Tentamen 2018 november Flashcards

(82 cards)

1
Q

Wat zijn de big five karaktereigenschappen?

A
  1. Neuroticisme
  2. Extraversie
  3. Conscientieusheid
  4. Altruisme
  5. Openheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neuroticisme

A

Mate van impulscontrole emotionele stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extraversie

A

Assertiviteit, verworvenheden & contact met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conscientieusheid

A

organiseerbaarheid, betrouwbaarheid, betrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Altruisme

A

Compassie, mee werkzaamheid, coorperativiteit, zelf 2e plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Openheid

A

Bereidheid tot nieuwe ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Trias psychica

A

Cognitieve functies, Affectieve functies, Conatieve functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

5 onderdelen status preasens mentalis

A

Cognitieve functies, Affectieve functies, Conatieve functies, eerste indruk, persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis

A

Beginnend in de vroege volwassenheid tot uitking komend in diverse situaties. Diepgaand patroon van preoccupatie met orderlijk, perfectionisme, beheersing van psychische en intermenselijke processen. Dit gaat ten koste van soepelheid, openheid en efficientie.

4 van volgende:

  1. gepreoccupeerd met details, regels, lijsten, ordening, organisatie, schema’s, wat zo ver gaat dat het eigenlijke doel uit het oog verloren wordt.
  2. Toont een perfectionisme dat het afmaken van een taak bemoeilijkt. ( onvermogen iets af te maken omdat het niet aan eigen voltrokken eisen voldoet.)
  3. Overmatig toegewijd aan werk en productiviteit met uitsluiting van opntspannende bezigheden en vriendschappen.
  4. Is overdreven gewetensvol, scrupuleus en sar betreffende zaken van moraliteit, ethiek of normen.
  5. Is niet in staat versleten of waardelozen voorwerpen weg te gooien, zelfs als ze geen gevoelswaarde hebben.
  6. Is er een afkerig van taken en delegeren of om met andere samen te werken.
  7. heeft zich een stijl van gierigheid eigen gemaakt ten aanzien van zichzelf en anderen; geld wordt gezien als iets dat opgepot moet worden voor toekomsitge catastrofes
  8. toont starheid en koppigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 aspecten helpen bij het differentieren tussen persoonlijkheidsstoornissen en andere psychiatrische stoornissen?

A

ontstaan in jeugd
kenmerken totale functioneren van patient
niet uitscluiten voorkomen tijdens een episode van een psychiatrische stoornis of middelen gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn zes kenmerken van een schizoide persoonlijkheidsstoornis?

A

heeft noch behoefte aan, noch plezier in hechte relaties, inclusief het tot een gezien familie behoren

kies vrijwel altijd activiteiten die alleen gedaan moeten worden

Heeft weinig of geen belangstelling voor seksuele ervaringen met een ander

beleeft weinig of geen genoegen aan activiteiten

Heeft geen intieme vrienden of vertrouwelingen buiten eerstegraads familieleden

lijkt onverschillig voor lof of kritiek voor anderen

het affect is emotioneel kil, afstandelijk of afgevlakt.

EINZELGANGER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanaf de geboorte treedt er een wisselwerking op tussen het aangeboren temperament en de omgevingsfactoren. Hoe kan het dat vroeg kinderlijk trauma gevoelig maakt voor angst- of stemmingsstoornissen op latere leeftijd? leg dit uit vanuit een neurobiologisch perspectief

A
  1. verandering in neurotransmittersystemen en de HPA-as waardoor
  2. Chronisch verhoogde en labiele cortisolspiegel op volwassen leeftijd
  3. ze worden kwetsbaar voor stemming/angstklachten

stress blijft beter in je geheugen zitten
cortisol > hersenen littekenweefsel aanmaken > vervormen van hersenen waarmee stress er in blijft zitten > fysiologische verandering waardoor je hersenstructuur veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Depressie

A

somberheid + anhedonie

  • afvallen / aankomen
  • insomnia / extreme slaap
  • vertraagde psychomotoriek
  • denken aan de dood
  • verminderd concentratie vermogen
  • verminderde eetlust
  • schuld en machteloosheid gevoel
  • energie verlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tangentialiteit

