Biologie - De Spijsvertering Flashcards

(124 cards)

1
Q

Wat is de spijsvertering?

A

Het beschikbaar maken vd voedingsstoffen door het afbreken van macromoleculen door enzymen.
Daarna de absorptie van de elementaire bouwstenen (uit macromoleculen) door darmwand voor celmateriaal, brandstof, reserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor worden de macromoleculen in de spijsvertering uiteindelijk gebruikt?

A

Na absorptie door de darmwand voor celmateriaal, brandstof of reserves.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het metabolisme?

A

Het geheel van chemische reacties in een organisme of cel waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is absorptie?

A

Het opnemen v bouwstenen doorheen de darmwandcellen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door wat werkt absorptie?

A

actief en passief transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een hydrolysereactie?

A

de afbraak van sachariden, vetten en eiwitten

(omgekeerde condensatiereactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er belangrijk bij een hydrolysereactie?

A

water
-> daarom belangrijk drinken tijdens eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door wat gebeurt de hydrolytische splitsing?

A

Door hydrolytische enzymen zoals amylase, maltase, … = hydrolasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke voedingsstoffen zitten er zoal in onze voeding?

A

lipiden, proteïnen, koolhydraten, vitaminen, mineralen en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor heeft ons lichaam voedingsstoffen nodig?

A

voor het celmetabolisme en bij uitbreiding om te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naar waar worden afvalstoffen uit ons spijsverteringsstelsel afgevoerd?

A

naar het uitscheidingsstelsel of in de cel naar de vacuolen, lyosomen of peroxisomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar gebeurt de hele spijsvertering?

A

In het spijsverteringsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit wat bestaat het spijsverteringsstelsel groot gezien? (3)

A
  • spijsverteringskanaal
  • spijsverteringsklieren
  • galwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Van waar tot waar loopt de enzymatische spijsvertering?

A

mondholte tot einde dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke 5 groepen kan je de spijsverteringsenzymen indelen?

A
  • lipasen
  • glucosidasen
  • nucleasen
  • proteasen
  • peptidasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen de lipasen in de spijsvertering?

A

ze katalyseren de splitsing v lipiden in vetzuren en glycerol

-> in 12-vingerige darm: triglyceride tot 3 vetzuren en glycerol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doen de glucosidasen?

A

katalyseren de splitsing van grote carbohydraten in de veel kleinere mono- en disachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doen de nucleasen?

A

ze katalyseren de splitsing v nucleïnezuren in nucleotiden, stikstofbasen, sachariden en fosfaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doen de proteasen?

A

zelfde als de peptidasen:
Ze katalyseren de splitsing v proteïnen respectievelijk in kleine peptiden en in aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doen de peptidasen?

A

zelfde als de proteasen:
Ze katalyseren de splitsing v proteïnen respectievelijk in kleine peptiden en in aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke 3 groepen kan je peptidasen indelen?

A
  • endopeptidasen
  • exopeptidasen
  • dipeptidasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen endopeptidasen?

A

Ze knippen polypeptiden in kleinere polypeptiden en dipeptiden ter hoogte van enkele specifieke aminozuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doen exopeptidasen?

A

Ze knippen polypeptiden aan het koolstofeinde of aan het stikstofeinde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat doen dipeptidasen?

