Vocabulary - Part 5 Flashcards
(69 cards)
1
Q
to depart
A
Vertrekken
2
Q
to miss
A
mis
3
Q
delay
A
vertraging
4
Q
to arrive
A
aankomen
5
Q
differs
A
verschilt
6
Q
to stop
A
ophouden
7
Q
earlier
A
eerdier
8
Q
I come 10 clock in the morning
A
ik kom 10 uur in de ochtend
(or)
ik kom 10 uur
9
Q
Enough
A
Genoeg, Voldoende
10
Q
To apply for a job
A
Soliciteren
11
Q
To shop
A
Winkelen
12
Q
to climb
A
klimmen
13
Q
to depart
A
vertrekken
14
Q
Evening drinks
A
do borrel
15
Q
Mini pancakes
A
De poffertjes
16
Q
Cafe / pub/ bar
A
Cafe
17
Q
Place to acquire drugs
A
coffee shop
18
Q
lost
A
Verliest
19
Q
considerably
A
aanzienlijk
20
Q
to free
A
vriezen
21
Q
small gift
A
cadeautje
22
Q
an year older
A
Jarig
23
Q
birthday
A
Veerjardag
24
Q
to become
A
worden
25
sometimes
soms, weleens
26
to borrrow
lenen
27
to call out / to shout
roepen
28
other info
overige gegevens
29
data / details
gegevens
30
youth department
jeugdafdeling
31
later
laater
32
longer
laanger
33
so
dus
34
Gardening
Tuineren
35
Drawing (like a hobby)
Tekenen, Schilderen
36
To erase
Wissen
37
To relax
Ontspannen
38
Area
Het gebied
39
The border
De grens
40
Open border area
Open grens gebied
41
Open border countries (Schengen area)
Open grens landen
42
The bottle
De fles
43
The box
De doos
44
The show
De voorstelling
45
De management
De directie
46
The face
Het Gezicht
47
The eye
het oog
48
The heart
Het hart
49
The hair
De haar
50
The nose
De neus
51
The mouth
de mond
52
The neck
De hals
53
The shoulder
De schouder
54
The elbow
De elleboog
55
The pulse
De pols
56
The hip
De heup
57
Tummy
De buik
58
Knee
De knie
59
Toe
De teen
60
Long intestine
De dike darm
61
Small intestine
De dunner darm
62
Appendicitis
De blinde darm
63
The kidneys
De nieren
64
The liver
De lever
65
The lungs
De longen
66
The nails
De nagels
67
The back
De rug
68
The body
Her lichaam
69
The brain
De brein
