VO week 15 Flashcards

1
Q

waarmee kan een type-I allergische reactie mee worden aangetoond?

A
  • skin prick test (SPT): hoek van 90- graden wordt er allergeenextract door de huid gedrukt met lancet
  • intracutane huidtest (ICT): vloeistof in hoek van 45 graden ingespoten
  • prick to prick test (PTP): lancet in fruit geprikt en daarna direct in de huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt een type-IV allergische reactie aangetoond?

A

patch test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn factoren voor het ontwikkelen van een allergie?

A

de dosis van allergeen en de frequentie en tijdsduur van de blootstelling (allergische sensibiliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mestcel degrenulatie uitzoeken met IgE queee

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

door welke orgaansystemen krijg je een allergische reactie?

A
  • longen: als er histamine vrijkomt kan er astma ontstaan
  • neus, ogen, bijholten: histamine in neus, ogen of neusholten dan ontstaat er rhinitis.
  • huid: histamine in de huid zorgt voor eczeem (niet IgE) of dermatitis
  • mond en maag-darmstelsel: histamine zorgt voor huilen, eczeem, buikkrampen en opgezwollen tong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kan je een glutenallergie hebben?

A

nee het is een voedselintolerantie hoewel de klachten van chronische ontsteking in de darm wel op een allergie lijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke type allergie is het als er een allergische oorzaak van de longen is?

A

IgE gemedieerde allergie type I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

na hoeveel minuten lees je de PTP af?

A

20 minuten. de uitslag wordt uitgedrukt in gemiddelde diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de negatieve en positieve controle bij een type I allergenen test?

A

negatief = fosfaatbuffer
positief = histamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de testplaats voor type-I-allergeenextracten?

A

binnenzijde van de onderarm MAAR elleboogplooi is gevoeliger dan de pols, de rug is gevoeliger dan de onderarm en de boven rug gevoeliger dan de onder rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een bekende reactie van een type IV reactie?

A

tuberculine-reactie volgens Mantoux; contact dermatitis (door nikkel of parfumallergie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een type I reactie?

A

een humorale, door antistoffen veroorzaakte (type I) immunologische reactie. het is IgE gemedieerd en klachten binnen 2 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een type IV reactie?

A

een cellulaire, door T-cellen veroorzaakte (type IV) immunologische reactie. dit is Th gemedieerd dit duurt uren tot dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

na hoeveel tijd lees je een patch test af?

A

na 48, 72 uur en na 7 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de lokalisatie van een patch test?

A

op de rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aan welke eisen moet een allergeenextract voldoen?

A

zuiver en identiek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

is ICT of SPT betrouwbaarder?

A

ICT de concentratie allergeenextract is in SPT ook 100x hoger om tot een resultaat te komen

18
Q

wat is desensibilisatie?

A

je geeft het allergeen met hoge concentratie antihistaminica. hierdoor geen vasodilatatie. er worden meer Th1-cellen en minder Th2-cellen gemaakt. dit moet zorgen voor IgG aanmaak ipv IgE

19
Q

wat is er aan de hand bij ziekte van Graves?

A

hyperthyreoïdie door laag TSH en hoog T4. door negatieve feedback van T4 wordt er geen TSH meer gemaakt, maar door stimulerende auto-antistof ontstaat er wel veel T4

20
Q

wat is er aan de hand bij ziekte van Hashimoto?

A

hypothyreoïdie doordat er een hoog TSH en laag T4 is. er ontstaat door positieve feedback veel TSH maar de receptor wordt geblokkeerd door auto-antistof. dus weinig T4. er is ook destructie van follikels die T-cel gemedieerd zijn

21
Q

welke 3 antistoffen zijn positief bij ziekte van Graves?

A

TPO, TSH (stimulatie) en Tg

TPO en Tg geven schade aan.

22
Q

wat zijn symptomen van de ziekte van Graves?

A
  • hyperthyreoïdie
  • struma
  • oftalmopathie (ogen pellen uit door opgezwollen oogspieren of vetweefsel, door TSH)
  • pretibiaal myxoedeem
23
Q

welke antistoffen zijn bij de ziekte van Hashimoto positief?

