Aantekeningen tentamens Flashcards

1
Q

Met welke techniek moet de ANA worden bepaald voor het stellen van de diagnose SLE?

A

Met indirecte immunofluorescence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is anti-TPO een goede marker voor een auto-immuun schildklierziekte?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke laboratoriumuitslag past niet bij SLE?

A

verhoogd CRP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een dermatofyt?

A

Een dermatofyt is een schimmel die parasitaire infecties veroorzaakt op de huid, haar of nagels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de pathogenese van coeliakie?

A

Gluten bestaan uit gliadinepeptiden die veel glutamine residuen bevatten. Het enzym tTG deamineert de glutamine residuen tot glutamaat in de peptiden tot die in de lamina propria aangekomen zijn. Vervolgens kunnen deze glutamaat bevattende peptiden binden aan HLA-DQ2.5 en/of -DQ8 MHC klasse moleculen, die een sterke affinteit hebben voor dergelijke peptiden, op antigeen presenterende cellen, welke op hun beurt deze complexen presenteren aan specifieke T cellen die vervolgens gestimuleerd worden om IFN-gamma te produceren. Dit proces is een essentieel onderdeel van de darmontsteking en dus van de pathogenese van coeliakie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met welke auto-immuunziekte(n) is pernicieuze anemie vaak geassocieerd?

A
  • diabetis mellitus type I
  • vitiligo
  • ziekte van Addison
  • ziekte van Graves
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de behandeling van actieve sarcoïdose?

A

Prednison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een jonge man presenteert zich met een endocarditis. Hij blijkt bij lichamelijk
onderzoek ook uitgebreide niet wegdrukbare huidlaesies te hebben op de benen.
Hoe worden deze huidlaesies veroorzaakt?

A

Dit is een leucocytoclastische vasculitis als gevolg van circulerende immuuncomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Insectenallergie kan een levensbedreigende allergie zijn. De klinische verschijnselen worden naar mate van ernst geclassificeerd in graden van Mueller. Een reactiegraad van II of hoger van Mueller is een absolute indicatie voor immunotherapie.
Wat zijn drie contra indicaties voor deze therapie?
a angst bij de patiënt, auto- immuunziekten, NSAID overgevoeligheid
b beroep van Imker, systemische aandoeningen, gebruik van bètablokkers
c kinderen onder de 15 jaar, angst bij patiënt, zwangerschap
d zwangerschap, gebruik van Bètablokkers, auto- immuunziekte

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee beweringen met betrekking tot Staphylococcus aureus bacteriemie zijn:
1 De oorzaak van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is vaak een endocarditis.
2 De mortaliteit van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is hoger dan van een hospital-acquired Staphylococcus aureus bacteremia.
Welke bewering is of welke zijn juist?

A

Beiden juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke van de onderstaande beweringen is juist?
a Recidiverende herpes labialis is een risicofactor voor het krijgen van Herpes
simplex-virus encephalitis.
b Bij verdenking op een virale meningitis bij een kind, is het Herpes simplex virus
de meest waarschijnlijke verwekker.
c Een pneumokokkenmeningitis bij een kind van 2 jaar dat normaal volgens het Rijks Vaccinatie programma is gevaccineerd, wijst op vaccinfalen.
d De kans op neurologische restschade is bij een kind met een pneumokokkenmeningitis groter dan bij een meningokokkenmeningitis.

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij welke gastheersoorten veroorzaakte de Westnijlziekte sterfte?
a mensen
b paarden
c wilde vogels
d zowel mensen, paarden als wilde vogels

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

H5N1 influenza kan ernstige longontsteking bij mensen veroorzaken.
Op welke manier worden mensen meestal geïnfecteerd met H5N1
influenzavirus?
a door contact met andere mensen
b door contact met kippen
c door contact met wilde vogel

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een 35-jarige man heeft wisselend onbeschermd seksueel contact met mannelijke
en vrouwelijke partners. Hij presenteert zich met een hepatitis, zijn serum transaminasen (AST, ALT) zijn vijfmaal de bovengrens van normaal. Bij nader onderzoek betreft het een chronische HBeAG(+) HBV-DNA positieve hepatitis blijkt te zijn. Gezien zijn risico gedrag doe je ook een anti-HIV test die positief is.
Welke behandeling is aangewezen voor zijn HBV infectie?
a afwachten
b HAART therapie gericht op HIV en HBV
c lamuvidine monotherapie
d tenofovir monotherapie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de maximale incubatietijd, in dagen, van hoog-besmettelijke virale hemorragische koortsen?
a 7 dagen
b 14 dagen
c 21 dagen
d 28 dagen

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van acne vulgaris?

A

comedonen
inflammatoire papels / pustels / papulopustels
littekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de sensibilisatie fase en de effector fase bij een allergische reactie?

A

Sensibilisatie fase:
Het allergeen wordt door de Antigeen presenterende cel (APC) aan de T-lymfocyt gepresenteerd. Vervolgens produceert de T-helper 2 (TH2) cel cytokines IL4, IL13 en IL5. IL4 en IL13 zetten de B-cel aan tot Specifiek IgE productie tegen het allergeen en IL5 activeert de aanmaak van eosinofielen.
Effector fase:
Het IgE komt via de bloedbaan in contact met de mestcel waarbij het zich op de wand van de mestcel manifesteert. Bij contact met het allergeen vind er cross-linking plaats en degranuleert de mestcel. Dit is de directe reactie. Hierbij komen mediatoren vrij waaronder histamine, maar ook IL4, IL13 en IL5. Met name het hoge aantal eosinofielen veroorzaken de late reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke Interleukine speelt een belangrijke rol bij subcutane immunotherapie?

A

IL-10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De arts en demograaf Thomas McKeown betoogde (al in de jaren ’70) dat niet de medische vooruitgang, maar economische factoren van doorslaggevend belang zijn geweest bij de terugdringing van sterfte aan infectieziekten, zoals tuberculose, in westerse landen.
Wat is een belangrijke kanttekening, die onder andere door de Britse historica Vanessa Heggie is geplaatst, bij de redenering van McKeown?

A

McKeown ging er vanuit dat ziekten en ziektebegrippen onveranderlijke gegevenheden zijn, maar bijvoorbeeld ‘tuberculose’ in 1850 was iets heel anders dan tuberculose in 1950.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem drie systeemziekten waarbij artritis kan voorkomen

A

reumatoïde artritis, SLE, Sjögren, MCTD, systemische sclerose, poly-/dermatomyositis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een mantouxtest?

A

Een type IV overgevoeligheidsreactie, bij mensen waarbij dit niet optreedt hebben eeen vertraagde hypersensitiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Door welke verwekkers wordt hand-voet-mondziekte veroorzaakt?

A

Coxsackie virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke vezels begeleiden pijn naar het zenuwstelsel, welk onderscheid maken we hiertusssen?

A

gemyeliniseerde A vezels, ongemyeliniseerd C vezels. A vezels zorgen voor snel: bij elektische pijn, acute pijn, scherpe pijn, prikkende pijn. C vezels zorgen voor langzaam: jeukende pijn, trage brandende pijn, chronische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de behandeling van een acuut bacteriële meningitis?

A

Meropenem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe ziet een volwassen bedwants eruit?

