Voortplanting - Planten Flashcards

(58 cards)

1
Q

Beschrijf voortplanting in het algemeen.

A

Zaadcel + eicel –> bevruchte eicel –> nieuw organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk onderdeel van de plant speelt een centrale rol bij de voortplanting?

A

De bloem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarbij speelt de bloem van een plant een centrale rol?

A

De voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de bloembodem?

A

Het verbrede uiteinde van de bloemsteel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heet het verbrede uiteinde van de bloemsteel?

A

De bloembodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop staan alle bloemdelen ingeplant?

A

De bloembodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke kleur hebben kelkbladeren meestal?

A

Groen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van de kelkbladeren?

A

Bescherming tegen vrieskou en uitdroging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke kleur hebben de kroonbladeren?

A

Een opvallende kleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de bloemkroon?

A

De kroonbladeren samen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarop zitten de kroonbladeren?

A

In een kring op de bloembodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke functie hebben de kroonbladeren?

A

Lokken van insecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn bloemdekbladeren?

A

Als de kelk en kroonbladeren dezelfde kleur hebben, zoals bij tulpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn meeldraden?

A

De mannelijke voortplantingsorganen van de bloem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit zijn meeldraden opgebouwd? (2)

A
  • Een helmdraad.
  • Een helmknop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit is een helmknop opgebouwd?

A

Uit helmhokjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar staan de meeldraden?

A

in een kring op de bloembodem, net binnen de kroonbladen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat vormt de helmknop?

A

Stuifmeelkorrels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar staat de stamper bij de bloem?

A

Centraal op de bloembodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat de stamper? (3)

A
  • Een stempel.
  • Een stijl.
  • Een vruchtbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat bevindt zich in het vruchtbeginsel?

A

één of meerdere zaadbeginsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoeveel eicellen draagt elk zaadbeginsel?

A

één eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk voortplantingsorgaan is de stamper?

A

Het vrouwelijk voortplantingsorgaan van de bloem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een stamperbloem?

A

Een vrouwelijke bloem.

25
Wat is een meeldraadbloem?
Een mannelijke bloem.
26
Wat is een ander woord voor vrouwelijke bloem?
Een stamperbloem.
27
Wat is een ander woord voor een mannelijke bloem?
Een meeldraadbloem.
28
Wat is bestuiving?
Het overbrengen van stuifmeelkorrels van meeldraad op stempel van een bloem van dezelfde soort.
29
Waarom is bestuiving noodzakelijk?
Om de zaadcellen bij de eicellen te krijgen.
30
Welke soorten bestuiving kennen we voornamelijk?
- Windbestuiving. - Insectenbestuiving.
31
Welke aanpassingen hebben bloemen van een insectenbloeier? (4)
- Opvallend gekleurde bloembladeren. - Geurstoffen. - Honingmerk. - Nectar.
32
Welke aanpassingen hebben de stuifmeelkorrels van een insectenbloeier? (2)
- Ruw - Kleverig.
33
Welke aanpassingen hebben bloemen van een windbloeier? (3)
- Helmknoppen hangen buiten de bloem. - Grote, kleverige stempels buiten de bloem. - Produceren massa's stuifmeel.
34
Welke aanpassingen hebben de stuifmeelkorrels van een windbloeier?
Extra lichte stuifmeelkorrels met soms luchtzakjes.
35
Wat is zelfbestuiving?
Wanneer het stuifmeel van een bloem op de stamper van dezelfde bloem terecht komt.
36
Wat is buurbestuiving?
Als het stuifmeel van een bloem op de stempel van een andere bloem van dezelfde plant terecht komt.
37
Wat is kruisbestuiving?
Wanneer het stuifmeel van een bloem op de stempel van een andere bloem van een andere plant binnen dezelfde soort terechtkomt.
38
Welke aanpassingen hebben sommige bloemen om zelfbestuiving te voorkomen?
- Een stempel ver boven de meeldraden. - Verschillende rijptijd tussen meeldraden en stempel.
39
Hoe gebeurt de bevruchting bij een plant? (6)
- Bestuiving - Kiemende stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis. - Stuifmeelbuis groeit door tot bij de eicel. - Stuifmeelbuis barst open - Zaadcel dringt eicel binnen - Versmelting zaadcel en eicel.
40
Wat ontwikkelt zich, bij een plant, na de bevruchting?
Het zaadbeginsel ontwikkelt zich tot een zaad.
41
Wat gebeurt er gelijktijdig met de ontwikkeling van een zaad?
Verdikking van het vruchtbeginsel tot een vrucht.
42
Wat gebeurt er gelijktijdig met de ontwikkeling van een vrucht?
Het zaadbeginsel ontwikkelt zich tot een zaad.
43
Wat doet de bevruchte eicel in het zaadbeginsel?
Begint te delen, er ontwikkelt zich een kiem.
44
Hoe heet het omhulsel van een zaad?
De zaadhuid.
45
Wat is de functie van de zaadhuid?
Beschermt de kiem tegen uitdroging.
46
Heeft een plantenzaad een navel?
Ja
47
Hoe groeit een zaad in de vrucht?
Via sap aangevoerd door de plant via de navelstreng.
48
Hoe heet het kleine heuveltje in de buurt van de navel bij een zaadje?
De knobbel.
49
Wat is de functie van de knobbel bij een zaadje?
Daar bevind zich het worteltje.
50
Wat zit er tussen de navel en het knobbeltje bij een zaadje?
Het poortje.
51
Wat is de functie van het poortje bij een zaadje?
Wateropname, oude toegang van de stuifmeelbuis.
52
Waaruit bestaat de kiem?
De zaadlobben en het embryo.
53
Waaruit bestaat het embryo van een plant? (4)
- Een worteltje. - Een korte stengel. - 2 zaadlobben. - Een paarkleine, opgevouwen, witte blaadjes.
54
Beschrijf de 8 fasen van het kiemproces (van een boon).
1. Droge boon wordt geplant. 2. Opname van water langs het poortje. 3. Scheuren van zaadhuid door worteltje. 4. Ontwikkeling van stengeltje. 5. Stengeltje komt boven de grond en trekt zaadlobben mee. 6. Blaadjes ontvouwen door verwijderen zaadlobben. 7. Blaadjes beginnen fotosynthese. 8. Zaadlobben (reserve voedsel) vallen af We hebben nu een jonge plant.
55
Omschrijf de levenscyclus van een plant. (7)
- Bestuiving - Bevruchting - Zaad en vruchtvorming. - Zaadkieming. - Groei - Bloei - Bestuiving.
56
Wat is vegetatieve vermenigvuldiging?
Een deel van een organisme wordt een nieuw organisme, geen voortplanting.
57
Hoe gebeurt vegetatieve vermenigvuldiging op natuurlijke wijze? (5)
- Bollen - Knollen - Broedknoppen - Bovengrondse uitlopers. - Wortelstokken.
58
Hoe gebeurt vegetatieve vermenigvuldiging op kunstmatige wijze? (3)
- Stekken. - Afleggen. - Enten.