wrap up week 15 Flashcards

1
Q

Welke verdeling van helminthen maken we?

A

rondwormen, platwormen (lintwormen en zuigwormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zijn rondwormen en platwormen onderdeel van dezelfde monofylogenetische groep?

A

Nee, hierdoor is de behandeling ook anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de impact van worminfecties in de wereld?

A

25-30% van de wereld heeft een intestinale worminfectie. Het heeft een hoge prevalentie, maar een lage mortaliteit (hoge morbiditeit), daarom wordt het meestal als klinisch niet significant gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ontwikkelingscyclus van aarsmaden: enterobius vermicularis?

A

Eieren orale inname, komen uit in de darm (wormen zijn 1 cm groot), bevruchting tussen man en vrouwtje, vrouwtje legt eieren rondom de anus. Die kunnen zorgen voor jeuk, waardoor je gaat krabben en het aan je hand zit, dus vooral overdracht bij jonge kinderen omdat deze een slechte hygiëne hebben. Of de eitjes komen uit en je ziet wormpjes in de ontlasting.
Er is geen sprake van weefselinvasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de diagnostiek van enterobius vermicularis?

A

Plakbandpreparaat, fecesonderzoek: allebei onder de microscoop kijken naar wormen of eieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de behandeling van enterobius vermicularis?

A

1dd 100 mg mebendazol voor 14 dagen. Gezinsleden meebehandelen, niet geven aan zwangeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ontwikkelingscyclus van ascaris lumbricroides?

A

Orale inname van eieren, larven komen uit in de darm, penetreren de mucose, komen in bloedvaten gaan naar de longen, worden opgehoest, doorgeslikt en groeien uit tot volwassen larven (even groot als een pen). Deze planten zich geslachtelijk voort, en de eieren worden weer uitgescheiden. Komt voor in gebieden met slechte hygiëne en sanitatie.
De cyclus duurt 60 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de diagnostiek van ascaris lumbricoides?

A

Aanwezigheid van eieren, wormen in de ontlasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de symptomen van ascaris lumbricoides?

A

door weefselmigratie ontstaat het Löffler syndroom: eosinofilie, koorts, pulmonair infiltraat, hoesten.
daarnaast nog andere klachten als de darm voller komt te zitten met wormen: ondervoeding, buikpijn, obstructie, afsluiting van gangen.
Daarnaast zien we ook stijging van het IgE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling van ascaris lumbricoides?

A

1 malige dosis van 400mg albendazol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ontwikkelingscyclus van strongyloidus stercoralis?

A

Larven komen voor in vochtige gebieden (zoals Suriname en de (sub)Sahara in Afrika) en penetreren de huid, komt in de bloedvaten terecht, gaat naar de longen, wordt opgehoest, doorgeslikt en komt in de darm waar ze uitgroeien tot volwassen wormen en geslachtelijke voortplanting plaatsvindt. De eieren komen in de darm al uit, hierdoor kan er auto-infectie (door auto-infectie kan de infectie jaren tot decennia duren) plaatsvinden: via de darm of perianaal en ook zie je larven in de ontlasting.
De larven kunnen zich ook buiten de mens ontwikkelen en voortplanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de symptomen van strongyloides stercoralis?

A

Löffler syndroom, larva cutana migrans (jeuk) meestal perianaal, buikpijn, diarree, vocht, pneumonie, koorts.
Kan bij immuuncompetente mensen asymptomatisch verlopen. Bij immuungecompromitteerden kan er verspreiding naar andere organen optreden, het kan abcessen geven, het kan leiden tot een hyperinfectie, of zelfs sterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de diagnostiek van strongyloides stercolaris?

A

Serologie, fecesonderzoek (kan pas na een maand, prepatente periode van larven), PCR, BAL, liquorpunctie. Daarnaast kan er sprake zijn van eosinofilie, dit zie je niet bij mensen immuungecompromitteerd zijn, immuunsuppressie gebruiken of bij een hyperinfectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de behandeling van strongyloides stercoralis?

A

2 maal daags ivermectine 0,2mg/kg, duur is afhankelijk van de ernst. Mensen met een transplantatie, hematologische patiënten, of patiënten met een hoge dosis corticosteroïden worden na hun tropen bezoek gescreend op strongyloides stercoralis omdat het een hogere mortaliteit heeft dan malaria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de afweer tegen worminfecties?

A

De Th2 cel is hierbij betrokken, productie van de cytokines IL4, IL5 en IL13. IL5 stimuleert de eosinofielen, IL4 stimuleert de B-cellen tot productie IgE. IgE zorgt voor degranulatie van mestcellen –> contractie van de mucosa (vasoconstrictie door histamine), hierdoor kunnen de wormen niet meer door de darm. IL4 en IL13 zorgen voor meer mucus productie (versterken barrière) en voor activatie van de macrofagen die zorgen voor herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de epidemiologie van schistosomiasis?

A

5 typen die de mens kunnen infecteren. 10% heeft een ernstige infectie, groot deel asymptomatisch. Komt vooral voor in (sub)sahara Afrika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de ontwikkelingscyclus van schistosomiasis?