A

Dorsoventraal afgeplat, duidelijke ogen, korte kop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de kenmerken van Giardiasis?

A

Cysten die je kunt opnemen in gecontamineerd voedsel/water –> trofozoïeten, niet invasief. Zorgen voor gestoorde opnmae in de darm, kortere villi –> deficiënten en overgevoeligheid voor bepaalde nutriënten. Later in de darm kunnen er weer cysten ontstaan. Symptomen: waterige tot brijige diarree, eerst asymptomatisch, geen bloedbijmenging, wel slijm, flatulentie, bovenbuikkrampen. De deficiëntie kan leiden tot gewichtsverlies en anemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Je bent kinderarts. Je neemt een zuigeling van twee maanden oud op de kinder-intensive care op in verband met forse hoestbuien met apnoe’s. Je hebt een sterke verdenking op kinkhoest.
Welke diagnostiek is zinvol om je verdenking te onderbouwen?
A totaal aantal lymfocyten, nasofarynx PCR op B. pertussis
B totaal aantal lymfocyten, faeceskweek op B. pertussis
C IgG tegen pertussistoxine, totaal aantal neutrofielen
D Nasofarynxkweek op B. pertussis, totaal aantal lymfocyten

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Infecties van de lagere luchtwegen, waaronder pneumonie, zijn wereldwijd doodsoorzaak nummer één bij kinderen. Kennis van de symptomen en bevindingen uit aanvullend onderzoek is van groot belang voor tijdige herkenning en behandeling.
Geef vier verschillende bevindingen uit lichamelijk of aanvullend onderzoek die bij het onderzoek van kinderen doorgaans aanwezig zijn in geval van pneumonie.

A
  1. Tachypnoe, dyspnoe
  2. Koorts
  3. Afwijkende longauscultatie (bijgeluiden, bronchiaal ademen, verminderd ademgeruis)
  4. Hoesten
  5. Infiltraat op de thoraxfoto
  6. Laboratoriumafwijkingen passend bij infectie (verhoogd CRP, BSE, leukocyten, linksverschuiving in differentiatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Lamivudine monotherapie was het eerste orale antivirale middel dat het enzym hepatitis B-polymerase kon remmen. Het voordeel is dat het weinig toxisch is, het nadeel dat er resistentie kan ontstaan waarmee het therapeutisch effect verloren gaat. Bij hoeveel procent van de behandelde patiënten is naar schatting het virus na één jaar resistent geworden voor het
geneesmiddel?

A

15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de lagen van tranen en welke testen kun je hiervoor doen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de toedieningsvormen van immunotherapie voor allergie? En geef een voorbeeld van de allergenen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noem minimaal vier beroepen met daarbij het specifieke allergeen waarvoor men allergisch is.

A

Bakkers: allergie voor granen en a-amylase
Laboratorium medewerkers: werken met Proefdieren
Kappers: aminen
Farmaceutische industrie: Antibiotica, opiaten
Metaal werkers: platina zouten, metalen, kobalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de kenmerken van Mary Mallon?

A
  • Mary Mallon had een lage sociale status: ze was vrouw, bediende (kokkin in huizen van welgestelde families) en bovendien een Ierse immigranten de tyfusuitbraken die zij veroorzaakten troffen juist welgestelde kringen.
  • Mary Mallon had een ‘slechte pers’. Zij werd in de media afgeschilderd als ‘Typhoid Mary’ en een groot gevaar voor de volksgezondheid (‘chronische tyfusbacterieverspreider’ / ‘a typhoid factory’), en met allerlei compromitterende foto’s, verhalen en spotprenten ontstond er een heel negatieve publieke beeldvorming van haar (lelijk uiterlijk, moeilijk karakter, etc.).
  • Opvallend is dat de negatieve waardeoordelen over Mary Mallon nog vele decennia lang door klonken in de medische vakliteratuur, pas in 1995 verscheen er voor het eerst een artikel in de medische literatuur met een kritisch geluid over de manier waarop met haar was omgegaan.
  • Toen Mary Mallon overleed waren inmiddels meer dan 400 asymptomatische dragers van S. typhi bekend. Geen van hen is opgesloten of in
    quarantaine is geplaatst.
  • Mary Mallons rechten als individu werden ondergeschikt gemaakt aan de angst voor besmetting met buiktyfus, met een jarenlange ballingschap tot gevolg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Drie verwekkers van subacute natieve klep endocarditis zijn:
1. Staphylococcus aureus
2. Streptococcus oralis
3. Enterococcus faecalis
Wat is de juiste volgorde van de verwekkers, van vaak naar minder vaak voorkomend?

A

2-3-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Inmiddels zit in de meeste sierraden vrijwel geen nikkel meer, maar zo’n 20 jaar geleden was dit nog anders. Jongens en meisjes die gaatjes in hun oorlellen lieten prikken en oorbellen met nikkel droegen, ontwikkelden regelmatig een nikkelallergie. Als ze, voor het prikken van de gaatjes, een beugel hadden, was de incidentie waarmee nikkelallergie optrad, verlaagd.
Geef hiervoor in maximaal 20 woorden een verklaring. (2p)

A

Door het dragen van een beugel trad orale tolerantie tegen nikkel op. (2p voor ‘orale tolerantie’, 1p voor tolerantie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 85-jarige man presenteert zich met koorts en koude rillingen. Hij is de laatste tijd wat aan het kwakkelen geweest: Een kleine maand geleden heeft hij een luchtweginfectie gehad waarvoor hij antibiotica gekregen heeft van de huisarts. Een week geleden had hij na een bezoek aan een all-you-can-eat restaurant diarree en buikkrampen. Hij heeft een aortabuisprothese in situ, en om die reden wordt er in de work-up een CT-scan van het abdomen gemaakt. Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een geïnfecteerde aortabuisprothese.
Met welk micro-organisme moet rekening gehouden worden bij de keuze voor empirische antimicrobiële therapie?
A Mycoplasma pneumoniae
B Influenza virus
C Campylobacter jejuni
D Salmonella enteritidis

A

D salmonella is de enige geassocieerd met infectie van prothesen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Een 35-jarige vrouw wordt gezien op de spoedeisende hulp vanwege fotofobie, hoofdpijn, koorts en verwardheid. Bij onderzoek is zij nekstijf.
Er wordt een liquor afgenomen, waarin veel leukocyten (grotendeels granulocyten) gevonden worden. Het eiwit is verhoogd, glucose sterk verlaagd. De vrouw heeft een blanco voorgeschiedenis en is gevaccineerd volgens het rijksvaccinatieprogramma.
1. Wat is je waarschijnlijkheidsdiagnose? (1p)
2. Wat zijn de twee meest waarschijnlijke verwekkers? (2p)
3. Welke therapie moet je starten? (1p)

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. Bacteriële meningitis (1 pt)
2. Meningokok/Neisseria meningitidis (1 pt)
Pneumokok/Streptococcus pneumoniae (1 pt)
3. Ceftriaxon / cefalosporine (1 pt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Een reiziger heeft gedurende zijn reis door zuidoost Azië last van acute diarree zonder koorts en zonder bloed bijmenging bij de ontlasting.
Welke van onderstaande infecties is het meest waarschijnlijk?
A Amoeben dysenterie
B Entero-toxine producerende E. coli
C Giardiasis
D Tropische spruw

