Week 7 Flashcards

(24 cards)

1
Q

Gowder definieert ‘rechtsstatelijk bestuur’ a.d.h.v. drie kenmerken:

A

regularity, publicity en generality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gowder en regularity in bestuurswetenschappelijk perspectief:

A

vooraf opstellen van bepaalde regels waaraan het bestuur zich dient te gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gowder en publicity in bestuurswetenschappelijk perspectief:

A

Kenbaarheid van regels en verantwoording van het bestuur (op moment dat de overheid rechtstatelijk bestuur wil hebben, moeten ze de regels dus kenbaar maken zodat het volk zich eraan kan houden en ze moeten zich verantwoorden naar het volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gowder en generality in bestuurswetenschappelijk perspectief:

A

Onpartijdig bestuur— Geen persoonlijke overwegingen maar puur toepassing van een algemene regel. Op deze manier wordt corruptie voorkomen

De regels en procedures zijn algemeen toepasbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fundamenten waarop de organisatie van de rechtsstaat is gebaseerd
Deze principes worden verwacht wanneer de rechtsstaat een ‘mode of government’ vormt

A
  1. Principe van bureaucratie
  2. Principe van machtenscheiding
  3. Principe van het gerechtelijk model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Weber beschrijft de uitdrukking van gezag adhv 6 kenmerken

A
  1. Behörde: communicatie binnen instanties verloopt vaak schriftelijk, wat resulteert in een stroom van documenten i.p.v. directe communicatie
  2. Hiërarchische principes en beroepsinstanties: zorgt voor eenduidig gezag verschillende lagen, zoals bovenaan het bestuur en dan onderaan de ambtenaren.
  3. Processen o.b.v. geschreven documentatie geschreven stukken
  4. Grondige training: autoriteiten moeten goed voorbereid/getraind worden (denk aan ambtenaren die de taken uitvoeren)
  5. Voltijdse functies: diepere betrokkenheid (als je fulltime in dienst bent ben je meer betrokken bij de organisatie dan als je bijv maar 2 dagen werkt)
  6. Beheer o.b.v. algemene regels: sterkere focus op algemene/objectieve regels i.p.v. persoonlijke kenmerken (dat hoort niet bij bureaucratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behörde (Weber uitdrukking v an gezag):

A

communicatie binnen instanties verloopt vaak schriftelijk, wat resulteert in een stroom van documenten i.p.v. directe communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hiërarchische principes en beroepsinstanties (Weber uitdrukking v an gezag):

A

zorgt voor eenduidig gezag verschillende lagen, zoals bovenaan het bestuur en dan onderaan de ambtenaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Processen o.b.v. geschreven documentatie (Weber uitdrukking v an gezag):

A

geschreven stukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grondige training (Weber uitdrukking v an gezag):

A

autoriteiten moeten goed voorbereid/getraind worden (denk aan ambtenaren die de taken uitvoeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voltijdse functies(Weber uitdrukking v an gezag):

A

diepere betrokkenheid (als je fulltime in dienst bent ben je meer betrokken bij de organisatie dan als je bijv maar 2 dagen werkt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beheer o.b.v. algemene regels (Weber uitdrukking v an gezag):

A

sterkere focus op algemene/objectieve regels i.p.v. persoonlijke kenmerken (dat hoort niet bij bureaucratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationeel/formeel legaal gezag (volgens weber):

A
  • Gezag dat wordt uitgeoefend o.b.v. grondige training, voltijdse functies en algemene regels
  • Besluiten worden genomen naar rationaliteit en rechtmatigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Deze vorm van gezag staat tegenover: (tegenovergestelde van weber)

A
  • Charismatisch gezag: gezag gebaseerd op persoonlijke aantrekkingskracht en dus niet op wetten
  • Traditioneel gezag: gezag gebaseerd op tradities en historische continuïteit en dus niet op een rationele/legale basis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sitkin en Bies (1994)
Naarmate een bestuursorganisatie meer legalistisch wordt (dus naarmate de organisatie op meer regels leunt), doen zich in toenemende mate vier paradoxen voor:

A
  1. Machtsparadox:
  2. Rationaliteitsparadox:
  3. Formaliseringsparadox:
  4. Rechtvaardigheidsparadox:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sitkin en Bies (1994) Machtsparadox

A

regels kunnen de controle van machtige partijen (zoals leidinggevende over werknemers) versterken.

17
Q

Sitkin en Bies (1994) Rationaliteitsparadox

A

hoe meer gedetailleerde regels er zijn, hoe meer deze het werk van medewerkers uiteindelijk kunnen belemmeren

18
Q

Sitkin en Bies (1994) Formaliseringsparadox

A

té formele procedures kunnen onbetrouwbaarheid van de organisatie in de hand werken. Als je stikte/formule procedures hebt kan het zijn d

19
Q

Sitkin en Bies (1994) Rechtvaardigheidsparadox

A

strikte naleving van formele regels kan sociale rechtvaardigheid ondermijnen ➔ kan ongelijkheden vergroten (rijkere kunnen wel advocaat betalen)

20
Q

… voerde de basis voor machtenscheiding en …. breidde dit later uit

A

John Locke, Montesquie

21
Q

Lipky’s theorie over ‘street-level bureaucracy’

A
  • Het werk van uitvoerders van de staat wordt gekenmerkt door schaarste en discretie (de belastingdienst bijv is gebonden aan een bepaald budget, dus ze kunnen nooit iedereen controleren want niet voldoende mankracht)
  • Schaarste + discretie: dwingt bestuurders tot het maken van keuzes in de uitvoering van regels en beleid
22
Q

Tweede-orde juridische bewustwording’

A

Het verwijst naar de manier waarop overheidsfunctionarissen (zoals handhavers of iemand die bij de gemeente werkt) de impact van juridische regels en voorschriften op staatniveau begrijpen en interpreteren.

23
Q

Informele socialisatie:

A

D. Van Kleef, T. Steen & C. Schott (2019).