A

volledig de plank mis slaan

die praat langs het onderwerp heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

indicaties voor een somatische oorzaak

A
  1. Ouder van 40 jaar zonder psychiatrisch verleden
  2. Begin gerelateerd aan trauma of ziekte
  3. Gebruik of onthouding van intoxicaties
  4. Geen duidelijke psygische of etiologische factoren
  5. Geen familie anamnese voor psychiatrie
  6. Ongewone beloopsvorm van syndroom
  7. Geen reactie op gangbare behandeling
  8. neuropsychiatrische symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 4 type preventie zijn er

A
  1. Universele preventie
  2. Selectieve preventie
  3. Geïndiceerde preventie
  4. Zorggerichte preventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorbeeld universele preventie

A

Algemene bevolking of subpopulatie niet gedefineerd op basis van individueel risicofactor
vb:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Selectieve preventie

A

gericht op individuen of subgroep van populatie met risicofactor
vb:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geindiceerde preventie

A

gericht op mensen met subsyndromale klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zorggerichte preventie

A

gericht op mensen die volgens de DSM een aandoening/geclassificeerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Final common pathway theorie

A

veel verschillende stressoren leiden tot dezelfde ziekte

verschillende ziektes kunnen op dezelfde manier worden behandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem de 5 psychose spectrum stoornissen

A
  1. Schizofrenie
  2. Schizofreniforme stoornis
  3. Schizo affectieve stoornis
  4. Kortdurende psychose
  5. Waanstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de definitie van een waan?

A

Afwijkend denkbeeld waaraan iemand blijft vasthouden ondanks bewijzen van onjuistheid. Deze waan is niet te herleiden aan subcultuur of religie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem verschillende typen wanen

