Week 5 - politieke representatie als afbeelding- standaardopvatting BVerfG Flashcards
(5 cards)
Politieke representatie als afbeelding- standaardopvatting BVerfG – erkenning 1 pijler
Politieke representatie is de vraag naar de verhouding tussen volk en recht.
Politieke representatie in de standaardvisie: juridisch uitdrukking geven aan wat een relatief homogeen volk samenbindt. Deze samenhorigheid bestaat al voorafgaand aan de representaties en is dus al een werkelijkheid. Representatie houdt in deze werkelijkheid kopiëren in wetgeving en grondwetgeving. Representatie is een afbeelding van een voorafgegeven werkelijkheid.
Representatie als afbeelding vooronderstelt dat er eerst sprake is van een politieke eenheid, relatief homogeen volk, gemeen-schap en dat vervolgens de representaties (wetgeing en grondwetgeving) een uitdrukking geven van deze al bestaande werkelijkheid. Legitimiteit van wetgeving en grondwetgeving is afhankelijk van de weergave van de samenbinding van de al bestaande politieke eenheid. In die zin kan dus ook gesteld worden dat de wet algemeen is: het is een uitdrukking van wat het relatief homogene volk, dat al bestaat , samenbindt.
Kenmerken van de standaardopvatting
1) Dualistische visie ( eerst volk dat al bestaat als politieke eenheid, dan pas autonome rechtsorde als uitdrukking daarvan):
Eerst een volk dat al bestaat als politieke eenheid, dan pas een autonome rechtsorde.
-> we hebben twee verschillende ordes
- de politieke orde: deze bestaat voorafgaand aan de autonome rechtsorde
- Je kan pas een autonome rechtsorde hebben als je eerst een relatief homogeen volk hebt, samenbinding hebt waar deze autonome rechtsorde vervolgens een uitdrukking van is.
Volk dat al bestaat als politieke eenheid -> autonome rechtsorde
-> volk als politiek eenheid bestaat al vanaf zichzelf en is niet afhankelijk van de rechtsorde.
Het kan dus ook zijn dat er al wel een volk bestaat, maar nog geen autonome rechtsorde ( Catalunya, Koerdistan)
Politieke eenheid gaat vooraf aan juridische eenheid, en is daar dus niet afhankelijk van, staat er volledig los van.
Representatie in één pijler – De representaties zijn afhankelijk van het gerepresenteerde en niet andersom, 1 afhankelijkheidsrelatie
Volk als al bestaande politieke eenheid -> representaties
Volk als al bestaande politieke eenheid -> Grondwet, wetgeving
Volk als al bestaande politieke eenheid -> rechtsorde
Gerepresenteerde -> representaties
-> wekt de indruk dat samenbinding en het volk als politieke eenheid onaantastbaar en onveranderlijk is (dit is dus onjuist; dit bestaat helemaal niet bij voorbaat , dit kan slechts voorondersteld worden en moet telkens opnieuw worden bewezen, en kan ook veranderen naar aanleidingen van representaties als uitnodigingen)
Er wordt dus in de afbeeldingstheorie vanuit gegaan dat het volk als politieke eenheid al vast staat en zelfstandig is. De rechtsorde en de representaties vormen daar slechts een kopie van. Dit maakt de rechtsorde onaantastbaar en ondynamisch. De representaties zelf hebben geen invloed meer op hoe het volk zichzelf als politieke eenheid ziet en wetgeving en grondwetgeving kunnen dus niet bijdragen aan veranderingen in de samenleving of op een ander zicht op wat ons samenbindt. Wetgeving, de grondwet voegen dus niks toe. Het expliceert enkel datgeen dat wij al wisten
2) zelfstandigheid van de politieke eenheid:
De politieke eenheid ontstaat voorafgaand en afhankelijk van de autonome rechtsorde. Autonome rechtsorde is slechts een uitdrukking van deze al bestaande politieke eenheid. De juridische orde is afhankelijk van een vooraf bestaande politieke eenheid. Een rechtsorde is daarom nooit vanuit zichzelf autonoom.
Een voorwaarde voor haar autonomie is het volk als politieke eenheid waar zij een uitdrukking aan geeft. Het is niet de rechtsorde die autonoom is. Maar het volk waar zij een uitdrukking van is.
3) Volk als pouvoir constituant, dan pas de pouvoir constitué
4) De trias politica volgens de afbeeldingstheorie:
De afbeeldingstheorie gaat ervanuit dat de kiezers gedurende vier jaar afwezig zijn en dat het zij zijn die gerepresenteerd moeten worden via de representaties. Daarom is het logisch dat zij alleen gekozen organen als vertegenwoordigende organen aanmerken. We gaan later zien dat in de alternatieve visie het niet uitmaakt of het orgaan gekozen is of niet. Wat ertoe doet is of het orgaan het algemeen belang concretiseert.
