Vocabulary - Part 7 Flashcards
(53 cards)
1
Q
Observing / Examining
A
Bekijken
2
Q
Happy Christmasdys
A
Fijne Kerstdagen
3
Q
Christmas tree
A
De kerstboom
4
Q
Candles
A
De kaars
5
Q
The church
A
De kerk
6
Q
The santa
A
De kerstman
7
Q
Christmas Eve
A
De kerstavond
8
Q
25th of Dec
A
1st Kerstedag
9
Q
26th of Dec
A
2nd Kerstegad
10
Q
Happy New year
A
Fijne nieuwe jaar
11
Q
Continuously
A
Steeds
12
Q
At once
A
Meteen
13
Q
Sent
A
Gestuurd
14
Q
Build
A
Boude
15
Q
Somewhat
A
Iets
16
Q
Earlier / before
A
Vroeger
17
Q
Movement / Exercise
A
Bewegen
18
Q
To smoke
A
Roken
19
Q
For example
A
Bijvoorbeeld
20
Q
The research
A
Het onderzoek
21
Q
Appears from
A
Blijkt uit
22
Q
To exercise
A
Bewegen
23
Q
Enough
A
Genoeg
24
Q
Body
A
Lichaam
25
Approximately
Ongever
26
Running
Hardlopen
27
Youth
Jongeren
28
Excerised
Bewogen
29
Excerised
Bewogen
30
means
Betekent
31
Daily
Dage lijks
32
Considerably
Matig
33
To do
Verrichten
34
Like
Zoals
35
Physical
Lich amelijke
36
Activities
Activiteiten
37
Only
Alleen
38
Especially
Vooral
39
Should
Zouden
40
Shall
Zullen
41
A number of
Aantal
42
Decreased
Gedaald (comes from the word "dalen" = to come down)
43
Costlier
Duurder
44
Places
Plekken
45
Forbidden
Verboden
46
To lessen / to decrease
Afneemt
47
Billion
Miljard
48
Million
Milliuon
49
To lessen / to decrease
Afnemen
50
Were (past form of are)
Waren
51
Fat
Dik
52
Adult
Volwassen
53
To increase
Toenemen; Omhoog gegaan