A
  1. Paranoide waan
  2. Grootheidswaan
  3. Religieuze waan
  4. Beïnvloedingswanen
  5. Bizarre wanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de 3 hoofdcriteria van Schizofrenie waaraan waarvan een persoon er minstens 1 moet hebben voor de classificatie schizofrenie:
1. Wanen 2. Hallucinaties 3. Formele denkstoornissen
26
Wat wordt er verstaan onder formele denkstoornissen?
onsamenhangende spraak / incoherentie
27
Negatieve symptomen
symptomen/kenmerken die wegvallen terwijl ze er in gezonde situatie wel zijn
28
voorbeeld negatieve symptomen
affectvervlakking, gedachte- of spraakarmoede, apathie
29
Hoelang moet men symptomen van schizofrenie hebben om tot deze classificatie te komen?
gedurende minimaal 6 maanden
30
Voorbeelden van positieve symptomen
hallucinaties, wanen
31
Voorbeelden van negatieve symptomen
``` 4x A affectieve vervlakking alogie anhedonie apathie ```
32
Hallucinatie definitie
zintuigelijke waarneming zonder externe bron
33
Wat zijn imperatieve hallucinaties?
Hallucinaties die opdrachten geven aan patient
34
Welke 8 vormen van denkstoornissen bestaan er?
1. Incoherentie 2. Wordsalad 3. Ontsporing 4. Tangentialiteit 5. Neologisme 6. Concretisme 7. Verzanden 8. Gedachtestop
35
Schizofreniforme stoornis
schizofrenie LIGHT | langer dan 1 maand maar korter dan 6 maanden
36
Kortdurende psychose
schizofrenie SUPERLight korter dan 1 maand symptomen meestal een luxerende stressor of gebeurtenis
37
slechte prognose bij schizofrenie risicofactoren
1. slechter premorbide functioneren 2. jongere leeftijd bij ontstaan 3. sluipend begin 4. mannelijk geslacht 5. afwezigheid van luxerende factor (zoals cannabis) 6. afwezigheid van depressieve symptomen 7. Negatieve symptomen of cognitieve beperkingen 8. Schizofrenie in de familie / positieve familia anamnese
38
Demografische voorspellers van drop-out bij psychose behandeling bij antipsychotica
1. mannelijk geslacht 2. jong 3. etnische minderheid 4. sociale isolatie 5. lage sociaal economische status 6. lage opleiding 7. werkloos
39
spanningsklachten
spanningsklachten van een stressor die niet leiden tot disfunctioneren
40
suermenage/overspanning
spanningsklachten van een stressor die leien tot disfunctioneren
41
Burnout
overspanning langer dan 6 maanden | vermoeidheid op de voorgrond
42
Wat houd de screeningslijst CAM in bij Delier?
CAM staat voor confusion Assesment Method Deze wordt voornamelijk gebruikt op de IC er is sprake van een delier wanneer punt 1 EN 2 aanwezig + 3 OF 4. 1. Acuut begin of fluctuerend beloop 2. Verminderde aandacht 3. Gedesoriënteerd denken 4. Verminderd bewustzijn
43
Noem 5 luxerende factoren voor een delier
1. operatie en trauma 2. dwangmiddelen 3. katheter 4. Infectie en koorts 5. polyfarmaca 6. psychofarmaca 7. intracraniele aandoeningen 8. acute ziekenhuis opname 9. endocriene stoornissen
44
Noem 5 predisponerende factoren voor een delier
1. Leeftijd 70+ 2. Cognitieve stoornissen 3. Stoornissen in de ADL fncties 4. Ernstige ziekte 5. Sensorische deprivatie ofwel stoornissen visus of gehoor 6. Gebruik van alcohol of opiaten 7. VG: eerder delier, psychose, angststoornis of depressie
45
Wat valt er onder de angststoornissen?
``` Paniek aanval Paniek stoornis Agorafobie Specifieke fobie Sociale fobie Gegeneraliseerde angststoornis ```
46
Wat is de criteria voor een paniek aanvallen en welke 4 gebieden worden de bijpassende symptomen ingedeeld?
``` Abrupt gevoel van intense angst, binnen 10 minuten maximaal en daarna geleidelijk afnemend. 4> symptomen bijbehorende aan Cardiopulmonaal Autonoom Neurologisch Psychiatrisch ```
47
Welke symptomen bij paniekaanvallen passen bij cardiopulmonale symptomen?
- Atypische pijn op de borst - gevoel van ademnood - naar adem snakken - hartkloppingen, bonzend hart, versnelde hartslag
48
Welke symptomen bij paniekaanvallen passen bij autonome symptomen?
Zweten | opvliegers of koude rillingen
49
Welke symptomen bij paniekaanvallen passen bij neurologische symptomen?
gevoel van duizeligheid of flauwte paresthesieen trillen of beven
50
Welke symptomen bij paniekaanvallen passen bij psygiatrische symptomen?
angst om dood te gaan derealisatie / depersonalisatie angst om gek te worden
51
wat is criteria voor agorafobie in de DSM5?
vrees of angst voor minstens 2 van de 5 onderstaande: - openbaar vervoer - open ruimtes (markten/parkeer plekken) - Afgesloten ruimtes (bioscopen, theaters) - Grote groepen mensen of in de rij staan - alleen buitenhuis zijn