A

B
A. Amoeben dysenterie: Deze aandoening wordt veroorzaakt door Entamoeba histolytica. Amoeben dysenterie leidt meestal tot bloedige diarree en koorts, wat niet overeenkomt met de beschreven symptomen.
B. Entero-toxine producerende E. coli (ETEC): ETEC is een veelvoorkomende oorzaak van reizigersdiarree. Het veroorzaakt doorgaans waterige diarree zonder koorts of bloed.
C. Giardiasis: Deze protozoaire infectie veroorzaakt vaak langdurige diarree, die vettig en slecht ruikend kan zijn. Er is echter meestal geen bloed of koorts.
D. Tropische spruw: Dit is een chronische malabsorptie-aandoening die vooral voorkomt in tropische gebieden. Het is minder waarschijnlijk de oorzaak van acute diarree.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Noem vier symptomen en/of gegevens die aanleiding kunnen zijn een ontlastingsmonster te onderzoeken op parasieten. (3p)

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
2 goed = 1 punt, 3 goed = 2 pt, 4 goed = 3 pt
1. (chronische) diarree
2. Opgeblazen gevoel
3. Gewichtsverlies
4. Eosinofilie
5. Gastro-intestinale klachten (buikpijn)
6. Worm/proglottide in ontlasting gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Je bent huisarts. Een 26-jarige vrouw presenteert zich met klachten van koorts en een typische huiduitslag. Ze geeft aan dat ze vier dagen geleden is teruggekomen uit Curaçao. Je ziet dat een handdruk enige tijd zichtbaar blijft (zie afbeelding).
Welk ziektebeeld is hier het meest waarschijnlijk?
A Dengue
B Leishmaniasis
C Malaria
D Ricketsiose

A

A
A. Dengue: Dengue is een veelvoorkomende virale infectie in tropische en subtropische gebieden, inclusief het Caribisch gebied. Symptomen omvatten hoge koorts, ernstige hoofdpijn, pijn achter de ogen, gewrichts- en spierpijn, huiduitslag, en een fenomeen dat bekend staat als “positief tourniquettest” (waarbij petechiën verschijnen na het aanleggen van een bloeddrukmanchet). Het blijven zichtbaar van een handdruk (petechiën) kan passen bij dengue.
B. Leishmaniasis: Dit is een parasitaire infectie die voornamelijk door zandvliegen wordt overgedragen. Het veroorzaakt huidzweren en, in sommige vormen, systemische ziekte. Het komt echter minder vaak voor in het Caribisch gebied en presenteert zich meestal niet met de beschreven symptomen.
C. Malaria: Malaria kan koorts en systemische symptomen veroorzaken, maar huiduitslag is niet typisch voor malaria. Bovendien is malaria zeldzaam in Curaçao.
D. Rickettsiose: Dit is een groep van ziekten veroorzaakt door Rickettsia-bacteriën, overgedragen door teken, vlooien of luizen. Het kan koorts en huiduitslag veroorzaken, maar is minder waarschijnlijk gezien de beschrijving van de handdruk die lang zichtbaar blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een luchtwegpathogeen dat vooral bij jonge kinderen ernstige verschijnselen kan geven.
Welke van de volgende beweringen over RSV infectie is juist?
A RSV infectie op de zuigelingenleeftijd is een belangrijke oorzaak van astma.
B Uitsluitend zuigelingen met een verhoogd risico op ernstig verlopende RSV infectie komen in aanmerking voor RSV immunisatie.
C Bij ca. 20% van alle zuigelingen met RSV infectie is ziekenhuisopname noodzakelijk.
D Na doormaken van RSV infectie ontstaat levenslange immuniteit tegen RSV.

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Noem drie typische kenmerken van het exantheem dat je bij roodvonk ziet.

A

Aanvoelend als schuurpapier, narcosekapje vrij of periorale bleekheid, beginnend in huidplooien zoals liezen/oksels, uitbreiding naar gehele lichaam fijnvlekkig/lichtverheven of maculopapuleus, aardbeientong, vervellingen van handen en voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Een 43-jarige vrouw met een blanco medische voorgeschiedenis wordt opgenomen in het ziekenhuis met een pneumonie.
Welk micro-organisme is de minst waarschijnlijke verwekker?
A Streptococcus pneumoniae
B Haemophilus influenzae
C Mycoplasma pneumoniae
D Pseudomonas aeruginosa

A

D
A. Streptococcus pneumoniae: Dit is de meest voorkomende oorzaak van community-acquired pneumonia (CAP) bij gezonde volwassenen. Het is zeer waarschijnlijk in deze context.
B. Haemophilus influenzae: Dit is ook een bekende verwekker van pneumonie, vooral bij mensen met onderliggende longziekten, maar het kan ook bij gezonde individuen voorkomen.
C. Mycoplasma pneumoniae: Dit is een atypische verwekker van pneumonie, die vooral jonge volwassenen en kinderen treft. Het is een veelvoorkomende oorzaak van “walking pneumonia” en kan ook bij gezonde mensen voorkomen.
D. Pseudomonas aeruginosa: Dit is een verwekker die vooral wordt gezien bij patiënten met onderliggende longziekten zoals cystische fibrose, bronchiectasieën, of in ziekenhuissituaties (nosocomiale pneumonie), en bij immuungecompromitteerde patiënten. Het is onwaarschijnlijk bij een gezond persoon zonder medische voorgeschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van een endocarditis bij een klep vitium?

A

Vergroenende streptokokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Je bent arts-assistent interne geneeskunde. Via de SEH wordt een patiënte op je afdeling opgenomen waarbij er een verdenking is op een meningitis. Er is liquor ingestuurd naar het laboratorium medische microbiologie. In haar dossier zie je de uitslag van het grampreparaat: “Aspect: troebel. Geen bacteriën gezien. Leukocyten >10 per gezichtsveld”. De volgende dag groeien er in de liquorkweek gramnegatieve kokken.
Welke conclusie past het beste bij de uitslag van het grampreparaat?
A deze uitslag past bij de lage sensitiviteit van een grampreparaat van de liquor
B de uitslag is fout-negatief gezien de positieve liquorkweek
C er is geen sprake van meningitis; gramnegatieve kokken passen bij contaminatie
D deze uitslag past bij een infectie met zowel een virus als een bacterie

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke infectie komt postoperatief het minst voor?

A

Luchtweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je ter controle een 48-jarige, Nederlandse, homoseksuele en HIV-positieve man. Hij rookt 15 sigaretten per dag, maar is verder gezond. Je hebt deze patiënt de afgelopen maanden 2-maal gezien met een pneumonie gepaard gaande met
koorts, dyspnoe en ophoesten van geelgroen sputum. Sputumkweken toonde beide keren een Streptococcus pneumoniae. Het aantal CD4 cellen bedraagt 540 x 106/L is (normaal 400 – 1200 x 106/L). Zijn HIV RNA is ondetecteerbaar onder behandeling.
Hebben bovenstaande bevindingen (HIV-positiviteit en CD4 cel aantal) iets te maken met de genoemde infecties bij de heer
Jansen, en waarom of waarom niet?
A Ja, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-& B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve tot een verhoogd risico op deze infecties ook
bij een normaal CD4 cel aantal.
B Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T- & B-cel gemedieerde immuniteit, maar zijn CD4 cel aantal is nog >200 x 106/L en
daarmee heeft hij geen verhoogd risico op deze infecties.
C Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.
D Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.

