Transport - Het bloed Flashcards

(28 cards)

1
Q

Uit welke delen bestaat het bloed? (4)

A
  • Bloedplasma. (55%)
  • Witte bloedcellen.
  • Bloedplaatsjes.
  • Rode bloedcellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het voornamelijkste bestanddeel van het bloedplasma?

A

Water (90%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zit er in het bloedplasma?

A
  • Water.
  • Opgeloste stoffen (voedingsstoffen en afvalstoffen).
  • Eiwitten (fibrinogeen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe heet het bloedplasma zonder fibrinogeen?

A

Serum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is serum?

A

Bloedplasma zonder fibrinogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is fibrinogeen?

A

Een eiwit in het bloed dat helpt bij de stolling.
Het stollingseiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten bloedcellen zijn er? (3)

A
  • Rode bloedcellen.
  • Witte bloedcellen.
  • Bloedplaatsjes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is een rode bloedcel eigenlijk geen cel?

A

Er is geen celkern aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de vorm van een rode bloedcel.

A

Rode, schijfvormige cellen met een ingedeukte boven- en onderkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom zijn de rode bloedcellen rood?

A

Wegens hemoglobine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bloedcellen hebben geen celkern?

A

Rode bloedcellen en bloedplaatjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verlaten witte bloedcellen de haarvaten?

A

Door van vorm te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn bloedplaatjes?

A

Brokstukjes van cellen met een onregelmatige vorm en zonder celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke functies heeft het bloed?

A
  • Transport.
  • Bescherming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waartegen beschermt het bloed?

A
  • Tegen infecties.
  • Tegen bloedverlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarmee beschermt het bloed tegen infecties?

A

Met behulp van de witte bloedcellen.

17
Q

Waarmee beschermt het bloed tegen bloedverlies?

A

Met behulp van de bloedplaatjes (en fibrinogeen).

18
Q

Wat is de functie van witte bloedcellen?

A

Bescherming tegen infecties.

19
Q

Wat is de functie van de bloedplaatjes?

A

Bescherming tegen bloedverlies.

20
Q

Waarmee transporteert het bloed?

A
  • Met rode bloedcellen.
  • Met het bloedplasma.
21
Q

Wat transporteert het bloed met de rode bloedcellen? (2)

A
  • Zuurstofgas
  • Koolstofdioxide
22
Q

Wat transporteert het bloed met het bloedplasma? (4)

A
  • Voedingsstoffen.
  • Afvalstoffen.
  • Hormonen.
  • Warmte.
23
Q

Van waar naar waar transporteert het bloedplasma voedingsstoffen?

A

Van de dunne darm naar alle lichaamscellen.

24
Q

Van waar naar waar transporteert het bloedplasma afvalstoffen? (4)

A

Van alle lichaamscellen naar de:
- Nieren.
- Huid.
- Longen.
- Lever.

25
Van waar naar waar transporteert het bloedplasma hormonen?
Van de hormoonklieren naar andere organen.
26
Van waar naar waar transporteert het bloedplasma warmte?
Van alle lichaamscellen naar de huid en andere delen van het lichaam.
27
Waarom heeft een rode bloedcel een ingedeukte vorm?
Oppervlaktevergroting.
28
Geef de stappen bij de bloedstolling. (4)
- Bloedplaatjes geven bij beschadiging van een bloedvat stoffen vrij die ervoor zorgen dat fibrinogeen een netwerk van fibrinedraden vormt. - De fibrinedraden houden bloedvellen tegen zodat er een bloedprop ontstaat. - De bloedprop droogt uit door contact met de lucht en er ontstaat een korstje waaronder de wand van het bloedvat zich herstelt. - Als de bloedprop volledig uitgedroogd is, laat het korstje los.