A

Eieren komen uit de urine/feaces en komen uit in een hypotone omgeving door opzwelling. De larven hebben cilia en migreren naar een zoetwaterslak, daar ontwikkelen ze zich tot een volgend stadium. Dit stadium kan de huid van de mens penetreren en migreert zich via de long naar de lever waar het zich seksueel voortplant. Vervolgens gaan ze afhankelijk van de soort naar het portale systeem van de darm of naar de plexus van de blaas. Ze hebben een zuignap waarmee ze zich door de bloedvaten kunnen voortbewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de pathogenese van schistosomiasis?

A

De wormen zorgen niet voor de klachten, leveren ook geen immuunrespons op omdat ze de T-regs met beïnvloedende factoren activeren. De eieren zorgen met name voor de klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de fase 1 van een schistosomiasis infectie?

A

invasie stadium
cercariën dermatitis (jeuk, papillaire uitslag, na 2-3 dagen is het weg)
preventie: niet zwemmen, goed afdrogen, water joderen, chloreren, verhitten
behandeling: anti-pruritis of anti-histaminica
wordt vooral veroorzaakt door niet humane soorten en komt ook voor in Nederland (zwemmersjeuk)

20
Q

Wat is de fase 2 van een schistosomiasis infectie?

A

katayama syndroom
2-8 weken na infectie. Invasie door de weefsels, diagnostiek met serologie.
Klachten: koorts, eosinofilie, oedeem, urticaria. Overige klachten: lethargie, gewrichts-, hoofd- en spierpijn, hoesten en diarree.
We zien het vooral bij niet-immune personen met een eerste zware infectie

21
Q

Wat is de fase 3 van een schistosomiasis infectie?

A

gevestigde infectie: eiproductie komt op gang
blaas: beschadiging van de blaaswand: hematurie, dysurie, ernstige infecties
darm: geven ulceraties: buikpijn, dysenterie, bloed bij de ontlasting, diarree, vermoeidheid.
Diagnostiek: serologie, urine antigeentest, eieren in de ontlasting/urine microscopisch, PCR

22
Q

Wat is de fase 4 van een schistosomiasis infectie?

A

50% van de eieren blijft achter: chronische schistosomiasis
- darm: decompensatie van de lever, ascites, pseudopolyposis, leverfibrose, hepatosplenomegalie, portale hypertensie
- blaas: blaascarcinoom, tuberkels, pseudo-papillomas, ureter stenose, hydronefrose, uremie, nierfunctiestoornissen, slechte blaasfunctie.

23
Q

Wat is de behandeling van schistosomiasis?

A

Praziquantel, eenmalig dosis 40-60 mg/kg. We behandelen altijd, omdat achterblijvende eieren kunnen leiden tot granuloomvorming. De therapie is eigenlijk alleen effectie tegen volwassen wormen –> 8 weken na infectie.

24
Q

Wat is de hygiëne hypothese?

A

worminfectie zorgen voor onderdrukking van Th2 respons. Deze respons is betrokken bij allergieën, daarom komen in gebieden met slechtere hygiëne minder allergische reacties voor. Daarnaast zijn Th1 en Th2 met elkaar in evenwicht, mensen die meer infecties hebben gehad, hebben een hoger Th1 en lager Th2 deze mensen hebben ook minder kans op een allergische reactie. Na de geboorte is Th2 hoog.
virussen en intracellulaire bacteriën zorgen voor upregulatie Th1 en bacteriën, wormen, allergenen zorgen voor upregulatie Th2.

25
Q

Hebben mensen die leven op een boerderij vaker een allergie?

A

Nee deze mensen zijn al vroeg blootgesteld aan verschillende allergenen, dus de kans op het ontwikkelen van een allergie als je opgroeit op een boederij is lager.

26
Q

Hebben mensen die geboren zijn via een keizersnee vaker een allergie?

A

Ja, omdat ze geen blootstelling hebben gehad aan de bacteriën van het baringskanaal, we zien dit ook vaker bij ouders die al allergisch zijn.

27
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 1 overgevoeligheidsreactie?

A

IgE en Th2 cytokinen
mestcellen en basofielen granulocyten
ziektebeelden: anafylactische shock, CARA, atopisch eczeem
klachten: acute urticaria, CARA, allergisch oedeem, OAS, rhinitis, constitutioneel eczeem, anafylaxie

28
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 2 overgevoeligheidsreactie?

A

IgG en IgM
binden aan celoppervlak antigeen, complement activatie, fagocytose en celdestructie.
Ziektebeelden: problemen bij bloedtransfusie, geneesmiddelen overgevoeligheid, rhesus antigenen
Klachten: purpora, hemolytische anemie, trombocytopenie, agranulocytose, chronische urticaria

29
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 3 overgevoeligheidsreactie?