A

A, een hiv infectie zorgt altijd voor een verminderde immuniteit ook als het CD4 getal normaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welk micro-organisme dient hier specifiek te worden aangevraagd bij de sputumkweek, omdat deze in de differentiaal
diagnose staat maar niet groeit in een banale, aerobe kweek?
A Streptococcus pneumoniae
B Staphylococcus aureus
C Chlamydia psittaci
D Legionella pneumophila

A

D, legionella groeit niet op een aerobe kweek.

49
Q

Voor kinkhoest bestaat al lange tijd een vaccin in Nederland. Desondanks komt kinkhoest nog regelmatig voor.
Welke indicatie is in de afgelopen jaren toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma?
A studenten vanaf 18 jaar bij start vervolgopleiding
B zwangere vrouwen vanaf 22 weken zwangerschap
C kinderen van 12 jaar tegelijk met het HPV vaccin
D 65+-ers

A

B
Zwangere vrouwen worden geadviseerd om vanaf hun derde trimester hun vaccinatie te halen, omdat dit de beste bescherming geeft voor hun kind voordat ze volledig gevaccineerd zijn.

50
Q

Wat is oseltamivir?

A

Een neuraminidaseremmer. Oppervlakte eiwit op het influenzavirus. Neuraminidase zorgt ervoor dat het virus na vermenigvuldiging zich kan loskoppelen van de cel, om zich verder te verspreiden. Kan worden gegeven als profylaxe/behandeling, effect is beperkt.

51
Q

Om welke reden is schistosomiasis in Nederland niet endemisch?

A

De geschikte tussengastheer voor humane schistosomiasis komt hier niet voor.

52
Q

Eczeem en voedsel allergie komen vaak samen voor. Vooral op zeer jonge leeftijd krijgen kinderen vaak eczeem bij het overschakelen van borst- op flesvoeding.
Welke van de volgende beweringen is juist?
A eczeem en voedsel allergie hebben geen enkel verband met elkaar
B eczeem op latere leeftijd is vaak voedsel gerelateerd
C eczeem behoort tot het atopie syndroom, maar is zelden causaal gerelateerd aan voedsel allergie
D eczeem heeft geen enkel verband met sensibilisatie voor voedingsmiddelen

A

C

53
Q

SLE is een systemische autoimmuunziekte die in principe ieder orgaan kan aandoen.
Welke orgaancomplicatie komt vooral vaker voor indien een patiënt anti-ds-DNA positief is?
A cerebrale betrokkenheid
B renale betrokkenheid
C huidbetrokkenheid
D pulmonale betrokkenheid

A

B

54
Q

Beschrijf de drie kleur fasen van een klassiek Raynaud in de juiste volgorde en benoem welk mechanisme verantwoordelijk is voor elk van deze kleurfases. (3p)

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)- Wit ischaemie (1p)- Blauw cyanose (1p)- Rood hyperemie (1p)

55
Q

Met de komst van het SARS-CoV-2 virus hebben we kunnen leren dat de transmissieroute van een micro-organisme niet eenduidig is.
Waar eerst een eenvoudige translatie van de meest voorkomende en te verwachten transmissieroute naar preventie maatregelen voldeed bij voorkomende micro-organismen, werd de komst van een nieuw pathogeen een discussie over de best toe te passen maatregelen en het
minimaliseren van zelfs het kleinste risico.
Transmissieroute zijn grofweg onder te verdelen in contacttransmissie, druppel transmissie en aerogene transmissie. Landelijk zijn uitspraken gedaan welke maatregelen nu opportuun zijn tegen transmissie van dit virus.
Tegen welke transmissie routes zijn momenteel maatregelen in het ziekenhuis gekozen om transmissie te voorkomen?
A contact transmissie; want respiratoire virussen verspreiden zich voornamelijk via aanraken van gecontamineerde oppervlakken
B druppel transmissie; transmissie via druppels is de enige bekende route
C contact-druppeltransmissie; druppels en oppervlakken zijn beide transmissie routes
D contact-druppeltransmissie met maatregelen tegen aerogene transmissie in specifieke situaties, want naast druppels en oppervlakken, kunnen ook aerosolen een rol spelen, voornamelijk tijdens bij aerosolproducerende procedures

A

D

56
Q

Een infectieziekte heeft een basisreproductiegetal R0 gelijk aan 5. Er is een goed vaccin beschikbaar dat levenslange immuniteit geeft bij
kinderen.
Welke bewering is juist?
A De kritische vaccinatiegraad is 80%, maar er kan beter voor een iets hogere waarde gekozen worden vanwege de bijwerkingen van het vaccin.
B De kritische vaccinatiegraad is 80%, maar er kan beter voor een iets hogere waarde gekozen worden omdat ouders die hun kinderen niet laten vaccineren vaak geclusterd wonen.
C De kritische vaccinatiegraad is 95%, maar er kan beter voor een iets hogere waarde gekozen worden vanwege de bijwerkingen van het vaccin.
D De kritische vaccinatiegraad is 95%, maar er kan beter voor een iets hogere waarde gekozen worden omdat ouders die hun kinderen niet laten vaccineren vaak geclusterd wonen.

A

B

Deze vraag gaat over het basisreproductiegetal en de kritische vaccinatiegraad bij een bepaalde infectieziekte. Het basis-reproductiegetal (R), staat voor het aantal secundaire besmettingen per primair geval in een volledig vatbare populatie (geen vaccinatie of immunisatie). Als R0 groter is dan 1, is er sprake van een epidemie (R0 > 1 is wel uitbraak). Als R kleiner is dan 1, is er geen epidemie (R0 < 1 is geen uitbraak). De kritische vaccinatiegraad kan berekend worden aan de hand van het reproductiegetal. Stel een fractie (f) is gevaccineerd, dan is er geen epidemie als:
f> 1 - 1 / R0
Bij een reproductiegetal van vijf is er dus geen epidemie als de fractie groter is dan (1-(1/5)) = 80%. De kritische vaccinatiegraad is dus 80%. De kritische vaccinatiegraad is bedoeld om kudde-immuniteit of groepsbescherming te creëren. In het kader van vaccinatie krijgt een infectie de kans om een groot deel van de bevolking te infecteren als niemand gevaccineerd is. Als er echter voldoende mensen wel gevaccineerd zijn, zullen maar enkele ongevaccineerden mensen besmet raken en zijn de andere ongevaccineerden beschermt. In sommige gevallen kunnen er toch uitbraken optreden, ondanks een hoge kritische vaccinatiegraad. Dit kan komen door:
- Een onvoldoende werkende vaccinatie;
- Waning effect van een vaccinatie (verliest zijn werking);
- Clustering = bevolkingsgroepen die niet vaccineren (bijvoorbeeld gereformeerden).

