ZO 1 antibiotica Flashcards

1
Q

wat is discovery void

A

na 1987 werden er geen nieuwe antibiotica meer gemaakt maar werd er alleen modificaties van bekende antibiotica gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opbouw bacterie

A
  • eencellig
  • in cytoplasma zit DNA en ribosomen
  • bacterie maakt zelf foliumzuur uit grondstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 4 aangrijppunten van antibiotica aan de bacterie zijn er

A
  1. aan de bacteriële celwand en celmembraan
  2. aan de bacteriële nucleïnezuur synthese
  3. aan synthese van foliumzuur
  4. aan bacteriële ribosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken van de groep antibiotica die aangrijpen op de celwand of celmembraan

A
  • zorgen voor het verzwakken van de bacteriële celwand of celmembraan waardoor de bacterie kapot gaat
  • vb Bèta-lactam antibioticas (bevatten allemaal een bèta-lactam ring) ook de antibiotica vancomycine en fosfomycine (wordt gebruikt bij UWI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar zijn bèta-lactam antibioticas in onder te verdelen

A
  • penicillines : penicilline, flucloxacilline, amoxicilline en amoxicilline/ clavulaanzuur
  • cefalosporines: ceftriaxon
  • carbapenems: meropenem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken van de groep antibiotica die aangrijpt op de bacteriële nucleïnezuur synthese

A
  • werken allemaal op verschillende manieren, maar zorgen dat het bacteriële nucleïnezuur niet gerepliceerd kan worden zodat er geen DNA voor nieuwe bacteriën gemaakt kan worden of ze maken het nucleïnezuur kapot
    vb: - chinolonen: ciprofloxacin
  • rifampicine
  • metronidazol
  • nitrofurantoine (wordt alleen gegeven bij UWI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kenmerken van antibiotica die aangrijpen op foliumzuur

A
  • blokkeren de aanmaak
  • foliumzuur is essentieel voor de aanmaak van basen in RNA en DNA en vele aminozuren.
  • foliumzuur kan door bacteriën niet worden opgenomen uit voedsel
  • vb: trimethoprim en cotrimoxazol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken van bacteriën die aangrijpen op de bacteriële eiwitsynthese in ribosomen

A
  • ribosomen bestaan uit een 50s en een 30s subunit
  • geven veel bijwerkingen doordat bacteriële ribosomen veel lijken op ribosomen in het menselijk lichaam
  • 50s subunit wordt geremd door:
    x macroliden: erytromycine, claritromycine en azitromycine
    x clindamycine
    x fusidinezuur
    x chlooramfenicol
  • 30s subunit wordt geremd door:
    x tetracyclinen: doxycycline
    x aminoglycosiden: gentamicine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opbouw bacteriele celwand

A
  • bestaat uit ketens peptidoglycaan -> lange ketens gevormd door twee aminosuikers: N-acetylglucosamine (NAG) en N-acetylmuraminezuur (NAM). onderling zijn ze verbonden door korte peptide(aminozuur)bruggen.
  • de peptidoglycaanlagen zijn onderling verbonden (‘crosslinked’) waardoor een dicht netwerk wordt gevormd
  • deze ‘cross linking’-reactie wordt gekatalyseerd door het penicillin binding protein (pbp), vernoemd naar het antibioticum dat deze chemische reactie verstoort (knippen van de bruggen wordt hierdoor onwerkzaam en krijg je verzwakking van de celwand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschil tussen een grampositieve en gramnegatieve bacterie

A

de grampositieve bacterie heeft een hele dikke laag peptidoglycaan. bij de gramnegatieve bacterie is deze laag dun daardoor zou de bacterie heel kwetsbaar worden dit vangt die op door een dikke buitenste membraan met veel lipopolysaccharide. in die buitenmembraan zitten porie-eiwitten (dat is een manier waar antibiotica via naar binnen kan komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

smal spectrum penicillines

A
  • penicilline
    x benzyl peniclline iv
    x feneticilline po
  • flucloxacilline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

breed spectrum penicillines

A

amoxicilline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

penicilline met betalactamase remmer

A

amoxicilline-clavulaanzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

soorten penicilline

A
  • smal spectrum
  • breed spectrum
  • penicilline met betalactamase remmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat kan beta-lactam antibiotica onwerkzaam maken

A

betalactamases (enzymen) gemaakt door bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manier wordt penicilline toegediend?

