2017 juli Flashcards

(48 cards)

1
Q

Wat is het aandeel van “incidente years lived with disability veroorzaakt door psychiatrische stoornissen voor een 20 jarige” op de totale (door alle aandoeningen samen veroorzaakte) “incidente years lived with disability voor een 20 jarige”?

A

80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan met klassieke conditionering verklaard worden dat een militair na thuiskomst blijft schrikken van een overvliegend vliegtuig?

A

Door koppeling met de oorlog als ongeconditioneerde stimulus is het vliegtuig een geconditioneerde stimulus geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extinctie van pathologische angst wat is hiervoor nodig?

A

exposure in vivo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de klinische kenmerken van de volgende begrippen; ziekte, syndroom en probleemgedrag.

A

Ziekte: anatomisch (of orgaan specifieke) en/of fysiologische afwijkingen
Syndroom: patroon van klachten en verschijnselen
Probleemgedrag meerdere klachten of sociaal disfunctioneren niet als ziekte erkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem drie manieren waarop patiënten met anorexia nervosa proberen vermagering te bewerkstelligen.

A

Strikte beperking van de voedselinname (= caloriearm dieet; vasten) Fysieke hyperactiviteit (= overmatig bewegen, overmatig sporten) Zelf uitgelokt braken
Misbruik van laxantia
Misbruik van diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem drie frequent aanwezige afwijkingen in het laboratoriumonderzoek van anorexia- nervosapatiënten.

A

Anemie (HC, LB; FB (normocytair, normochrrom)) Leukopenie (HC, LB; FB (with relative lymphocytosis)) Trombocytopenie (FB)
Hypoglycaemie (HC; FB)
Leverfunctiestoornissen (LB)
Hypothyreoïdie/verlaagd T3 (HC; LB: schijnbare hypothyreoïdie)
Afwijkingen van de vrouwelijke geslachtshormonen (verlaagd LH, FSH en oestradiol) (HC; LB: ‘diverse stoornissen in de hormonale functies’; FB)
Hypercholesterolemie (FB)
Hypofosfataemie (HC; FB)
Verhoogd caroteengehalte (HC; FB)
Elektrolytstoornissen (hypokaliëmie; hyponatriëmie) (HC)
Verhoogd cortisolgehalte (HC; FB)
Verhoogd groeihormoon (HC; FB)
Verlaagd melatonine (HC)
Verlaagd insuline en verlaagde insulinegevoeligheid (HC)
Deficiënties vit A, D, E en K (HC)
Verlaagd zink (HC)
Hypoclaciëmie (HC)
Hypomagnesiëmie (HC)
lOMoARcPSD|182709
Gedownload door Romy Van den Berg (romy-vd-berg@hotmail.com)
lOMoARcPSD|182709
Metabole alkalose (HC; FB) Verlaagd eiwitgehalte (HC) Verlaagd leptine (FB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf het belangrijkste verschil tussen een dwanghandeling en een dranghandeling.

A

Een dwanghandeling wordt doorgaans uitgevoerd ter compensatie van angst of spanning voortkomend uit een dwanggedachte.
Een dranghandeling moet worden uitgevoerd voor het bereiken van tijdelijk genot of opluchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf via welke weg activatie van de amygdala kan leiden tot lichamelijke angstverschijnselen.

A

De amygdala zet de hypothalamus aan tot activatie van de hypofyse wat leidt tot afgifte van cortisol in de bijnierschors, waardoor een lichamelijke stressrespons optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke structuur zorgt blokkade van D2 receptoren voor het therapeutisch effect van antipsychotica?

A

het mesocorticolimbische systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem vier argumenten voor de ontwikkelingsstoornis hypothese van schizofrenie.

A
  1. abnormaal premorbide gedrag [o.a. motorische stoornissen]
  2. Sociaal onvermogen gedurende kindertijd
  3. Vertraagd bereiken van ontwikkelingsmijlpalen
  4. Premorbide psychopathologie (angst, depressie, gedragsstoornissen, ADHD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem twee verklaringen voor het NIET signaleren van psychiatrische morbiditeit door de huisarts.

A

patiënt presenteert zich niet met psychische klachten

huisarts vermijdt daardoor tijdsintensieve en ingewikkelde problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manier zijn een hypo-actief delier en depressie van elkaar te onderscheiden?

A

voorgeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke werknemer van een verpleeghuis heeft volgens het Effort-Reward imbalance model het hoogste risico op een stressreactie?

A

Antwoord: B. Bron: Emutom, is toepassing; Arts heeft high effort & high reward, verzorgende heeft high effort & low reward, receptionist heeft low effort & low reward

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarop ligt de nadruk bij de diagnostiek van een somatisch-symptoomstoornis?