57
Q

Waarom leidt het toedienen van een suboptimale dosering flucloxacilline bij een S. aureus infectie niet tot ontwikkeling van resistentie voor dit antibioticum?
A er bestaat geen resistentie voor flucloxacilline bij S. aureus
B flucloxacilline heeft geen mutant selection window
C flucloxacilline resistentie wordt gecodeerd door een gen dat aan- of afwezig is
D de MIC van flucloxacilline ligt bij S. aureus zo laag dat het resistentie breekpunt nooit bereikt zal worden

A

C
Pilus gen kan aan of afwezig zijn. Pilus is nodig voor het uitwisselen van plasmiden DNA.

58
Q

Noem drie kenmerken waarin de epidemiologie of behandeling van GBS verschilt van die van klassieke auto-immuunziekten?

A

Sterke relatie met recente voorafgaande infectie of ‘post-infectieuze ziekte’
Vaker bij mannen dan vrouwen
Geen associate binnen families
Geen associatie met andere (klassieke) auto-immuunziekten
Geen verbetering na corticosteroiden

59
Q

Wat zijn de belangrijkste verwekkers van cathetergerelateerde infecties?

A
  1. Coagulase negatieve staphylokokken (s. epidermidis)
  2. S. aureus
  3. Enterokokken
  4. Aërobe gramnegatieve bacteriën
  5. gisten
60
Q

Gegevens over de afname aan sterfte aan tuberculose sinds de 19e eeuw speelden een belangrijke rol in debatten over volksgezondheidsbeleid in de 20e eeuw.
Op welke wijze vormde de afnemende mortaliteit door tuberculose in deze debatten een argument voor een bepaalde aanpak van en/of stijl van verklaring voor infectieziekten en epidemieën?
A De dalende sterfte aan tuberculose was in deze debatten een sterk argument voor de denkstijl of het model van ‘contamination’ (besmetting), omdat die dalende mortaliteit ongeveer gelijk op ging met de ‘bacteriologische revolutie’ die volgde op de ontdekking van ziektekiemen door Pasteur en Koch.
B De dalende sterfte aan tuberculose was in deze debatten een sterk argument voor het model van de ‘magic bullet’, omdat deze werd toegeschreven aan de antibioticarevolutie die volgde op de ontdekking van penicilline door Fleming.
C De dalende sterfte aan tuberculose werd toegeschreven aan een samenspel van socaal-economische en omgevingsfactoren en vormde daardoor in deze debatten een sterk argument voor de blijvende toepassing en relevantie van de denkstijl of het verklaringsmodel van configuration (configuratie).
D De dalende sterfte aan tuberculose werd toegeschreven aan het BCG-vaccin en vormde een sterk argument voor de prioritering in het volksgezondheidsbeleid van specifieke, ziektegerichte primaire preventie door middel van grootschalige vaccinatieprogramma’s.

A

C

61
Q

Je bent arts op de SEH. Via de huisarts wordt een 55-jarige man ingestuurd die sinds een week benauwd is en een productieve hoest heeft. Je ziet een zieke man, duidelijk benauwd, met een lichaamstemperatuur van 39.3 graden Celsius en een ademhalingsfrequentie van 28/min. De man vertelt dat hij werkzaam is als loodgieter.
Je denkt aan een pneumonie door Legionella pneumophila.
Op welke drie manieren kun je aantonen dat dit de verwekker is?
A bloedkweek
B legionella antigeentest op urine
C sputumkweek (aangevraagd op Legionella)
D legionella PCR op sputum
E legionella serologie
F auramine kleuring

A

B, C, D

62
Q

Wat zijn de kenmerken van het kinkhoest vaccin?

A
  • Het acellulaire kinkhoestvaccin geeft geen levenslange immuniteit
  • Het acellulaire kinkhoest vaccin beschermt niet tegen subklinisch verlopende infectie
  • Er is een toegenomen circulatie van kinkhoest onder (jong) volwassenen
63
Q

Hoe behandel je Raynaud?

A

De behandeling van het fenomeen van Raynaud bestaat uit het vermijden van onnodige kou, warm houden van het hele lichaam, vermijden van geneesmiddelen werkend op de bloedvaten (B-blokkers en cafeïne) en stoppen met roken. Medicamenteus is de eerste keuze het geven van calciumantagonisten.

64
Q

Hoe ontstaan de digitale ulcera en hoe behandel je het bij SSc?

A

Het fenomeen van Raynaud kan ook gepaard gaan met digitale ulcera. Door schade aan de bloedvaatjes in de vingers kunnen ulcera ontstaan in de vingertoppen. De schade aan de bloedvaten ontstaat door het vrijkomen van endotheline uit de endotheelcellen, wat vervolgens de endotheelcellen zelf weer aantast. Digitale ulcera treedt op bij 44% van de patiënten en is een fors pijnlijk symptoom. De ulcera zijn persisterend en terugkerend en de behandeling is moeilijk.
Bij 30% van de patiënten met persisterende ulcera treedt irreversibel weefselverlies op, mogelijk met ampl gevolg.
De behandeling van de vasculopathie bestaat uit prostacycline analogen, bloedvatverwijders (bijvoorbe nifedipine) of endotheline receptor antagonisten. Prostacycline analogen zijn de eerst aangewezen behand Antwoord C is dus juist.

65
Q

Ter hoogte van welke laag van de epidermis ontstaat de blaarvorming bij SSSS?

A

stratum granulosum

66
Q

Wat houdt grensvlakdermatitis in?

A

de aanwezigheid van inflammatie rond het “grensvlak”: de overgang tussen epidermis en dermis.

67
Q

Welke van de onderstaande ziektebeelden/infecties is het meest waarschijnlijk bij een reiziger zonder koorts en met acute
diarree zonder bloed bijmenging?
A amoeben dysenterie
B toxine producerende bacteriën
C giardiasis
D parasitaire worm

A

Amoeben dysenterie: Dit gaat vaak gepaard met koorts en bloedige diarree, wat niet overeenkomt met de symptomen die hier worden beschreven.
Toxine producerende bacteriën: Bacteriën zoals E. coli (specifiek enterotoxigene E. coli, ETEC) en Staphylococcus aureus kunnen acute diarree veroorzaken zonder bloedbijmenging en zonder koorts. Dit past precies bij de beschrijving.
Giardiasis: Hoewel dit kan resulteren in diarree zonder bloed en zonder koorts, heeft giardiasis meestal een meer langdurig beloop en gaat vaak gepaard met andere symptomen zoals een opgeblazen gevoel en winderigheid.
Parasitaire worm: Infecties met parasitaire wormen hebben meestal een chronisch beloop en minder vaak acute diarree. Deze passen minder goed bij de acute aard van de beschreven symptomen.
Daarom is de meest waarschijnlijke oorzaak bij deze symptomen toxine producerende bacteriën.

68
Q

Wat zie je op dit plaatje?

A

eschar met als oorzaak rickettsiose. Erythemateuze afwijking met een zwarte kern.

69
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 20-jarige vrouw die klaagt over het krijgen van dikke lippen direct na het blazen van een ballon.
Je denkt aan een latex allergie.
Welk type onderzoek zet je in? 
A epicutane test
B intracutane test
C histamine provocatie test

A

B, mevrouw krijgt meteen een reactie, type 1 reactie en hiervoor is een intracutane test het beste.

70
Q

Pseudomembraneuze colitis door clostridium difficile wordt behandeld met?

