2013 maart Flashcards

(32 cards)

1
Q

Noem vier geneesmiddelen die worden gebruikt in de onderhoudsbehandeling van de
bipolaire stoornis

A
  • Lithiumcarbonaat
  • Valproïnezuur
  • Carbamazepine
  • Lamotrigine
  • Olanzapine
  • Quetiapine en Aripiprazol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem drie type werkaanpassingen die er toe kunnen bijdragen dat mensen met ernstige
psychische aandoeningen aan een baan kunnen beginnen of die kunnen behouden.

A
  • Flexibele werktijden
  • Taakaanpassing
  • Communicatie en ondersteuning
  • Werkplek aanpassingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een conversiestoornis?

A

Onverklaarde neurologische symptomen (of van het willekeurig spierweefsel of
zintuigfuncties), waarvan men aanneemt dat ze een psychische oorzaak hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geldt voor patiënten die vrijwillig op een psychiatrische afdeling zijn opgenomen, de Wet op
de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) of de Wet Bijzondere Opnemingen
in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ)?

A

Voor deze patiënten geldt, net als voor alle arts-patiënt relaties, de WGBO.
De BOPZ geldt alleen voor patiënten die onvrijwillig worden opgenomen worden i.v.m.
gevaar voortvloeiend uit een psychiatrische stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke drie manieren kunnen psychiatrische stoornissen worden onderverdeeld?

A

organisch versus functionele stoornissen

  1. psychotische versus neurotische stoornissen
  2. syndromale versus persoonlijkheidsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat valt te zeggen over (rest)klachten van ADHD bij adequate behandeling?

A

Alleen de hyperactiviteit en impulscontroleproblemen verbeteren. De aandachtproblemen en
de planning zijn relatief minder gevoelig voor behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf en motiveer de prognose van iemand met een narcistische persoonlijkheidsstoornis
die hiervoor inzichtgevende psychotherapie gaat volgen.

A

Patiënten met een narcistische persoonlijkheidsstoornis verdragen geen suggestie van
psychische tekortkoming en/of het spreken hierover, vanuit de stoornis, en zijn derhalve
geneigd de therapie (eerder) af te breken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem vier indicaties voor antipsychotica.

A
Delirium
Psychotische stoornissen
Manie
Obsessieve compulsieve stoornissen
Ticstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem vier mogelijke hypothesen over de relatie tussen cannabisgebruik en het later
ontstaan van schizofrenie.

A

Andere middelen die gelijktijdig met cannabis worden gebruikt spelen een oorzakelijke rol,
maar cannabis zelf niet.
Cannabisgebruik en schizofrenie worden beide veroorzaakt door gemeenschappelijke
etiologische factoren.
Cannabis wordt gebruikt door mensen bij wie de diagnose schizofrenie nog niet gesteld is
omdat ze op die manier bepaalde klachten proberen te verminderen.
Cannabisgebruik leidt alleen tot symptomen van schizofrenie bij mensen die al om een
andere reden kwetsbaar zijn voor een schizofrene ontwikkeling.
Cannabis heeft een eigen unieke bijdrage aan de etiologie van schizofrenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarop berust het angstreducerende effect van benzodiazepines?

A

GABA agonisme inhibeert neuronale activiteit in verschillende gebieden die bij angst
betrokken zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt verstaan onder het methodisch of epistemologisch dualisme in de psychiatrie?

A

Het begrijpen van motieven en bedoelingen en het verklaren van de oorzaken van
gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de psychische hoofdfuncties en geef van elke functie een voorbeeld.

A
  • Cognitieve functies: bewustzijn, aandacht, oriëntatie, waarneming denken en geheugen
    (1 pnt)
  • Affectieve functies: affecten, stemming, emoties (1 pnt)
  • Conatieve functies: de psychomotoriek, de motivatie, het gerichte gedrag (1 pnt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een patiënt zegt: ‘‘een onderwijzer is iemand die wijzer is van onder’’. Dit is bij psychiatrisch
onderzoek een indicatie voor een stoornis. Welke stoornis wordt hier bedoeld?

A

concretisme/gestoord abstraherend vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een patient wordt verwezen naar de gespecialiseerde poli psychiatrie met enkele klachten
die kunnen wijzen op een verhoogd risico op het krijgen van een psychose. Er is op dat
moment geen sprake van een psychiatrische stoornis in engere zin. Van welke vorm van
preventie is hier sprake?

A

Geïndiceerde preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem vier symptomen van een lithiumintoxicatie

A
Braken en diarree
Grove tremor
Sloomheid, traagheid, slaperigheid
Ataxie
Duizeligheid
Dysatrie
Verminderde eetlust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zijn een hypo-actief delier en een depressie van elkaar te onderscheiden?