A

Uitsluiten lichamelijke ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke hersenafwijkingen worden bij autisme gevonden?

A

Groter hersenvolume en afwijkingen in de frontostriatale hersengebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke symptoomclusters bestaat de posttraumatische stressstoornis volgens de DSM

A

Herbeleven, vermijden, negatieve veranderingen in cognitie en stemming, en verhoogde prikkelbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de goede volgorde van het 5G-schema binnen de cognitieve gedragstherapie?

A

Gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag, gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welke 4 belangrijke psychologische functies en gedragingen is dopaminerge neurotransmissie betrokken?

A
  1. doelgericht gedrag
  2. beloning en opzoeken van belonende stimuli
  3. volhouden van zoekgedrag
  4. “Inprinten” van herinneringen: vastleggen stimulus-respons-beloning associaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef 5 argumenten waarom de validiteit van de classificatie schizofrenie beperkt is.

A

Er ontbreekt evidentie voor een goed af te grenzen ziektebeeld,
waarvan:
1. de symptomen specifiek zijn 2. de etiologie gekend
3. de pathofysiologie specifiek is
4. de therapeutische opties vanzelfsprekend
5. de prognose voorspelbaar is
Kortom de heterogeniteit is enorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welke manier kan men achterhalen of een psychose door een middel (medicament of drug) wordt veroorzaakt?

A

Staken van het middel, indien de psychotische symptomen binnen enkele dagen verdwijnen, dan is er sprake van een psychose door een middel

21
Q

Beschrijf 2 opeenvolgende stappen om parkinsonisme door antipsychotica te verhelpen/verminderen.

A
  1. Dosisverlaging

2. Anticholinergica

22
Q

De symptomen van een delirium ontstaan doorgaans in de loop van uren tot dagen. De snelheid waarmee een delirium optreedt, is ook afhankelijk van de oorzaak. Bij een plotselinge ernstige lichamelijke aandoening (zoals een grote operatie of intoxicatie) ontwikkelt een delirium zich sneller dan bij een sluipend ontstane metabole stoornis (zoals dehydratie).Typerend is dat binnen een tot drie dagen enkele symptomen uitgroeien tot een volledig delirium. Noem 5 eerste symptomen (prodromi) van delirium.

A
Slapeloosheid ’s nachts en sufheid overdag
Levendige dromen of nachtmerries
Illusoire vervalsingen
Korte, corrigeerbare momenten van desoriëntatie
Moeite met denken en zich concentreren
Rusteloosheid
Teruggetrokkenheid
Geïrriteerdheid
Angst
Gespannenheid
23
Q

Noem 2 kenmerken waarin het overmatig eten bij boulimia nervosa verschilt van het overeten ten gevolge van farmaca of bij winterdepressie.

A

Bij boulimia nervosa gaat het om meer dan verhoogde eetlust of snoepdrang. Het onderscheid met andere vormen van overeten (bijvoorbeeld ten gevolge van farmaca of bij winterdepressie) betreft vooral het geheime karakter en het controleverlies bij ‘echte’ boulimie.

24
Q

Werkhervatting kan ingezet worden om therapeutische doelen te behalen bij mensen die verzuimen met een psychische aandoening.
Op welke vier manieren kan werkhervatting bijdragen aan symptomatisch herstel?

A

Structuur, afleiding, activering, opdoen positieve ervaringen faciliteren, sociale contacten stimuleren, graduele blootstelling aan werkoorzaken van klachten, setting om irreële cognities te testen.

