
tweede
second