Sterke punten van de afbeeldingstheorie
1) Een rechtsorde maakt op deze manier niet louter aanspraak op legaliteit, maar ook op legitimiteit.
2) Elke rechtsorde verwijst naar een grondslag buiten zichzelf: het is niet de rechtsorde die autonoom is, wat de rechtsorde autonoom maakt is het volk dat al bestaat als politieke eenheid, de werkelijkheid waar zij een uitdrukking van is.
3) sterke benadrukking autonomie en soevereiniteit van een volk en is daarmee sterk democratisch
-> Gehele rechtsorde is uitdrukking van het al bestaande volk, volk is grondslag van de rechtsorde, volk geeft zichzelf de grondwet en wetgeving/ is subject van (Grond)wetgeving, daarna komen pas de constitueerde machten: volk is daadwerkelijk de hoogste macht binnen de afbeeldingstheorie. Hele sterke volksopvatting: volk bestaat voorafgaand aan autonome rechtsorde en representaties. Rechtsorde en representaties zijn slechts kopie van de al bestaande werkelijkheid.
4) representatie als noodzakelijk begrip van recht en politiek
5) noodzakelijkheid van een vooronderstelde eenheid.
Zwakke punten van de afbeeldingstheorie
Zwakke punten van de afbeeldsintheorie
1) Risico op fotokopie democratie George monibot: Risico dat de afbeelding vervuild wordt en het zo dus een steeds minder duidelijke weergave wordt van het volk als geheel en daarmee een steeds minder legitieme handeling.
Volk -> GW
GW -> wetgeving
Wetgeving -> RS
—————————– -> afbeelding wordt steeds minder schep in acht genomen en vervaagt steeds meer waardoor de volkswil steeds moeilijker te ontcijferen wordt en de handelingen in de rechtsorde in die zin steeds minder legitimiteit bevatten.
2) Maakt rechtsorde onaantastbaar en ondynamisch
De rechtsorde/representatie kan totaal geen invloed uitoefenen op het volk als politieke eenheid en kan dus geen bijdrage leveren aan hoe wij onszelf zien. Dit staat vast is onaantastbaar en de rechtsorde is als het ware eenrichtingsverkeer
3) Relatieve homogeniteit, samenhorigheidsgevoel is niet van tevoren gegeven
We cannot say we, someone has to say we on behalf of the we. De inhoud van wat ons gemeenschappelijk maakt, wij als volk als politieke eenheid, ligt niet bij voorbaat vast. Iedereen heeft een ander beeld van wat het is dat ons gemeenschappelijk is ( PVV, PVDA) (Van Gogh en Goget schilderen beide het landschap op een andere manier, het) We hebben juist de representaties nodig die ons uitnodigen om onszelf als een volk te zien en dingen aan te dragen die ons gemeenschappelijk zijn, maar die wij nog niet gezien hadden. Dit brengt ons bij het kritiekpunt 4
4) Starre identiteit: de afbeeldingstheorie geeft een te eenvoudige analyse over wat precies politieke representatie inhoudt. Het gaat uit van een al bestaande politieke eenheid waar de representatie afhankelijk van is, maar deze samenhorigheid is niet bij voorbaat gegeven en we hebben juist iemand nodig die dit voor ons aanreikt en waar wij vervolgens onze schouders onder kunnen zetten. De afbeeldingstheorie onderschrijft slechts een afhankelijkheidsrelatie:
Volk -> representaties
Echter weten we dus dat het mede de representaties zijn, die maken dat wij ons als een politieke eenheid zien. Er is een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie tussen het volk en de representaties, welke de afbeeldingstheorie niet onderkent. -> De alternatieve visie op politieke representatie
Wat hebben we nu gezien?
We hebben nu dus gezien dat de afbeeldingstheorie een onvolledige analyse geeft. Het volk bestaat niet al zelfstandig van de rechtsorde en haar representaties (enkelzijdige afhankelijkheid) het is juist de rechtsorde en de representaties die het volk tot stand brengen ( Wederzijdse afhankelijkheid). Dit noemen we de alternatieve visie op politieke representatie. We gaan in de volgende weken ontwikkelen wat deze alternatieve visie inhoudt en in hoeverre de representaties in Europees verband dus hebben kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een Europees volk. Deze hoeft namelijk dus niet altijd al voorafgaand aan de grondwet en de rechtsorde te bestaan.
De alternatieve visie op politieke representaite maakt duidelijk op welke manier we kunnen spreken van een Europees volk en hoe deze tot stand is gekomen.