A

Metronidazol

71
Q

Zowel deskundigen als leken maken zich zorgen over de opkomst van infectieziekten.
Welke redenen van de opkomst van infectieziekten hoort niet in het rijtje thuis?
A toename van resistentie van ziekteverwekkers tegen antibiotica
B mislukte vectorbestrijding
C toename van mobiliteit van de wereldbevolking
D vertraagde vaccinproductie

A

D

72
Q

Welke twee factoren maken dat plasmidaal gecodeerde resistentie een groter risico vormt voor toename van antibacteriële resistentie dan chromosomaal gecodeerde resistentie?
A mutaties komen vaker voor op plasmiden
B plasmiden kunnen worden uitgewisseld tussen verschillende species
C resistentie tegen beta-lactam antibiotica is altijd chromosomaal gecodeerd
D op plasmiden liggen vaak resistentiegenen voor meerdere antibioticaklassen

A

B en D

73
Q

De historicus Charles Rosenberg beschrijft in het artikel ‘Explaining Epidemics’ verschillende manieren waarop mensen in het verleden hebben gezocht naar een verklaring voor een epidemie. Hij betoogt dat aan alle erschillende verklaringsmodellen en -stijlen die zijn ontwikkeld één belangrijke ‘bouwsteen’ ten grondslag ligt.
Wat is deze bouwsteen?
A De herkenning dat niet iedereen even vatbaar is voor een epidemische ziekte.
B Het fundamentele onderscheid tussen individuele en collectieve ziekte.
C Het inzicht dat bij een epidemie iets specifieks van de ene persoon op de andere wordt overgedragen.
D Het inzicht dat niet zozeer het ontstaan van de ziekte verklaring behoeft als wel de verspreiding van de ziekte.

A

B

74
Q

Je bent huisarts. Een 40-jarige man presenteert zich met koorts en nachtzweten. Hij heeft deze klachten sinds 3 maanden en is in deze
periode 8 kg afgevallen.
U overweegt de volgende zes diagnose.
Welke van onderstaande diagnoses passen bij deze klinische presentatie?
A acute bacteriële endocarditis
B subacute bacteriële endocarditis
C tuberculose
D pneumococcen pneumonie
E maligne lymfoom
F ziekte van Graves

A

B, C, E
F niet want graves is niet geassocieerd met aanhoudende koorts

75
Q

Welke bewering ten aanzien van sarcoïdose is juist?
A patiënten met sarcoïdose worden bij voorkeur behandeld met ciclosporine onderhoudstherapie
B chronisch granulomateuze ziekte (CGD) is een variant van sarcoïdose
C het Löfgren syndroom gaat zelden in remissie
D de diagnose sarcoïdose kan foutief gesteld worden in het geval van een maligniteit

A

D

76
Q

Een 55-jarige vrouw kreeg deze huiduitslag na een zonnige dag.
1. Beschrijf met behulp van de PROVOKE methode de huidafwijkingen.
Zij is bij de reumatoloog onder behandeling in verband met een immuunziekte.
2. Bij welke immuunziekte past dit huidbeeld het beste?

A
  1. P Gelaat en hals/nek regio
    R Diffuus, deels confluerend, met opvallende vrijlating van zon beschermde huidgebieden (Onder de neus en bij de ogen)
    O Omvang meer 30% van hoofd/hals gebied aangedaan
    V Vorm vlekkerig, diffuus
    O Omtrek onscherp begrensd
    K Kleur erythemateus, wegdrukbaar
    E Efflorescentie macula
  2. Systemische Lupus Erythematosus (SLE)
77
Q

Welke van onderstaande symptomen behoort niet tot de Jones criteria voor acuut reuma?
A koorts
B chorea
C gewrichtspijn
D vergrote tonsillen

A

D

78
Q

Leg uit wat bedoeld wordt met een relatieve bradycardie.

A

Dissociatie tussen temperatuurcurve en hartslag: een gelet op de hoogte van de koorts minder dan verwachte stijging van de hartslag.

79
Q

Welke van de onderstaande symptomen van de huid kunnen binnen 2 uur worden uitgelokt door voedselallergie?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A urticaria
B eczeem
C psoriasis
D jeuk
E erytheem
F angio-oedeem
G infectie
H exantheem

A

A, D, E, F, H

80
Q
  1. Waarom wordt bij een anafylactische reactie adrenaline gegeven? (1p)
    Gebruik in je antwoord maximaal 20 woorden
  2. En waarom intramusculair en niet intraveneus gegeven? (1p)
A
  1. Adrenaline wordt gegeven om de kans op fatale afloop te verminderen (1p)
    Gaat effecten mediatoren tegen die ernstige reactie bij anafylaxie veroorzaken
  2. Wordt i.m. gegeven omdat i.v. toediening niet beter werkt en risico geeft op bijwerkingen, zoals tachycardie, ischemie en CVA (1p)
81
Q

Hoe zien mycotische aneurysma’s er vaak uit?

A

Sacculair

82
Q

In het artikel ‘What is an epidemic’ legt de historicus Charles Rosenberg de nadruk op een ‘defining component’ van epidemieën.
Welke is dat?
A Bij epidemieën gaat het niet om individuele, maar om collectieve ziekte, zodat er ook naar collectieve verklaringen moet worden
gezocht.
B Epidemieën hebben altijd betrekking op een besmettelijke ziekte en daarom is de centrale kwestie niet zozeer de oorzaak als wel
(het tegengaan van) de verspreiding van de ziekte.
C Epidemieën zijn acute, zeer zichtbare gebeurtenissen en roepen daarom vergaande politieke en maatschappelijke reacties op.
D Epidemieën treffen vooral arme en sociaal marginale mensen en groepen in de samenleving.

A

c

83
Q

Een vrouw van 25 jaar oud met SLE met betrokkenheid van huid, gewrichten en nieren bezoekt de polikliniek. De behandelend immunoloog
legt haar uit dat zij een verhoogd risico heeft op hart- en vaatziekten vergeleken met haar leeftijd genoten.
Hoeveel keer is het risico verhoogd?
A 5x
B 15x
C 50x
D 100x

A

C

84
Q

Wat zijn de effecten van pilocarpine

A

vernauwing van de pupillen, verhoogde traan- en speekselproductie, verwijding van de renale vaten, afname zweetproductie, toename mictie

85
Q

Van welke spiergroepen heeft een patiënt met een polymyalgia reumatica vooral last?
A schouder- en bekkengordelspieren
B onderarm en onderbeen spieren
C lage rugspieren en nekspieren
D kleine handspieren en voetspieren

A

A

86
Q

Beschrijf op welke twee verschillende manieren je bij een patiënt met diabetes mellitus en een ulcus op de plantaire zijde
van de voet kunt vaststellen dat er osteomyelitis is? (2p)

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Probe to bone test
Radiologie: x/voet of MRI

87
Q

In de 19e eeuw kreeg de preventie van infectieziekten een belangrijke impuls door de zogenoemde ‘hygiënistenbeweging’, die zich hard maakte voor ingrijpende sanitaire hervormingen (zoals het aanleggen van riolering) in met name de steden. Het activisme van de hygiënisten illustreert een belangrijke historische ‘les’ (‘moraal van het geschiedverhaal’) uit het artikel ‘Explaining epidemics’ van Charles Rosenberg.
Om welke historische les gaat het hier?
A Dat de geneeskunde de volksgezondheid veel beter kan bevorderen met preventie dan met curatie.
B Dat er een nauwe relatie bestaat tussen enerzijds medisch-wetenschappelijke verklaringsmodellen en anderzijds politieke
voorkeuren en beleidskeuzen.
C Dat nieuwe, aanvankelijk theoretische en abstracte medisch-wetenschappelijke kennis vroeg of laat altijd zijn vertaling vindt in concrete toepassingen.
D Dat soms op grond van foutieve medische theorieën en vooronderstellingen toch maatregelen getroffen worden die heel effectief zijn.

