VO 14.1 DD immunologie II Flashcards

1
Q

Welke beelden passen bij ‘s ochtends moe wakker worden?

A

psychisch, slaapproblemen (stress, slaapapneu)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke beelden passen bij moeheid die verergerd bij inspanning?

A

lichamelijke vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welk ziektebeeld lijkt het syndroom van Sjögren? Wat is de prevalentie van beide ziektebeelden?

A

Sarcoïdose kan erg lijken op het syndroom van Sjögren. Syndroom van Sjögren is de meest voorkomende AID bij vrouwen (1:500). Prevalentie sarcoïdose bij vrouwen (1:1000).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke onderzoeken kun je doen om onderscheid te maken tussen sarcoïdose en het syndroom van Sjögren?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke antistoffen moet je hebben om de diagnose SLE te stellen?

A

Je moet een positieve ANA hebben om de diagnose SLE te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke antistoffen moet je hebben om de diagnose SvS te stellen?

A

anti-SS-A, je ziet hierbij een gespikkeld patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de beschikbare technieken voor detectie van auto-antistoffen?

A

Anti-nucleaire antistof (ANA):
- Indirecte immunofluorescentie
Anti-dsDNA en anti-ENA (extraheerbaar nucleair antigeen):
- ELISA
- Immunoblot
- FEIA (ImmunoCAP)
Anti-CCP (past bij reumatoïde artritis) en reumafactor
- ELISA
- FEIA (ImmunoCAP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je bij sarcoïdose op de X-thorax?

A

Sarcoïdose X-thorax, biliaire lymfadenopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarop hebben mensen een hoger risico bij SvS?

A

Mensen met SvS hebben een hoger risico op een lymfoom. Vragen naar B-symptomen: gewichtsverlies, koorts, nachtzweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de prognose van SvS?

A
  • leven: goed
  • kwaliteit van leven: slecht
  • 5-8 % ontwikkelt een non-Hodgkin lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van SvS?

A
  • hydroxychloroquine (Plaquenil)
    o disease modifying
    o ontstekingsremmend
    o normaliseert hypergammaglobulinemie
    o helpt soms voor de moeheid
  • pilocarpine (stimuleert muscarine M3-receptor)
    o stimuleert speeksel- en traanvorming bij ong. 60%
  • medicatie tegen schimmelinfectie van de mond, bv.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt Raynaud getriggerd?

A

Raynaud wordt getriggerd door kou en lichamelijke stress.
- Vasoconstrictie door stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de verschillende kleurveranderingen van de vingers die we zien bij het fenomeen van Raynaud?

A

Wit ischemie, blauw cyanose, rood doorbloeding op gang. (hyperaemie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je doen om onderscheid te maken tussen primaire of secundaire Raynaud?

A

Nagelriemmicroscopie. Primaire vorm vaatbed nagelriem normaal, secundair vaat structuur verstoord en beschadigd. Secundaire raynaud: kan leiden tot ischemische complicaties, met ulceratie en amputatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de behandeling van Raynaud?

A

Handen warm houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het longbeeld dat we tegenkomen bij veel auto-immuunziekten?

A

Bij veel AID een interstitieel longbeeld: droge hoest, dyspnoe d’effort, fibrose.

17
Q

Wat zijn de afwijkingen in organen die kunnen ontstaan bij systemische sclerose?

A
18
Q

Wat is een kenmerk van de huid dat past bij SSc?

A

Teleangiëctasieën past ook bij SSc. Ook rond de lippen en in de mondholte.

19
Q

Welke antistoffen passen bij SSc?

A

Anti-Scl70 past bij SSc. Vaak ernstiger en progressiever beeld dan anti-centromeer.

20
Q

Welke twee vormen van SSc onderscheiden we?

A
21
Q

Wat is de aantasting van de huid door SSc?

A

fragmentatie van de reticulinevezels, toename van collageenvezels. Vervagen van de grens tussen reticulaire en papillaire dermis. Daarnaast zien we fibrosering. Toename collageenvezels –> doorbloeding minder –> fibrose.
Collageenvezels zorgen er ook voor dat je jonger lijkt. Ook zorgt het strakker worden van de huid voor minder bewegingsmogelijkheden van de vingers.

22
Q

Wat is de epidemiologie van SSc? En wat zijn de oorzaken van SSc-gerelateerde sterfte?

A
23
Q

Wat is de behandeling van SSc?

A

Geen bewezen effectieve behandeling. Remming collageensynthese met behulp van colchicine / HCQ. Nut corticosteroïden is twijfelachtig. MTX / MMF etc. Gericht op complicaties, bv bij pulmonale (botensan, sildenafil) en renale HT (ACE-remmers). Experimenteel in ernstige gevallen: autologe SCT, imatinib, biologics.

24
Q

Noem een aantal voorbeelden van systemische auto-immuunziekten waarbij artritis kan voorkomen?

A
  • RA
  • SvS
  • SLE
  • MCTD
  • SSc
  • PM/DM
25
Q

Wat is de behandeling van SLE?

A
  • hydroxychloroquine (Plaquenil®)
    o ontstekingsremmend en disease-modifying
    o remt productie auto-antistoffen
  • carbasalaatcalcium 38 mg (“kinderaspirine”) i.v.m. fenomeen van Raynaud
  • verder afhankelijk van orgaanbetrokkenheid: prednisolon, azathioprine, cyclofosfamide, mycofenolaten, belimumab (blokkade van B-lymphocyte stimulator, BLyS)
  • statine i.v.m. grote kans op vroege atherosclerotische complicaties?