A

TPO, TSH (blokerend) en Tg

24
Q

wat zijn oorzaken van een macrocytaire anemie?

A
  • foliumzuurtekort
  • vitamine B12 (cobalamine) tekort
  • hemolytische anemie
25
Q

wat zijn oorzaken van een microcytaire anemie?

A

ijzertekort

26
Q

wat zijn oorzaken van een normocytaire anemie?

A

chronische nierinsufficiëntie door fout in EPO

27
Q

wat is een pernicieuze anemie?

A

een tekort aan functioneel IF

28
Q

wat zijn de meest voorkomende oorzaken van een vitamine B12-deficiëntie?

A

malabsorptie en pernicieuze anemie (door H. pylori)

29
Q

welke auto-immuunziekten zijn vaak geassocieerd met pernicieuze anemie?

A

ziekte van Graves, ziekte van Hashimoto, ziekte van Addison, DM-I en vitilligo

30
Q

hoe wordt B12 in de maag opgenomen?

A

door te binden aan de intrinsieke factor (IF). hierdoor krijg je een B12-IF complex

31
Q

wat zijn ziekten waarbij malabsorptie en macrocytaire anemie samen voorkomen?

A

ziekte van Crohn (vit. B12 malabsoprtie + CRP verhoogd), coeliakie (foliumzuur malabsoprtie) en parasitaire darminfectie (vit. B12 verbruik + eosinofilie)

32
Q

hoe stel je de diagnose coeliakie?

A

als er antistoffen tegen tissue transglutaminase (TTG) zijn. ook antistoffen tegen endomysium maar niet belangrijk voor diagnose

33
Q

wat is de pathogenese van coeliakie?

A

Gluten bevatten gliadinepeptiden met veel glutamineresiduen. Het enzym tTG verandert deze glutamineresiduen in glutamaat. De glutamaat-peptiden binden aan HLA-DQ2.5 en/of -DQ8 moleculen op antigeen presenterende cellen. Deze cellen presenteren de peptiden aan T-cellen, die IFN-gamma produceren. Dit veroorzaakt darmontsteking en speelt een belangrijke rol bij coeliakie.

34
Q

met welke immuunziekten wordt coeliakie geassocieerd?

A

reuma, ziekte van Sjögren, schildklierziekten en DM-I. andere ziekten zijn syndroom van Down en syndroom van Turner

35
Q

wat is een bijzonder huidbeeld dat kan voorkomen bij coeliakie?

A

dermatitis herpetiformis: IgA-neergeslagen op het basaalmembraan in de huid

36
Q

Waarom kan de SPT of PTP i.h.a. geen anafylactische shock veroorzaken?

A

Omdat de hoeveelheid allergeen in zeer lage concentratie en lokaal wordt toegediend. Bij de
uitvoering van de SPT zoals in de handleiding beschreven, komt overigens geen allergeen in de
huid, maar alleen histamine. Voor deze opzet is gekozen om de reactie duidelijk te laten zien.
Histamine is een eindproduct van de allergische reactie, en veroorzaakt zelf geen
mestceldegranulatie.

37
Q

is de reactie op histamine in de huidtests bij mensen met een allergie anders dan bij niet-
allergische mensen? Verklaar je antwoord

A

nee want het heeft geen effect op het immuunsysteem

38
Q

Kun je vertellen wat desensibilisatie precies is?

A

Specifiek allergeen toedienen om te proberen de immuunrespons te doen switchen van IgE naar
IgG i.c.m. histamine-remmers

39
Q

onder welke reactie valt contactallergie?

A

type IV

40
Q

Tot welk type allergie behoort Latexallergie? Voor wie levert dat vooral problemen op

A

Type I, aerosolen d.m.v. latexdeeljes in de poeder van handschoenen of
type IV, latex als contactallergeen.
Een type IV reactie kan het uitoefenen van een beroep bemoeilijken (arts met handschoenen).

41
Q

Welke klachten heeft iemand met Type-IV-allergie? Wat zijn de klachten bij type-I-allergie?

A

Type IV: lokaal (jeuk/roodheid/zwelling).
Type I: branderige tranende ogen, loopneus, benauwd, diarree