A

IgG en complement
IgG en antigeen, activeren complement slaan neer, dit leidt tot weefselschade. Betrokkenheid van neutrofiele granulocyten.
Ziektebeelden: serumziekte, geneesmiddelenovergevoeligheid, arthus reactie.
Klachten: serumziekte, vasculitis, nefritis, dyspnoe, koorts, allergische alveolitis, exantheem, gewrichtsklachten.

30
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 4 overgevoeligheidsreactie?

A

T-celgemedieerd: Th1 en APC
Geactiveerde macrofagen zorgen voor weefeselschade en ontstekingsreactie in de huid. Betrokkenheid CD8+ T-cellen.
Ziektebeelden: contact allergie, mantoux reactie, transplantaatafstoting
Klachten: maculopapuleus exantheem, contact eczeem, toxische epidermale necrolyse, contactdermatitis, contacturticaria.

31
Q

Wat zijn de kenmerken van acute urticaria?

A

veel jeuk, angio-oedeem en systemische klachten (gastro-intestinaal, benauwdheidsklachten)

32
Q

Welke mediatoren spelen een rol bij de directe reactie? En waarvoor zorgen ze?

A

Leukotrieën C, D, E, PAF, kininen, chymase, tryptase, prostaglandine, histamine.
Zorgen voor vasodilatatie, bronchoconstrictie, oedeem, mucussecretie, zenuwstimulatie.

33
Q

Welke mediatoren spelen een rol bij de indirecte reactie? En waarvoor zorgen ze?

A

Leukotrieën B4, PAF, IL4, IL5, IL13, TGF-alfa.
Leukocyten adhesie, migratie en activatie en productie van IgE, activatie van eosinofielen, basofielen en T-cellen.

34
Q

Hoe kun je een directe en indirecte reactie onderscheiden op basis van huidbeeld?

A

direct: kleine zwellingen op rode ondergrond
indirect: meer vocht dus grotere zwelling en voelt warm aan. Kan ook pijnlijk zijn.

35
Q

Wat is het verloop van de FEV1 na inhalatie van een allergeen en met welke medicatie kun je hierop inspelen?

A

Je hebt twee bronchoconstrictieve fase.
1. acute fase: door histamine en IgE, inspelen met anti-histaminica
2. late fase: door immuuncellen: T-cellen en granulocyten, met corticosteroïden

36
Q

Welke huidleasies kun je zien bij een type 3 overgevoeligheidsreactie?

A

exantheem en purpora door de vasculitis.

37
Q

Wat is pemphigus?

A

Auto-immuunreactie tegen desmogloïnen: zorgt voor blaarvorming, epidermis tot stratum basale laat los. desmogloïnen zijn de adhesie structuur is desmosomen.

38
Q

Waarom is de huid vaak betrokken bij type 4 reacties?

A

Omdat er veel T-cellen in de huid zitten.

39
Q

Welke soorten overgevoeligheidsreacties op een geneesmiddel komen het vaakst voor?

A

type 3 en 4

40
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van een immunocap?

A

voordelen:
- medicatie heeft geen invloed op de uitslagen
- één bloedafname
- kan onderzoek gedaan worden naar specifiekere antigenen
- Geen kans op een allergische reactie
nadelen:
- uitslag duurt een week
- uitslag soms moeilijk te interpreteren bij hoog totaal IgE en CCD’s.

41
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van een huidtest?

A

voordelen:
- snel de uitslag
- mogelijkheid om een grote diversiteit aan antigenen te testen
nadelen:
- kans op allergische reactie
- enkele dagen van te voren stoppen met anti-histaminica
- meerdere prikken nodig met allergeenextract
- kwaliteit afhankelijk van uitvoerende en allergeenextract
- kan niet bij elk huidtype

42
Q

Welke voedselallergenen komen voor bij volwassenen?

A

Pinda, noten, pitvruchten, vis, schaal en schelpdieren

43
Q

Welke voedselallergenen komen voor bij kinderen?

A

Pinda, noten, koemelk, kippenei, schaal- en schelpdieren, tarwe.

44
Q

Wat zijn de criteria voor de diagnose constitutioneel eczeem?

A

Major: jeuk
Minor > 3
- astma of hooikoorts (< 4 jaar, positief eerstegraads familielid)
- anamnese van eczeem in de plooien
- zichtbaar eczeem flexuraal (< 4 jaar, voorhoofd, wangen, strekzijde extremiteiten)
- voorgeschiedenis van droge huid
- klachten voor de 2 jaar

45
Q

welke kenmerken van eczeem zijn geassocieerd met het ontwikkelen van een voedselallergie?

A

de leeftijd waarop je eczeem krijgt en de ernst van het eczeem.

46
Q

welke factoren beïnvloeden het microbioom en de kans op een allergie gunstig en welke ongunstig

A

gunstig: borstvoeding, vaginale geboorte, blootstelling aan dieren, juiste combinatie van micro-organismen in het darmmicrobioom
ongunstig: flesvoeding, AB, opgroeien in de stad, infectie met E. coli op jonge leeftijd.

47
Q

Welke factoren kunnen zorgen voor verandering van de commensale flora?

A

AB, flesvoeding, keizersnee, westersdieet, eleminatie van enterobacteriën.