A

B

88
Q

Welke schimmelinfectie dien je altijd systemisch te behandelen?
A Tinea pedis
B Tinea capitis
C Tinea unguium
D Tinea corporis

A

B

89
Q

Een 55-jarige vrouw komt na een zonnig weekend op de polikliniek dermatologie. Zij heeft naast de huidafwijkingen die op de foto te zien
zijn, ook koorts (39 ° C) en gewrichtspijn, met name aan de knieën.
1. Noem drie diagnosen die in de differentiaal diagnose horen. (3p)
2. Welke drie soorten onderzoek ga je inzetten om tot een juiste diagnose te komen? (3p)

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 6)
1. DD-Zonverbranding, (foto)allergisch eczeem, atopisch eczeem, rosacea en SLE
2. Huidbiopsie voor histologisch onderzoek
Bloedonderzoek (nierfunctie, hematologie en ANA-profiel)
Epicutaan allergologisch onderzoek

90
Q

Wat is in elk geval nodig om de diagnose acuut reuma te kunnen stellen?
A bewijs voor een recente infectie met groep A streptokokken
B beeldvorming van de gewrichten zoals een MRI scan
C een positieve familie anamnese voor reumatische aandoeningen
D een pre-existente hartafwijking

A

A

91
Q

Atopisch/constitutioneel eczeem is een complexe aandoening. Dat betekent dat zowel omgevingsfactoren als genetische factoren een rol
spelen. Een van de bekende genetische factoren is een mutatie in het filaggrine gen. Filaggrine is een eiwit dat een belangrijke rol speelt in
de barrièrefunctie van de huid.
Mutaties in het filaggrine gen komen voor bij?
A >75% van de patiënten met constitutioneel eczeem
B 50-75% % van de patiënten met constitutioneel eczeem
C <50% van de patiënten met constitutioneel eczeem

A

C

92
Q

Patiënt H. meldt zich bij de spoedeisende hulp met koorts. Hij is 2 weken geleden teruggekeerd in Nederland na een reis van 4 weken door
India. Malaria wordt uitgesloten, er zijn geen long- of buikklachten en er is geen exantheem. Aanvullend onderzoek laat zien dat er sprake is
van een normaal leukocyten getal.
Welke van onderstaande infecties is het meest waarschijnlijk?
A amoeben abces
B buiktyfus
C dengue

A

Amoeben abces (A): Dit presenteert zich vaak met buikpijn en leverklachten, zoals pijn in de rechter bovenbuik, en mogelijk hepatomegalie. De afwezigheid van buikklachten maakt dit minder waarschijnlijk.

Buiktyfus (B): Buiktyfus, veroorzaakt door Salmonella Typhi, kan zich presenteren met aanhoudende koorts zonder duidelijke andere symptomen. Een normaal leukocytenaantal (of zelfs leukopenie) is een kenmerkend laboratoriumkenmerk van buiktyfus.

Dengue (C): Dengue kan gepaard gaan met koorts, maar wordt meestal ook gekenmerkt door ernstige hoofdpijn, retro-orbitale pijn, spier- en gewrichtspijn (breakbone fever), en vaak een huiduitslag. De afwezigheid van exantheem en het feit dat de leukocytenaantallen vaak verlaagd zijn (leukopenie) bij dengue, maken dit iets minder waarschijnlijk in vergelijking met buiktyfus.

93
Q

Welk of welke van de onderstaande opties behoort tot de behandelmogelijkheden van eczeem?
A corticosteroiden
B emolliens
C teer
D wetwrap

A

allemaal goed

94
Q

Je bent internist en ziet een 80-jarige vrouw op de SEH. Patiënte heeft recent antibiotica gebruikt en komt met continu braken en bloederige
diarree.
Je ziet een ernstig zieke vrouw, suf en gedehydreerd.
Je vermoedt een infectie met C. difficile.
Hoe kun je patiënte het beste behandelen?
A Metronidazol iv
B Metronidazol po
C Vancomycine po
D Vancomycine klysmata (intraluminaal)

A

D
Metronidazol iv (A): Hoewel intraveneuze metronidazol vroeger werd gebruikt, wordt het nu minder vaak aanbevolen voor de behandeling van ernstige C. difficile infecties vanwege lagere effectiviteit in vergelijking met vancomycine.
Metronidazol po (B): Geschikt voor milde tot matige gevallen van C. difficile, maar niet voor ernstige infecties. De absorptie kan ook worden beïnvloed door braken, waardoor de effectiviteit afneemt.
Vancomycine po (C): Orale vancomycine is effectief voor de behandeling van C. difficile-infecties. Echter, bij continu braken kan de absorptie onbetrouwbaar zijn, waardoor de gewenste therapeutische niveaus niet worden bereikt.
Vancomycine klysmata (D): Deze toedieningsvorm zorgt ervoor dat het antibioticum direct in de darmen werkt, ongeacht de problemen met braken en de absorptie via de orale route. Dit is bijzonder nuttig bij ernstige infecties met darmontsteking en systemische symptomen zoals sufheid en dehydratie.

95
Q

Wat is de behandeling van hepatitis B?

A

nucleosiden analogen zoals: lamivudine
alfa-interferon: direct aangrijpt op virus replicatie (inductie van anti-virale eiwitten) en indirect via een immuunreactie.
alfa interferon geeft meer bijwerkingen dan nucleosiden analogen.
Lamivudine geeft de kans op mutatie van het virus.

96
Q

Wat is de behandeling van hepatitis C?

A

Direct acting antivirals.
12 weken behandeling, geen bijwerkingen. Na 12-24 weken geen HCV-RNA in het bloed

97
Q

Welke hepatitis virussen kun je ontsmetten met alcohol?

A

lipidemembraan: hep BCDG

98
Q

Wat is de behandeling van scabiës?

A

medicamenteus: permetrine crème dag 1 en 8 / ivermectine tabletten dag 1 en 8 / benzoyl-benzoaat smeersel dag 1, 2, 8 en 9
contacten meebehandelen
hygiënische maatregelen heel belangrijk.