A

IV of oraal
Langwerkend intramusculair (syfilis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke infecties worden behandeld met penicilline?

A
  • Huid en keelinfecties door vergroenende streptokokken
  • Anaerobe bacterien ( alleen uit de mond-keelholte, niet uit de darm)
  • Pneumokokken
  • Syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van penicilline?

A

Huiduitslag, nier/lever functie
Kruisreactie tussen verschillende groepen b-lactam antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke infecties worden behandeld met flucloxacilline?

A

S.aureus (huid, gewricht, hartklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welke manieren kan flucloxacilline worden toegediend?

A

Oraal (op nuchtere maag) of IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van flucloxacilline?

A
  • Nierfunctiestoornissen
  • allergie
  • Kruisreactie b-lactam AB, dosis aanpassen op nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoezo treedt er weinig resistentie op voor flucloxacilline

A

is ongevoelig voor beta-lactamase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke infecties worden behandeld met amoxicilline?

A
  • huid- of luchtweginfecties door Streptokokken
    -Sommige gramnegatieve staven (e.coli)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van amoxicilline?

A
  • Huiduitslag, nier/lever functie
  • Kruisreactie b-lactam AB, dosis aanpassen op nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe wordt amoxicilline gegeven

A

IV of oraal (tablet/suspensie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe heet amoxicilline met clavulaanzuur

A

augmentin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke infecties worden behandeld met augmentin?

A

Bacteriën met betalactamase activiteit
- Gramnegatieve bacteriën (e.coli)
- Grampositieve bacteriën (s.aureus)
- Anaerobe bacteriën (alleen uit de mond-keelholte niet uit de darm)
- Infecties KNO, BWLI, OWLI, huid, buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van augmentin?

A
  • allerfie, Diarree, nier/lever functie
  • Kruisreactie b-lactam AB, dosis aanpassen op nierfunctie of leverfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

werking betalactamase remmer

A

clavulaanzuur heeft ook een betalactamring. dit is een comparatieve remmer. de betalactamase van de bacterie knipt deze ring ipv die van amoxicilline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoe kan augmentin gegeven worden

A

IV of oraal (tablet/suspensie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke infecties worden behandeld met piperacillin-tazobactam?

A

Bacteriën met betalactamase activiteit, vaak die in het ziekenhuis zijn ontstaan
- Gramnegatieve bacteriën (e.coli)
- Grampositieve bacteriën (s.aureus)
- Anaerobe bacteriën
- Pseudomonas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe wordt piperacillin-tazobactam toegediend?

A

IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van piperacillin-tazobactam?

A

Allergie
Nier/lever functie en bloedbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke cefalosporines zijn er?

A

-1e generatie: cefazoline
-2e generatie: cefuroxim
- Ceftriaxon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke infecties worden behandeld met cefazoline?

A
  • Gram positieve bacteriën (stafylokokken en streptokokken)
  • Als perioperatieve profylaxe (s.aureus)
  • Deels tegen gram negatieve staven zonder b-lactamase
  • kan therapeutisch bij S-aureus infecties als fluclozacilline niet gegeven kan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe worden cefalosporines toegediend?

A

IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van cefazoline?

A
  • Allergie
  • Dosering aanpassen aan nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke infecties worden behandeld met cefuroxim?

A
  • Gram positieve kokken (s.aureus)
  • Gram negatieve staven zonder ampC of ESBL (geen pseudomonas)
  • Buikinfecties (icm antibioticum die ook anaeroben dekt), urineweginfecties of ernstige pneumonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van cefuroxim?