25
Volgens het ‘organizational justice’ model speelt een laag ervaren ‘justice’ een rol bij het ontstaan van stressklachten door het werk. Hoe kunnen de justice begrippen ‘procedurele justice’ en ‘relationele justice’ worden omschreven?
1 Procedurele justice: redelijkheid van besluitvormingsprocessen in de organisatie; er is input van de betrokken partijen bij besluitvorming, besluiten zijn consistent, accuraat en ethisch. 2) Relational justice: de mate waarin de leidinggevende de werknemer redelijk, vriendelijk en begripvol tegemoet treedt.
26
Na een brommerongeval, een jaar geleden, houdt een 42-jarige man last van zijn nek en rug. Dit zorgt er voor dat hij vaak verzuimt van het werk en in bed blijft liggen. Hij vertelt niet somber te zijn, maar in bed te blijven vanwege de pijn en de daarmee gepaard gaande moeheid. Een geconsulteerd neuroloog vond niets afwijkends tijdens het onderzoek en maakte een MRI-scan van de nek. Ook deze liet geen afwijkingen zien. a) Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? b) Welke behandeling is aangetoond als effectief?
A. Somatische symptoomstoornis | B. CGT (volgens het gevolgenmodel)
27
Depressie gecombineerd met angst heeft om twee redenen een slechtere prognose dan een enkelvoudige depressie. Noem deze redenen.
A. Hogere kans op suïcide | B. Slechtere respons op behandeling
28
Noem 4 symptomen die meer wijzen op een depressie dan op een rouwreactie.
schuldgevoelens gedachten aan de dood preoccupatie met gevoel van waardeloos zijn psychomotorische remming langdurige en duidelijke beperkingen in functioneren hallucinatoire belevingen
29
Noem 5 kenmerken van een stoornis in het gebruik van alcohol die kunnen worden vastgesteld bij lichamelijk en/of laboratorium onderzoek.
1. Erythema palmare 2. Hepatosplenomegalie 3. Hypertensie 4. Perifere Neuropathie 5. Leverfunctiestoornis: verhoogd ALAT,ASAT, Gamma-GT en/of CDTspider naevi (?) 6. Hematologische afwijking: verhoogd MCV
30
Geef twee voorbeelden van interventies die kunnen worden ingezet bij de selectieve preventie van verslaving.
- Psycho-educatie van kinderen van verslaafde ouders | - Psychotherapeutische en/of medicamenteuze interventies bij jonge kinderen met ADHD
31
Geef een beschrijving van het zogenaamde “abstinence violation effect”.
Terugval: weer iets gebruik na periode van abstinentie Catastrofaal denken; nu is het toch een verloren zaak Ik kan net zo goed weer gewoon doordrinken
32
Bij het differentiëren tussen verschillende angststoornissen is de belangrijkste vraag waar iemand precies bang voor is. Benoem (per angststoornis) waar de patiënt (hoofdzakelijk) bang voor is bij achtereenvolgens: paniekstoornis, sociale angststoornis, specifieke injectiefobie en gegeneraliseerde angststoornis.
Paniekstoornis: paniekaanval (1) Sociale angststoornis: kritische beoordeling (1) Specifieke fobie voor injecties: (flauwvallen door) injecties (1) Gegeneraliseerde angststoornis: dagelijkse dingen (1)
33
``` Angstsymptomen kunnen veroorzaakt worden door verschillende somatische aandoeningen. Beschrijf voor de volgende somatische aandoeningen (per aandoening) het angst-inducerende pathofysiologische mechanisme: A. Hersentumor B. Feochromocytoom C. Hyperthyreoïdie D. Acidose ```
A. Schade aan hersenstructuren voor angstregulatie/ limbische systeem (1) B. Adrenalineproductie door bijniertumor (1) C. Schildklierhormoon activeert sympathisch zenuwstelsel (1) D. Kortademigheid en hyperventilatie (om CO2 te lozen) veroorzaakt angst (1)
34
Wat is waarschijnlijk het belangrijkste werkzame bestanddeel van gedragstherapie voor de behandeling van de obsessieve compulsieve stoornis?
Antwoord: exposure in vivo met responspreventie
35
Constant dingen aan moeten raken kan bij tics passen maar ook bij compulsies in het kader van de obsessieve compulsieve stoornis. Wat is het belangrijkste verschil in beloop tussen beide stoornissen?
Antwoord: tics ontstaan op kinderleeftijd en worden meestal minder of verdwijnen op volwassen leeftijd. Compulsies i.k.v. OCS kunnen ook op kinderleeftijd ontstaan maar verdwijnen meestal niet op volwassen leeftijd.
36
Noem twee neurochirurgische behandelopties voor patienten die lijden aan een therapieresistente obsessieve compulsieve stoornis.
Chirurgiesche hersenleaesie maken of electische stimulatie door middel van hersenelektroden (deep brain stimulation).
37
Wat zijn de gevolgen van traumatische stress door frequente mishandeling in de vroege jeugd op de hypothalamus-hypofyse-bijnieras?
Bijvende overgevoeligheid: stressprikkels leiden tot overmatige respons overmaat aan CRH door hypothalamus waardoor herhaaldelijk hoge corisolspiegels. Hierdoor wordt het individu kwetsbaarder voor stressgerelateerde psychiatrische en somatische aandoeningen.