99
Q

U bent co-assistent en op de eerste hulp ziet u een zuigeling van zes maanden vanwege toenemende benauwdheid sinds enkele uren. Sinds enkele dagen was er neusverkoudheid. De ouders hadden geen temperatuur gemeten. U voert een lichamelijk onderzoek uit.
Noem vier verschillende bevindingen bij het lichamelijke onderzoek die belangrijk zijn om te bepalen of het kind opgenomen moet worden. (4p)

A
  1. Ademarbeid (Tachypnoe, dyspnoe)
  2. Intrekkingen (Niet/forse intrekkingen)
  3. Bewustzijn (Allert/sloom/Allertheid
  4. Koorts (Niet, hoge koorts)
  5. Afwijkende longauscultatie (bijgeluiden, bronchiaal ademen, verminderd ademgeruis)
  6. Tekenen van uitdroging (natte/droge luier, nat/droog slijmvlies)
  7. Circulatie (Aspect van de huid roze, versus bleek klam grauw)
100
Q

Bij kinderen is pneumonie een ernstige infectie die zonder behandeling een aanzienlijke mortaliteit heeft. In de praktijk wordt pneumonie vaak uitsluitend op klinische verschijnselen gediagnosticeerd.
Welke van de volgende symptomen is het meest sensitief bij het stellen van de diagnose pneumonie?
A auscultatoire afwijkingen passend bij een infiltraat
B tachypnoe
C productief hoesten
D koorts (>38.2 oC)

A

B, tachypneu staat ook in de CURB-score

101
Q

Een 27 jarige vrouw, die bekend is met hooikoorts, komt net terug van een korte strand vakantie op Mallorca. Normaal kan ze erg goed tegen de zon. Nu heeft ze voor het eerst last van rode pijnlijke huidlaesies op de niet door kleding beschermde huid.
Wat is er hier aan de hand?
A polymorfe lichteruptie
B fotoallergische/-toxische reactie op een geneesmiddel en/of op een anti-zonnebrandcrème
C fotosensitiviteit bij atopie

A

alle antwoorden zijn juist

102
Q

Dit zijn verschillende symptomen:
1. Gewrichtspijn
2. Huid rash
3. “griepachtig” beeld
4. Conjunctivitis
Welke symptomen kan iemand krijgen die gebeten wordt door een mug die besmet is met Zika virus?

A

alle 4

103
Q

Wat is de definitie van een IgE gemedieerde allergie? (2p)

A

Een overdreven reactie van het afweersysteem die bij een deel van de mensen optreedt op natuurlijke stoffen die van buiten het lichaam afkomstig zijn. (2p)

104
Q

Hyperreactiviteit van de luchtwegen wordt vaak verward met een IgE gemedieerde allergie.
1. Noem de definitie van deze hyperreactiviteit.
2. Noem een aantal triggers. (1p)
3. Noem het grootste verschil met een IgE gemedieerde allergie. (1p)

A
  1. Toegenomen gevoeligheid voor aspecifieke stimuli: (1p)
  2. Rook, parfums. Ook meer last van beroepsmatige stimuli: Sprays, schoonmaakmiddelen, chloor. (1p)
  3. Verschil met allergie: deze stimuli zullen geen inflammatie en geen sensibilisatie induceren. (1p)
105
Q

Een 56 jarige man wordt behandeld met intensieve chemotherapie voor een acute myeloïde leukemie, waardoor hij diep neutropeen is en
een ernstig verlaagde weerstand heeft. Patiënt heeft momenteel geen actieve infectie. Een rectum kweek van een week geleden toont
een Escherichia coli die voor alle geteste antibiotica gevoelig is.
In welke vorm van isolatie moet deze patiënt worden opgenomen?
A contactisolatie
B beschermende isolatie
C aerogene isolatie
D strikte isolatie

A

B

106
Q

Wat zijn de 5 schakels van de besmettingscyclus?

A

besmettingsbron, uitgangspoort, verspreidingsweg, ingangspoort, gastheer

107
Q

Wat is altijd een goede behandeling voor systemische lupus erythematosus (SLE)?
A Prednison
B Azathioprine
C Cyclofosfamide
D Hydroxychloroquine (Plaquenil)

A

D

108
Q

Er worden jaarlijks enkele honderden mensen met kinkhoest in een ziekenhuis opgenomen in Nederland.
De meeste van die patiënten zijn?
A 65-plussers
B Kinderen 2-5 jaar
C Tieners 12-16 jaar
D Kinderen < 2 jaar

A

D

109
Q

Welk type cellen speelt een belangrijke rol in de ontsteking bij psoriasis?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A T-cel
B Macrofaag
C B-cel
D Neutrofiel

A

ABD

110
Q

Stelling 1: iemand met een primair fenomeen van Raynaud hoeft geen controle of behandeling.
Stelling 2: iemand met een secundair fenomeen van Raynaud is vaker oud dan jong.
Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

C

111
Q

Hepatitis B (HBV) is een ontstekingsziekte van de lever.
Waarom is het remmen met antivirale middelen van de HBV virale replicatie een behandeldoel?

A

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
1. Minder virus replicatie, minder antigeen expressie, minder ontsteking en cel verval/fibrose of
2. Minder replicatie, minder virale integratie, minder leverkanker.

112
Q
  1. Blindheid
  2. Nierinsufficiëntie
  3. Microcefalie bij pasgeborenen
  4. Guillain-Barré syndroom
  5. Sepsis
    Wat van bovengenoemde termen zijn complicaties van een Zika infectie?”
A

3 en 4

113
Q

Je krijgt een telefoontje van een huisarts. Hij heeft een man van 40 jaar in de spreekkamer die hij verdenkt van een gele koorts.
Noem drie vragen die je in de anamnese moet opnemen en beschrijf waarom deze vraag essentieel is voor het inzetten van de juiste diagnostiek.

A

Vaccinatie status : gele koorts vaccinatie Activiteiten die hij heeft gedaan? Kans geprikt door muggen
Immuun status? Gebruikt immuunsuppressiva met daardoor weinig kans op antistof produktie op vaccinatie (1p)

114
Q

Type IV overgevoeligheidsreacties kunnen optreden op verschillende substanties/factoren.
Bij welke van onderstaande kan zo’n type IV reactie optreden?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Infectieuze agentia zoals een virus of een bacterie
B Omgevings antigenen (bijv. boompollen)
C Geneesmiddelen
D Lichaamseigen antigenen

A

BCD

115
Q

wat zijn de voorbeelden van de verschillende soorten isolatie?

A
116
Q

Noem twee specifieke, verschillende manieren waarop infectieziekten verspreid kunnen worden (de zogenaamde “transmissie mogelijkheden”) met een praktisch voorbeeld van deze routes (geen ziekten maar routes).

A

Vehicle born (bv voedsel, water, handdoeken, gereedschap),
Vector born (bv insecten en dieren),
Airborne (lange afstand) bv stof,
Parenteraal (bv besmette injectienaalden)

117
Q

welke symptomen kent dengue?

A

koorts, myalgie, artralgie, maculopapulaire uitslag, retro-orbitale pijn, conjunctivitis in minder mate dan zika, lymfadenitis, hepatomegalie, leukopenie (meer dan chikungunya en zika), en trombopenie.

118
Q

welke symptomen kent zika?

A

koorts, oedeem extremiteiten (niet bij dengue en chikungunya), myalgie, artralgie, maculopapulaire uitslag, retro-orbitale pijn, conjunctivitis (veel meer dan dengue en chikungunya), lymfadenitis, leukopenie (minder dan bij dengue en chikungunya).

119
Q

welke symptomen kent chikungunya?

A

koorts, myalgie, artralgie, maculopapulaire uitslag, retro-orbitale pijn, conjunctivitis in minder mate dan zika, lymfadenitis, hepatomegalie, leukopenie (meer dan zika en minder dan dengue), en trombopenie (minder dan dengue).