A
  • Allergie
  • Dosering aanpassen aan nierfunctie
40
Q

Welke infecties worden behandeld met ceftriaxon?

A
  • Pneumonie, abdominale infecties, gewrichtsinfecties, huid- en wekedelen infecties, meningitis, endocarditis
  • Syfilis of neuro-borreliosis (Lyme)
  • Gonorroe (intramusculair)
  • Grampositieve en gramnegatieve aerobe bacteriën
41
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van ceftriaxon?

A
  • Diarree
  • Kruisallergie b-lactam antibiotica
42
Q

Welke infecties worden behandeld met meropenem?

A

Ernstige infecties: meningitis, pneumonie, urineweginfecties, intra-abdominale infecties door zeer resistente bacteriën
- Grampositief
- Gramnegatief
- Anaeroob
- Aeroob

43
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van meropenem?

A
  • Controleren bloedbeeld en leverfunctie
  • Kruisallergie b-lactam antibiotica, combinatie met valproïnezuur vermijden
44
Q

Wat is de bekendste carbapenem?

A

Meropenem
- alleen IV

45
Q

Bij welke infecties wordt vancomycine gegeven?

A

IV: infecties met gram positieve bacteriën waarvoor gebruikelijke antibiotische therapie niet geschikt is, bv MRSA, E. faecium
oraal: darminfectie met c.difficle
- wordt ook gegeven bij CNS en infecties met enterococcen

46
Q

Hoe wordt vancomycine toegediend?

A

IV 1-3x daags of continu
Oraal bij colitis door clostridium difficile (wordt niet geresorbeerd dus hoef je geen serumspiegels te bepalen)

47
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van vancomycine?

A
  • Ototoxisch en nefrotoxisch m.n.b te hoge serumspiegels
  • dosering aanpassen aan nierfunctie
  • Red Man syndroom (histamine release) (bij te snelle iv toediening)
48
Q

waarom werkt vancomycine niet op gramnegatieve bacteriën

A

zijn grote moleculen en kunnen daardoor niet de buitenmembraan passeren

49
Q

wat verstoort vancomycine

A

de cross-linking doordat ze aan de terminale D-alanyl-D-alanine uiteinde van de n-acetylglucosamine en N-acetylmuraminezuur in de celwand.

50
Q

Bij welke infecties wordt ciprofloxacin gegeven?

A
  • Gram negatieve staven
  • Klein beetje grampositieve bacteriën
  • Atypische verwekkers longontsteking (legionella)
  • Prostatitis en osteomyelitis
  • Pseudomonas
51
Q

Hoe wordt ciprofloxacin toegediend?

A

IV of oraal (goede weefselspiegels)

52
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van ciprofloxacin?

A
  • tendinitis, Achillespeesruptuur, QTc verlenging, hartafwijkingen
  • Interactie calcium, magnesium, aluminium, zink en ijzer (complex gevormd in de darm dat onoplosbaar is en daardoor minder geresorbeerd wordt)
53
Q

Wat is het aangrijpingspunt van b-lactam antibiotica?

A

Verstoring peptidoglycaanlaag in celwand

54
Q

Welke antibiotica grijpen in op de bacteriële nucleïnezuursynthese?

A
  • Chinolonen: ciprofloxacin
  • Rifampicine
  • Metronidazol
  • Nitrofurantoine
55
Q

Wat zijn aangrijpingspunten van ciprofloxacin, rifampicine en cotrimoxazol?

A

Ciprofloxacin: DNA gyrase (inductie tweezijdige breuken)
Rifampicine: RNA polymerase
Cotrimoxazol: folaatsynthese

56
Q

Welke infecties worden behandeld met rifampicine?

A

Infecties van vreemd-lichaamsmateriaal (bijv stafylokokken biofilm)
Tuberculose

57
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van rifampicine?