52
Noem 4 fysieke reacties bij angst
1. zweten 2. droge mond 3. palpitaties/hartkloppingen 4. tachpneu voor iedereen gelijk
53
Noem 4 Gedrag reacties bij angst
``` vermijding bevriezing schuilen agressie exploratie verschilt per persoon ```
54
Noem 4 mentale reacties bij angst
``` gevoel van angst alertheid vernauwde aandacht piekeren verschilt per persoon ```
55
wat is het gevolg van een hoge dopamine spiegel op angsstoornissen?
hoge dopamine spiegel (COMT-met) zorgt door hoge dopamine overmatige of hogere focus op gevaar is dus gevoeliger voor angststoornissen
56
behandeling van angst:
psychotherapie: - gedragstherapie - cognitieve therapie - medicamenteuze therapie - exposure therapie met responspreventie - CGT
57
wat is het verschil tussen dwang en drang
dwang: het moet echt nu ala minute gebeuren. handeling lucht op, maar geeft geen belonend gevoel drang: wel uit te stellen, waarbij functioneren mogelijk is, als het niet direct gebeurt. Toegeven aan drang geeft op korte termijn een belonend gevoel, maar op lange termijn een slecht gevoel. Kan voorkomen zonder obsessies
58
Wat is de primaire behandeling van OCD?
SSRI of CGT
59
Wat is de DSM criteria van depressie?
minstens 5 symptomen van onderstaand gedurende periode van 2 weken waarbij sowieso 1 of 2 aanwezig is 1. Depressieve stemming / somberheid 2. Anhedonie / verlies van interesse en plezier 3. gewichtsverlies of toename 4. Insomnia of hypersomnia 5. Psychomotore agitatie of retardatie 6. fatigue of weinig energie 7. gevoelens van waardeloosheid of excessieve schuldgevoelens 8. concentratie problemen 9. gedachten aan de dood, plannen voor suicide, suicidepoging B: Disfunctioneren!
60
Noem 7 somatische verschijnselen van een unipolaire depressie
1. Spanning en rusteloos 2. Veranderde darmfunctie 3. Slaapstoornissen 4. Problemen met eten, afvallen 5. Pijnklachten 6. Vermoeidheid en energie verlies 7. Libido verlies
61
wat is de criteria voor een bipolaire I stoornis?
manische episode, gedurende minstens 1 week (korter bij voortijdige opname) voldaan aan 3 of meer onderstaand: 1. toegenomen zelfverrouwen, grandiositeit 2. Minder behoefte aan slaap 3. Veel praten 4. Racende gedachten 5. verhoogd afleidbaar 6. Toegenomen doelgerichte activiteiten of psychomotorische agitatie 7. Meer activiteiten die schadelijk kunnen zijn
62
predisponerende factoren voor suicide
``` familiaire, genetische aanleg persoonlijkehidskenmerken perinatale omstandigheden of beperkte neonatale groei vroege traumatische gebeurtenissen neurobiologische stoornissen HPA-hyperreactiviteit ```
63
luxerende factoren voor suicide
lichamelijke aandoening (bv pijn) psychosiciale crisistoestand beschikbaarheid van middelen blootstelling aan voorbeelden in omgeving en media
64
risicofactoren voor suicidaliteit
``` mannelijk geslacht homoseksualiteit life event eerdere poging dokter zijn anesthesist/psygiater zijn beeindiging van GGZ traject publiciteit middelen misbruik ```
65
motiverende gespreksvoering bestaat uit
``` precontemplatie contemplatie beslissen en voorbereiden uitvoeren terugval ```
66
ongunstige factoren schizofrenie
- sluipend/ subacuut begin - jonge leeftijd - niet verward op hoogte punt - geen somatische oorzaak - geen drugsgebruik / luxerende factor - positieve familie anamnese - mannelijk geslacht - afwezigheid depressieve symptomen - aanwezigheid negatieve symtomen
67
neuroticisme
emotioneel instabiel, mate van impulscontrole
68
extraversie
assertiviteit, verworvenheden, contact andere mensen
69
concisciteusheid
nauwkeurigheid, georganiseerd, betrouwbaarheid
70
openheid
bereidheid nieuwe ervaringen
71
altriuisme
goed doen voor de ander, compassie en mee werkzaamheid. Zelf op tweede plek
72
hoe vaak komt specifieke fobie voor
5% van hele bevolking
73
gegeneraliseerde angststoornis
angst voor situaties of evenementen waarover iemand geen controle heeft. Angst of piekeren over veel aspecten van het leven waarbij onderdrukken niet mogelijk is.
74
Vrees
subcorticale gebieden >
75
Angst
corticale gebieden belangrijker > overna denken
76
Amygdala
betrokken bij angst en vrees
77
prefrontale cortex bij angst en vrees
regulatie extinctie evaluatie angst
78
basale ganglia
in actie komen
79
hippocampus
geheugen + context + gevoel voor gevaar
80
hersenstam
doorgeef luik lichaam autonome vreesresponse
81
wat is het percentage van angststoornissen wat erfelijk is?
40%
82
medicamenteuze behandeling angststoornissen
SSRI lage dosering