tentamen vragen (meerkeuze) Flashcards
(230 cards)
Hier volgen twee beweringen over autoantistoffen tegen het schildklierantigeen
thyroidperoxidase (TPO).
1 Een hoge titer aan TPO autoantistoffen is een goede merker voor het bestaan
van autoimmuun schildklierziekte.
2 TPO antistoffen dragen in belangrijke mate bij aan de destructie van
schildklierweefsel bij autoimmuun schildklierziekte.
welke is juist?
alleen I
TPO geeft schade van de schildklier weer dus 2 fout. destructie komt door auto-reactieve T-cellen.
De ziekte van Hashimoto kan zich initieel presenteren als een hyperthyreoïdie,
echter uiteindelijk wordt deze ziekte gekenmerkt door hypothyreoïdie ten gevolge
van immuun-gemedieerde schade aan de schildklier. Hieronder staan combinaties
van uitslagen van laboratoriumtesten.
Welk van onderstaande combinatie bloeduitslagen past bij de ziekte van
Hashimoto als er sprake is van een hypothyreoïdie?
a verhoogd vrij T4, verhoogd TSH
b verhoogd vrij T4, verlaagd TSH
c verlaagd vrij T4, verhoogd TSH
d verlaagd vrij T4, verlaagd TSH
hypothereoïdie dus verlaagd T4 en verhoogd TSH is antwoord C
met welke techniek dient de ANA (screen), opgenomen in de classificatie
criteria voor SLE, uitgevoerd te worden?
a ELISA
b FEIA
c immunoblot
d indirecte immunofluorescentie
D
Welke laboratoriumuitslag past niet bij SLE?
a verhoogd CRP
b verhoogde reticulocyten
c verlaagd C4
d verlaagde lymfocyten
A
C EN D zijn sws goed en B is nieuwe reticulocyten die dus doornanemie kunnen stijgen
Welke bewering over impetigo vulgaris is juist?
a Dit wordt meestal veroorzaakt door groep-A-streptokokken.
b Dit wordt bij voorkeur systemisch behandeld met smalspectrum antibiotica.
c Dit gaat in de meeste gevallen gepaard met blaarvorming die heel uitgebreid kan
zijn.
d Dit wordt doorgaans behandeld met fusidinezuurcrème na het afwassen van
korsten
D
A fout omdat het S. Aureus is
B fout omdat het lokaal is en alleen bij uitgebreide is het AB toedienen
C fout omdat het vaak korsten zijn met weinig blaarvorming
Waar komen dermatofyten infecties niet voor?
a haren
b huid
c mond
d nagels
C
schimmels die voorkomen in haar huid en nagels
Welke huidaandoening is geassocieerd met coeliakie?
a dermatitis herpetiformis
b mycosis fungoides
c pemphigus herpetiformis
d psoriasis
e wratten
A
Een van de testen die door allergologen wordt uitgevoerd is de Skin Prick Test
(SPT).
Welke van onderstaande beweringen over de SPT is het meest juist?
a Deze wordt gebruikt om een type II-allergie aan te tonen.
b Deze wordt gebruikt om een type IV allergie te diagnosticeren.
c Deze is zeer geschikt om de concentratie IgE in serum te bepalen.
d Deze is geschikt om te bepalen of iemand allergisch is voor huisstofmijt
SPT wordt gebruikt voor een type I reactie
C fout omdat dat immunoCap is
dus D
ijdens het VO Diagnostiek type I en type IV allergie hebben jullie een patchtest
kunnen uitvoeren.
Welke bewering over de patchtest is juist?
a De patchtest moet na 20 minuten worden afgelezen.
b Met behulp van de patchtest kan een allergie tegen parfum worden aangetoond.
c In de klinische praktijk wordt de patchtest meestal op de binnenkant van de
onderarm uitgevoerd.
d Met behulp van de patchtest wordt de aanwezigheid van antistoffen tegen
bepaalde allergenen onderzocht
A pathtest lees je na 48, 72 en 7 dagen af
B is goed
C nee op de rug
D dat is een immunoCap
Welke bewering over de ziektebeelden Syndroom van Gilbert en
galgangatresie is juist?
a Een patient met Syndroom van Gilbert heeft een ongeconjugeerde
hyperbilirubinemie, een patiënt met een galgangatresie heeft een geconjugeerde
hyperbilirubinemie.
b Een patiënt met Syndroom van Gilbert heeft een geconjugeerde
hyperbilirubinemie, een patiënt met een galgangatresie heeft een
ongeconjugeerde hyperbilirubinemie.
c Beide ziektebeelden presenteren zich met een ongeconjugeerde
hyperbilirubinemie
A
extra info: gilbert is goedaardig en galgangatresie is ernstige aandoening.
Hoe wordt de diagnose van een recente hepatitis A infectie gesteld?
a door het aantonen van IgG antistoffen tegen hepatitis A virus
b door het aantonen van IgM antistoffen tegen hepatitis A virus
c door het aantonen van zowel de IgM als IgG antistoffen tegen hepatitis A virus
B want dat maak je aan bij recente infectie, antwoord A verschijnt later pas en geeft ook immuniteit aan
Een 28-jarige HBsAg-positieve, HBV-DNA positieve man, anti-HIV-negatief wordt
met Lamivudine behandeld. Evaluatie na 6 en 9 maanden laat zien dat HBV-DNA
niet detecteerbaar is, op 12 maanden is HBV DNA detecteerbaar met 10.000 IU/ml.