38
Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten bij een cocaine intoxicatie?
Hypertermie Maligne hypertensie Insulten Agitatie
39
Beschrijf de 5 stadia in het motiveringsproces in de behandeling van verslaving
Precontemplatie: persoon ziet geen verband tussen middelengebruik en problemen Contemplatie: persoon wil verband tussen middelengebruik en problemen overwegen Beslissen en voorbereiden: persoon is van mening dat er een verband is tussen middelengebruik en zijn problemen en wil wat gaan doen aan middelengebruik Uitvoeren: daadwerkelijke vermindering van middelengebruik Terugval: recidief ongecontroleerd middelengebruik
40
Beschrijf hoe de mate van dopaminerge neurotransmissie van invloed kan zijn op het risico om verslaafd te raken.
mensen met een verminderde dopaminerge neurotransmissie ervaren minder plezier van gewone dagelijkse beloningen en ervaren vooral plezier door de sterke prikkels die door middelen worden veroorzaakt. Mensen met een hyperdopaminerge neurotransmissie ervaren drugs die de dopaminerge neurotransmissie versterken niet als plezierig.
41
Op uw spreekuur treft u een duidelijk angstige man aan. Bij navraag vertelt hij dat hij liever niet meer uit huis komt en zich niet onder de mensen wil begeven. Hij is bang te gaan trillen en transpireren en zichzelf belachelijk te maken. Zelfs bij familie komt hij niet meer op bezoek uit angst voor hun reactie. Hij is ook meer gaan drinken de laatste tijd. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Sociale Fobie
42
Je bent huisarts. Eén van je patiënten heeft een gesprek gehad op een psychiatrische polikliniek. Daar is als diagnose een posttraumatische stressstoornis gesteld, zonder comorbiditeit. De patient vraagt wat de beste behandeling is. Wat is hierop het goede antwoord?
Cognitieve gedragstherapie of EMDR
43
Je bent huisarts. Eén van je patiënten komt op je spreekuur met klachten van duizeligheid, hartkloppingen, koude rillingen en ademnood. Lichamelijk onderzoek sluit een somatische oorzaak uit. Desgevraagd zegt patiënt geen middelen te gebruiken. Je vraagt de klachten verder uit. Patiënt vertelt dan dat hij zich sinds 6 maanden extreem angstig voelt. Hij piekert veel over zijn klachten. Patiënt lijdt hier erg onder en wordt sterk gehinderd in zijn werk en sociale contacten. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? Formuleer de vraag, die je aan de patiënt stelt om deze vast te stellen.
Paniekstoornis. “Is er sprake van plotselinge paniekaanvallen of gevoelens van angst die vaker wel dan niet voorkomen? “
44
Welk aspecten van de depressie komen bij de psychoeducatie over depressie aan bod? Noem er vier
het vóórkomen, de mogelijke oorzaken, de onderhoudende factoren, het beloop, en de behandelopties.
45
In het kader van de behandeling van de depressieve stoornis is psychoeducatie een obligaat onderdeel. Wat wordt er onder psychoeducatie verstaan?
het goed voorlichten van de patiënt over de aandoening en behandeling
46
Omschrijf de aard en de duur van de gestoorde stemming bij een patiënt in een manische, een hypomane en een depressieve episode, in onderstaande tabel
Manisch abnormaal, voortdurende verhoogd of prikkelbaar, tenminste een week Hypomaan voortdurende verhoogd of prikkelbaar tenminste vier dagen Depressie depressieve of sombere stemming elke dag, gedurende minimaal 14 dagen
47
Geef een indeling van psychiatrische behandeltechnieken, geordend naar de aard van het ingrijpen. Noem er 4.
Antwoord: - technieken die rechtstreeks de hersenen beïnvloeden - technieken die de hersenen chemisch beïnvloeden - technieken om de hersenen te beïnvloeden via ingrepen elders in het lichaam - technieken om het denken of beleven te beinvloeden via communicatie - technieken om de omgeving beter in overeenstemming te brengen met de mogelijkheden en beperkingen van patiënten.
48
Bij cannabisgebruikers ontstaat vaker schizofrenie dan bij niet cannabisgebruikers. Er zijn verschillende hypothesen over de relatie tussen cannabisgebruik en het latere ontstaan van schizofrenie. Noem minimaal drie hypothesen die hierover beschreven worden.
- niet de cannabis maar daarmee samenhangende factoren spelen een oorzakelijke rol - cannabisgebruik en schizofrenie worden beide veroorzaakt door gemeenschappelijke etiologische factoren - cannabis wordt bij voorkeur gebruikt door mensen die al wel last hebben van (voorstadia) van schizofrenie maar bij wie de diagnose nog niet gesteld is. - Cannabisgebruik leidt alleen tot symptomen van schizofrenie bij mensen die hiervoor kwetsbaar zijn. - Cannabisgebruik levert een unieke bijdrage aan de etiologie van schizofrenie.