A

door de voorgeschiedenis

17
Q

Een 72-jarige mannelijke patiënt is geopereerd aan de prostaat. Hij is enige dagen geleden
thuis gekomen uit het ziekenhuis en heeft nu een katheter. Zijn echtgenote belt midden in de
nacht de huisarts. Afgelopen nacht was hij tweemaal erg angstig wakker geworden, maar
sliep dan toch wel weer in. Nu heeft hij zijn katheter eruit getrokken en gedraagt zich angstig
en agressief. Zijn voorgeschiedenis vermeldt een CVA.
A. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
B. Welke symptomatische medicamenteuze behandeling dient nu ingesteld te worden?
C. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak?
D. Welk onderzoek kan ter plekke worden verricht om een oorzaak vast te stellen?

A

a. delier,
b. haldol
c. urineweginfectie (evt pneumonie)
d. beoordeling urine in de catheterzak ( evt stick) evt longen luisteren

18
Q

Op het huisarts spreekuur verschijnt een 35-jarige man, die nu voor de derde maal in een
half jaar hulp zoekt in verband met hartkloppingen. Er is al hulponderzoek verricht,
waaronder een ECG en event-recording, waaruit bleek dat het ging om sinustachycardie. Nu
is hij sinds een week in de ziektewet, omdat hij zich niet durft in te spannen.
A. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
B. Wat is het te verwachten beloop?

A

a. ongedifferentieerde somatoforme stoornis

b. 50-75% herstelt spontaan

19
Q

Leg aan de hand van getallen uit dat de dwangstoornis een genetische oorsprong heeft.

A

een patient met OCS heeft 25% kans op een fam lid met OCS; 40% bij dizygote
tweelingen; en 70% bij monozygote tweelingen

20
Q

Noem vijf structuren die deel uitmaken van het angstcircuit in de hersenen.

A
  1. amygdala
  2. hippocampus
  3. hypothalamus
  4. frontale cortex
  5. locus coerleus
  6. basale ganglia
  7. raphekernen
  8. cardiovasculaire en ademhalingscentra
  9. hersenstam/ periaqueductlae grijze stof
21
Q

Noem de twee belangrijkste elementen van voorlichting over het beloop van respons bij het
voorschrijven van SSRI’s voor angststoornissen.

A
  1. Initiële onrust en angst zijn mogelijk in de eerste weken

2. Effect kan pas na 6 weken geëvalueerd worden

22
Q

Welke neurotransmittersystemen zijn van essentieel belang bij het belonend effect van
verslavende stoffen?

A

Dopamine systeem + opioid systeem

23
Q

Noem vier medicijnen die effectief zijn bij de behandeling van alcoholafhankelijkheid. Geef
daarbij ook kort het werkingsmechanisme aan.

A
disulfiram (stapeling van toxische alcoholafbraakprodukten door remming
leverenzym)
acamprosaat (glutamaatantagonist)
naltrexon (opiaatantagonist)
topiramaat (GABA-agonist)
24
Q

Noem drie kenmerken van betaald werk die een positieve invloed kunnen hebben op
mensen met een ernstige psychische aandoening.

A
  • inkomsten bron: middel tot zelfstandigheid en onafhankelijkheid
  • dag- en weekstructuur
  • Bron van sociale contacten
  • Hogere sociale status
  • Bron van persoonlijke waardering en zingeving
25
Bij de depressieve stoornis is vaak ook de psychomotoriek verstoord. Daarbij kan sprake zijn van agitatie, maar ook, bij ernstige vormen, van stupor. A. Noem twee kenmerken die bij onderzoek van de patiënt worden waargenomen bij agitatie. b. Noem twee kenmerken die bij onderzoek van de patiënt worden waargenomen bij stupor.
a. Agitatie: rusteloosheid, ijsberen, handenwringen | b. Stupor: bewegingloos, geen mimiek, geen spraak, wel bij bewustzijn
26
De psychotische depressie wordt ondermeer gekenmerkt door stemmingscongruente wanen. A. Noem vier verschillende stemmingscongruente wanen. B. Wanneer is een waan een ‘’stemmingscongruente’ waan?
schuldwaan, zondewaan, armoedewaan, hypochondrische waan (4 pnt) Bron: p.287 B. Een waan is stemmingscongruent als de inhoud van de waan past bij/correspondeert met de depressieve, sombere en uitzichtloze stemming.
27
Wat is alexithymie?
Onvermogen om gevoelens te verwoorden
28
Wat is premonitory urge?
Voordat de tic plaats vindt voelt de patiënt een soort kriebel, die met de ticbeweging kan worden opgelost
29
Uit welke vier elementen bestaat cognitieve gedragstherapie voor psychotraumatische klachten bij kinderen?
voorlichting - ontwikkelen van coping vaardigheden - exposure - terugval preventie
30
Benoem twee afwijkingen in de HPA-as waar PTSS mee geassocieerd wordt. Antwoord:
verlaagde basale cortisol spiegels, toegenomen gevoeligheid glucocorticoid receptor & sterke negatieve terugkoppig HPA-as
31
Noem vier voorbeelden van formele denkstoornissen.
incoherentie maken van nieuwe woorden concretismen veranderingen in denktempo
32
welke persoonlijkheidsstoornis komt vaker voor bij anorexia?
borderline persoonlijkheidsstoornis