Drie mogelijke verklaringen voor deze bevinding zijn:
1 Patiënt heeft medicatie compliance problemen en neemt zijn pillen niet.
2 Het virus is resistent geworden voor de lamivudine.
3 Er is een infectie met een andere HBV stam opgetreden.
Welke verklaring is of welke zijn juist?
1 en 2
Welke bewering over de ziekte van Pfeiffer (Eppstein-Bar virus infectie) is niet
juist?
a Een zeldzame complicatie is hepatitis.
b De ziekte van Pfeiffer wordt ook wel ‘kissing disease’ genoemd.
c In meer dan 90 procent van de gevallen ontstaat een exantheem.
d In het bloedbeeld kan men atypische mononucleaire lymfocytaire cellen vinden.
C
elke bewering over de mazelen is niet juist?
a Een veel voorkomende complicatie is hepatitis.
b Mazelen wordt veroorzaakt door het Morbillivirus.
c De infectie wordt overgebracht door aanhoesten van speekseldruppeltjes.
d Aan de binnenzijde van het mondslijmvlies kunnen Koplikse vlekjes ontstaan
A
B behoort tot de paramoxyvirus familie en is dus ook juist
Bij bovenstaande patiënt laat je een echo van de lever maken; deze is normaal. Een
elasticiteitsmeting van de lever laat een zgn. F2 zien, oftewel matige fibrose (op een
schaal van 4, waarbij F0 is normaal, en F4 is cirrose). Je stelt antivirale therapie
voor.
Hoe hoog is de kans op genezing?
a ca. 50%
b 50 – 75%
c > 90%
d 100%
C
Een 45-jarige man wordt gezien met recidiverende ontstekingen van het KNO
gebied. Bij aanvullend onderzoek wordt in het urinesediment eiwit ++ en
erythocyten +++ aangetoond. Aanvullend immunologisch laboratoriumonderzoek
blijkt ook afwijkend.
Welke bewering is het meest waarschijnlijk bij bovenstaande combinatie?
a anti-ds-DNA antistoffen zijn aantoonbaar
b anti-GBM antistoffen zijn aantoonbaar
c anti-MPO anstoffen zijn aantoonbaar
d anti-PR3 antistoffen zijn aantoonbaar
A hoort bij SLE
B is tegen glomulaire basaal memebraan en dus glomerulonefritis
C en D zijn beide vasculitis maar er is bloed bij en MPA en EGPA zijn MPO-antistoffen en GPA is granulomateuze ontsteking en PR3 antistoffen
dus D
Wat is de voorkeurslokalisatie waar een hypersensitivity vasculitis zich uit (of:
waar uit een hypersensitivity vasculitis zich het vaakst)?
a de darm
b de huid
c de nieren
d de ogen
B
is een kleine vasculitis van neergeslagen immuuncomplexen en komt door geneesmiddel en uit zich in de huid
Welke behandeling heeft bij actieve sarcoidose de voorkeur?
a Anti-TNF
b Azathioprine
c Cyclofosfamide
d Prednison
auto-immuunziekte doe je vaak met prednison dus D.
welke stof is vooral verantwoordelijk voor het ontstaan van hypercalciemie bij
sarcoidose?
a actief vitamine D
b calcitonine
c fosfaat
d PTH
A want macrofagen zorgen voor 1-alpha-hydroxylae en die vitamine D om in actieve vorm. en vitamine D stimuleert de opname van calcium in de darm
Een 60-jarige vrouw presenteert zich met fenomeen van Raynaud in de winter en
verharding van de huid van de vingers die zich uitstrekt tot voorbij de MCP
gewrichten.
Welke diagnose kan op basis van deze gegevens worden gesteld?
a Perniones ofwel winterhanden
b SLE
c Systemische sclerose
d Op basis van deze gegevens kan niet met zekerheid een diagnose worden
gesteld
C, Ryanaud kan ook bij SLE maar dit geeft geen verharding van de huid
Vijf criteria zijn van de internationale studie group for Behçet’s disease zijn:
1 aften genitaal
2 aften oraal
3 inflammatoire darmklachten
4 pustels
5 uveitis
Volgens welke drie criteria kan de diagnose Behçet worden gesteld?
2, 4 en 5 (dit zijn de klachten die je daadwerkelijk krijgt)
Major criteria: minimaal drie keer per jaar orale zweren;
Minor criteria:
o Recidiverende ulcera door patiënt of arts waargenomen;
o Oogafwijkingen (uveitis anterior of posterior, vasculaire chorioretinitis) door oogarts bevestigt;
o Huidafwijkingen door patiënt of arts waargenomen (erythema nodosum);
o Positieve pathergietest (< 24-48 uur door arts beoordeeld);
Welk symptoom berust niet op een type I IgE-gemedieerde allergie?
a contact urticaria
b eczeem
c hoesten en kortademigheid
d waterige rhinoconjunctivitis
door IgE allergie gaat de mestcel histamine afgeven. dit kan B niet veroorzaken
Welke uitspraak met betrekking tot sepsis is juist?
a Bij sepsis is er altijd sprake van koorts.
b Bij sepsis is er niet altijd sprake van een infectie.
c Bij sepsis is er altijd sprak van een positieve bloedkweek.
d Bij sepsis is er sprake van een gedisreguleerde respons van de gastheer op een
infectie
D
A niet altijd
B altijd
C niet altijd
wee beweringen met betrekking tot Staphylococcus aureus bacteriemie zijn:
1 De oorzaak van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is
vaak een endocarditis.
2 De mortaliteit van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia
is hoger dan van een hospital-acquired Staphylococcus aureus bacteremia.
Welke bewering is of welke zijn juist?
beide
1 in > 50% van de gevallen