A
  • Rode verkleuring lichaamsvloeistoffen, griepachtig gevoel, hepatitis
  • Nooit als monotherapie (resistentie), veel interacties via Cyp450 systeem, controleer leverenzymen
58
Q

Welke infecties worden behandeld met metronidazol?

A
  • Anaerobe grampositieve of gramnegatieve bacteriën (buikinfecties)
  • Gardia Lambia, amoebe dysenterie
  • Trigomonas vaginale
59
Q

Hoe wordt metronidazol toegediend?

A

Oraal voor hoge darmspiegels

60
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van metronidazol?

A

-Perifere polyneuropathie bij langdurig gebruik
- verstoring instelling vitamine K antagonisten
-Bij alcohol gebruikt ontstaan misselijkheid, braken en rood gelaat

61
Q

wat is metronidazol

A

een prodrug en onder anaerobe omstandigheden vormen er radicalen, die binden zich aan het DNA van bacterien en maken dit stuk

62
Q

wat is cotrimoxazol

A

trimethoprim + sulfamethoxazol (1:5)

63
Q

Welke infecties worden behandeld met cotrimoxazol?

A
  • Aerobe grampositieve kokken (stafylo en strepto)
  • Gramnegatieve staven (geen pseudomonas)
  • kan gebruikt worden bij infecties door bacteriën die ESBL of AMP-c produceren
  • Prostatitis en osteomyelitis (oraal)
  • Gist pneumocystis jirovecii
  • lage dosis als profylaxe bij patienten met HIV, lage CD4 cellen Cellulair gecompromitteerde patiënten
64
Q

Hoe wordt cotrimoxazol toegediend?

A

IV of oraal (goede weefselspiegel)

65
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van cotrimoxazol?

A
  • Nefrotoxisch, beenmerg suppressief (leukopenie, tromvopenie of anemie), rash (allergie), hyperkaliaemie
  • Dosis ahv nier en leverfunctie, niet combineren met vitamine K-antagonisten omdat de instelling sterk ontregelt wordt
  • niet geven met andere foliumzuur antagonisten
66
Q

Welke antibiotica remmen de eiwitsynthese in de ribosomen van de 50S subunit?

A

Macroliden
Clindamycine
Fusidinezuur
Chlooramfenicol

67
Q

Welke macroliden zijn er?

A

Erytromycine, claritromycine en azitromycine

68
Q

Welke infecties worden behandeld met macroliden?

A
  • Grampositieve aerobe bacteriën
  • Atypische luchtwegverwekkers
69
Q

Hoe wordt erytromycine toegediend?

A

4x per dag IV en oraal (oraal gegeven in lage dosering aan IC patienten bij maagontledigingsstoornis)

  • Korte halfwaardetijd
70
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van erytromycine en claritromycine?

A
  • QT verlenging
  • Remmer CYP3a en Pgp
71
Q

Hoe wordt claritromycine toegediend?

A

2x per dag, 7 dagen oraal (H. pylori)
- Middellange halfwaardetijd

72
Q

Hoe wordt azitromycine toegediend?

A

1x per dag, 3 dagen oraal (Chlamydia)
- Zeer lange halfwaardetijd

73
Q

Wat zij bijwerkingen en bijzonderheden van azitromycine?

A
  • QT verlenging
  • Geen remmer CYP3A
  • Remmer en substraat Pgp
  • Immuunmodulerend effect
74
Q

Welke infecties worden behandeld met clindamycine?

A

Grampositief
Anaeroob
Osteomyelitis

75
Q

Hoe wordt clindamycine toegediend?

A

IV of oraal (goede weefselspiegels)

76
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van clindamycine?

