Ademhaling Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is de gemiddelde temperatuur van uitgeademde lucht?

A

32°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk soort veranderingen veroorzaakt de adembewegingen?

A

Vormverandering van de borstkas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk gevolg heeft de vormverandering van de borstkas tijdens de adembeweging?

A

Volumeveranderingen van de borstholte en de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat maakt de volumeveranderingen van de borstholte mogelijk?

A

De ademhalingsspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zijn de ademhalingsspieren? (3)

A
  • Buitenste tussenribspieren.
  • Binnenste tussenribspieren.
  • Het middenrif.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor vergroot de borstholte bij inademing?

A

Door samentrekking van de ademhalingsspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf de borstademhaling.

A

De buitenste tussenribspieren trekken samen waardoor het borstbeen en de ribben opgetild worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omschrijf de buikademhaling.

A

Het middenrif trekt samen waardoor deze vlakker wordt en daalt. Hierdoor vergroot de borstholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het pleura?

A

Het geheel van longvlies, pleuravocht en het borstvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor zijn de longen omgeven?

A

Het longvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarmee is de binnenkant van de borstkas bedekt?

A

Het borstvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat ligt er tussen het longvlies en het borstvlies?

A

Het pleuravocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van het pleuravocht?

A

Hierdoor kleven het long en borstvlies aan elkaar waardoor deze enkel over elkaar kunnen schuiven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor vergroot het longvolume als het borstholtevolume vergroot?

A

Door het pleuravocht kleven de elastische longen aan de borstholte en zetten de longen uit bij expansie van de borstholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het ademvolume?

A

De hoeveelheid lucht die bij een rustige ademhaling ververst wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel bedraagt het ademvolume gemiddeld?

17
Q

Wat is vitale capaciteit?

A

De grootste hoeveelheid lucht die je na extra diep inademen kunt uitademen.

18
Q

Wat is de restlucht?

A

De maximale hoeveelheid lucht die, na uitademen, nog in de longen achterblijft.

19
Q

Hoeveel bedraagt de restlucht gemiddeld?

20
Q

Hoe bepaal je de totale longinhoud?

A

Door de vitale capaciteit bij de restlucht op te tellen.

21
Q

Vitale capaciteit is afhankelijk van vier factoren. Welke?

A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Lichaamsbouw
  • Lichaamsconditie.
22
Q

Wat is de volgorde die lucht aflegt van neus/mond tot longblaasje? (8)

A
  • Neus/mondholte.
  • Keelholte.
  • Strottenhoofd.
  • Luchtpijp.
  • Luchtpijptakken.
  • Longtakken.
  • Longtakjes.
  • Longblaasjes.
23
Q

Welke long is groter?

A

De rechterlong is iets groter dan de linkerlong.

24
Q

Welke long is kleiner?

A

De linkerlong is iets kleiner dan de rechterlong.

25
Waarom is één van de longen kleiner dan de andere?
De linkerlong is iets kleiner door de ligging van het hart.
26
Hoeveel longlobben heeft de linkerlong?
Twee.
27
Hoeveel longlobben heeft de rechterlong?
Drie.
28
Welke long heeft twee longlobben?
De linkerlong.
29
Welke long heeft drie longlobben?
De rechterlong.
30
Wat voor wand heeft een longblaasje?
Een uiterst dunne, één cellagige, wand.
31
Waarmee is een longblaasje omgeven?
Een netwerk van haarfijne bloedvaatjes. De longhaarvaatjes.
32
Wat is de gasuitwisseling ter hoogte van de longblaasjes??
Het zuurstofgas komt vanuit de longblaasjes in het bloed terecht en het koolstofdioxide komt vanuit het bloed is de longblaasjes terecht.
33
Welke aanpassingen zijn er aan de neus en mond voor de ademhaling? (4)
- Trilharen in het neusslijmvlies om schadelijke stofdeeltjes en indringers te vangen. - Bevochtiging van de lucht door het slijmvlies. - Reukcellen die ons waarschuwen voor schadelijke stoffen. - Mondholte ook bedekt met slijmvlies voor het bevochtigen van de lucht.
34
Welke aanpassingen in functie van de ademhaling zijn er in de keel? (2)
- Huig om neusholte af te sluiten. - Strottenhoofd om de luchtpijp af te sluiten.
35
Welke aanpassingen zijn er in de longen in functie van de ademhaling? (4)
- Door het pleura en de elasticiteit van de longen zijn volume veranderingen mogelijk. - Door de miljoenen longblaasjes is er een groot uitwisselingsoppervlak. - Een Uitgebreid netwerk aan longhaarvaten. - Dunne wanden zorgen voor een kleine afstand om gassen uit te wisselen.
36
Welke aanpassingen zijn er aan de luchtpijp en verdere vertakkingen in functie van de ademhaling? (2)
- Kraakbeenringen om de luchtpijptakken steeds open te houden. - Slijmlaag en trilharen om stof en andere schadelijke indringers op te vangen en omhoog te verplaatsen.
37
Wat is de gasuitwisseling ter hoogte van de cellen?
Cellen nemen zuurstofgas op uit het bloed en staan koolstofdioxide af aan het bloed.
38
Wat is het belang van zuurstofgas in het lichaam?
Energieproductie, Lichaamscellen halen zuurstofgas uit de ingeademde lucht en gebruiken dit om energie uit energieleverende stoffen van ons voedsel te halen.
39
Wat ontstaat er tijdens het vrijmaken van energie uit de energieleverende stoffen van ons voedsel?
Koolstofdioxide.