A
  • Pseudomembraneuze colitis
  • Neuromusculair blokkerende werking zodat de werkzaamheid van spierrelaxantia kan worden versterkt
77
Q

waar wordt azitromycine bij gegeven door het immuun modulerend effect

A

CF
na longtransplantatie om inflammatie te voorkomen

78
Q

wat is een CI bij claritromycine

A

cholesterolverlager atorvastatine gecontraindiceerd omdat er toxische spiegels
kunnen optreden

79
Q

indicaties voor macroliden

A
  • bovenste of onderste luchtweginfectie/ atypische luchtweginfectie
  • huidinfecties met streptokokken
80
Q

Welke infecties worden behandeld met fusidinezuur?

A

Huid of oog infecties (zalf)
Grampositief inclusief stafylokokken
mn huidinfecties en osteomyelitis

81
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van fusidinezuur?

A
  • Leverenzym en nierfunctie stoornissen, rhabdomyolysis
  • Metabolisatie door en remming van CYP3A
82
Q

Welke infecties worden behandeld met chlooramfenicol?

A

Grampositief en gramnegatief (oogzalf of druppel)
dus breedspectrum
in westerse wereld wordt het bijna niet meer gebruikt door de bijwerkingen

83
Q

Wat zijn bijwerkingen van chlooramfenicol?

A

Irreversibele beenmerg remming als oogzalf niet

84
Q

Welke antibiotica remmen de eiwitsynthese in ribosomen van 30S subunit?

A
  • Tetracyclinen: doxycycline
  • Aminoglycosiden: gentamicine
85
Q

Welke infecties worden behandeld met doxycycline?

A
  • BLWI en OLWI (ook pneumonie door atypische verwekkers)
  • Lyme, Q-koorts, malaria, leptospirose, rickettsiosen, syfilis
86
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van doxycycline?

A
  • Fotosensibiliteit, irreversibele verkleuring van tanden, hepatotoxisch
  • Niet bij zwangeren en kinderen tot 8 jaar i.v.m irreversibele werking van tanden
  • Orale magnesium-, bismut-, aluminium-, calcium-, zinkbevattende preparaten en ionenwisselaars verminderen door
    vorming van onoplosbare complexen de absorptie van oraal toegediend doxycycline
  • Geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen (o.a. antacida), kunnen de absorptie van doxycycline verminderen
87
Q

Welke infecties worden behandeld met gentamicine?

A

Ernstige infecties
- Aeroob gramnegatief
- kunstklep- of enterococcen Endocarditis, grampositieve bacteriën ( s.aureus)
- UWI kan het als enige therapie gegeven worden

88
Q

Hoe wordt gentamicine toegediend?

A

IV icm b-lactam antibioticum

89
Q

Wat zijn bijwerkingen en bijzonderheden van gentamicine?

A
  • Nefrotoxisch, ototoxisch
  • Serumspiegels voor dosering, dosis ahv nierfunctie -> een hoge topspiegel geeft betere effectiviteit; een hoge dalspiegel gaat gepaard met meer toxiciteit
90
Q

Welke antibiotica worden gebruikt bij urineweginfecties?

A
  • Ongecompliceerd: nitrofurantoïne (1e keus, fosfomycine (2e keus) en trimethoprim (3e keus)
  • Cystitis bij mannen: nitrofurantoïne, trimethoprim
91
Q

Hoe werken de antibiotica tegen urineweginfecties?

A

Via spiegel in urine
G.I bij klaring:
- Nitrofurantoïne: < 30 ml/min
- Fosfomycine: < 10 ml/min
- Trimethoprim: aanpassen aan nierfunctie

92
Q

Wat is de dosering en bijwerkingen van nitrofurantoïne?

A
  • 5 dagen (vrouw), 7 dagen (man)
  • Pneumonitis, leverfalen, agranulocytose
93
Q

Wat is de dosering van fosfomycine?

A

Eenmalig 3 gram

94
Q

Wat is de dosering en bijwerkingen van trimethoprim?

A

3-5 dagen (vrouw) en 7 dagen (man)
- hyperkaliemie; hematologische afweer door foliumzuur deficientie

95
Q

hoe wordt doxycycline toegediend

A

iv of oraal