A

Ze katalyseren de splitsing v dipeptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is het spijsverteringskanaal?
een buisvormige, holle verbinding tussen de mond en de anus
26
Wat ligt er allemaal tussen de mond en de anus in het spijsverteringskanaal op volgorde? (7)
- keelholte - slokdarm - maag - 12vingerige darm - dunne darm - dikke darm - endeldarm
27
Wat is de belangrijkste wand vd organen in het spijsverteringskanaal voor de enzymatische activiteit?
De buitenste laag, de mucosa of slijmlaag
28
Hoeveel verschillende lagen hebben de organen vh spijsverteringskanaal?
6
29
Waarom is de mucosa of slijmlaag zo belangrijk voor de enzymatische activiteit in het spijsverteringskanaal?
Daar liggen de meeste kliercellen. Af en toe zijn die groot genoeg om door te dringen in onderliggende lagen, zoals de submucosa
30
Wat zijn de 4 spijsverteringsklieren die ondersteunen bij de werking vd spijsverteringsorganen? Waarom?
- speekselklier, alvleesklier, lever en galblaas - ze produceren of transporteren belangrijke spijsverteringsenzymen
31
Welke enzymen breken lipiden af in de spijsvertering?
lipasen
32
Welke enzymen breken sachariden af in de spijsvertering?
glucosidasen
33
Welke enzymen breken nucleïnezuren af in de spijsvertering?
nucleasen
34
Welke enzymen breken proteïnen af in de spijsvertering?
proteasen en peptidasen
35
Wat is de reactievergelijking die past bij de afbraak van sachariden door glucosidasen?
zetmeel + H2O -> maltose + H2O -> glucose + glucose + ...
36
Welke 6 dingen moet je kunnen aanduiden in de mond in functie vh spijsverteringskanaal?
- hard verhemelte (net achter bovenste tanden) - zacht verhemelte (achter hard in richting v keel) - huig (dingentje dat zo bengelt achterin je mond) - tong (die weet je wel liggen zeker haha) - smaakpapapillen (op tekening achteraan de tong aangeduid) - amandelen (links en recht aan einde tong, bijna in keel)
37
Wat is een ander woord voor keelholte?
farynx
38
Wat zorgt ervoor dat je niet kan ademen door je neus wanneer je eet en andersom?
de huig
39
Wat ligt er eerst: de slokdarm of de luchtpijp?
de luchtpijp
40
Wat is een ander woord voor slokdarm?
oesophagus
41
Waar ligt het strotklepje?
net achter de tong dat mee helpt voor de sluiting zodat je eten niet in je luchtpijp gaat
42
Voor wat dient het maaglichaam?
- reservoir - verdeling - secretie
43
ander woord voor maagportier
pylorus
44
Ander woord voor 12-vingerige darm
duodenum
45
uit wat bestaat de dunne darm? (2)
nuchtere darm en kronkeldarm
46
Waar gebeurt de productie van gal?
in de lever
47
Waar wordt gal opgeslagen?
in de galblaas
48
ander woord alvleesklier
pancreas
49
In wat kan je de alvleesklier of pancreas indelen?
- exocrien gedeelte: productie spijsverteringsenzymen - endocrien gedeelte: productie hormonen via bloed
50
Is het speeksel eerder waterachtig of slijmerig?
hangt af van het type voedsel
51
Welke speekselklieren zorgen voor de aanmaak v speeksel en waar liggen ze?
- oorspeekselklier (net voor oor) - onderkaakspeekselklier (onder de volgende klier) - ondertongspeekselklier (onder tong)
52
Welk enzym bezit speeksel voor de chemische vertering v voedsel?
amylase (een glucosidas)
53
Wat doet amylase in het speeksel?
katalyseert de splitsing v zetmeel in maltose
54
Wat is nog een functie v speeksel naast splitsing v zetmeel?
reinigende en antibacteriële functie
55
Waarom dient de slokdarm enkel als transportkanaal voor voedsel naar de maag?
Omdat in het slijmvliesweefsel vd slokdarm geen enzymproducerende klieren aanwezig zijn, enkel slijmproducerende.
56
Waar ligt het pH-optimum v amylase?
pH van 7
57
Wat gebeurt er in de mondholte bij de spijsvertering?
- verkleinen v voedsel - vertering zetmeel onder invloed v amylase = ontstaan maltose
58
Waar mondt de slokdarm uit?
in de maag
59
Hoe heet de klep die zich op de overgang v slokdarm naar maag bevindt?
de gastro-oesofageale sfincter
60
Wat is de functie van de gastro-oesofageale sfincter?
werkt als een terugslagklep en zorgt ervoor dat de zure maaginhoud niet kan terugstromen id slokdarm
61
Hoe noem je het wanneer de gastro-oesofageale sfincter gefaald heeft en er wel zure maaginhoud terugstroomt in de slokdarm?
reflux
62
Hoe merk je reflux?
Het geeft een branderig gevoel en kan de slokdarm op lange termijn ernstig beschadigen (bv slokdarmtumoren)
63
Waar mondt de maag uit?
in de 12-vingerige darm
64
Hoe heet de klep die tussen de maag en de 12-vingerige darm zit?
de sfincter pylori of het maagportier
65
Wat is het max volume vd maag?
ongeveer 2 liter
66
Wat doet de maag vooral?
ze verteert proteïnen, daartoe produceert ze maagsap ter hoogte vd maagwand
67
Waar liggen de enzymproducerende klieren van de maag?
in de plooien vd mucosa (slijmlaag)
68
Hoe noem je de plooien vd mucosa?
crypten (kunnen vrij diep zijn)
69
Wat zijn crypten?
diepe plooien id slijmlaag v maagwand die enzymproducerende kliercellen bevatten co de aanmaak v maagsap (-> vertering proteïnen)
70
Uit welke 5 componenten bestaat maagsap?
- water - zoutzuur (HCl) - pepsine - transportmoleculen - slijm
71
Wat doet water in het maagsap?
oplos- en verdunningsmiddel
72
Wat doet zoutzuur in het maagsap (3)?
- denaturatie proteïnen door lage pH - omzetting pepsinogeen tot pepsine (peptidase) - oplossen kalkrijke stoffen (bv visgraten verteren)
73
Wat doet pepsine (endopeptidase) in het maagsap?
splitsing proteïnen tot kleinere korte polypeptideketens
74
Wat doen de transportmoleculen in het maagsap?
zorgen voor transport vitaminen
75
Wat doet slijm in het maagsap?
dient als beschermingslaag
76
Wanneer is er een productie van maagsap?
als reactie op mechanische prikkels of neurale en hormonale signalen
77
In wat kan je de neurale prikkels opdelen?
- positieve prikkels -> verhoogde aanmaak maagsap (bv proeven lekker eten) - negatieve prikkels -> remming aanmaak maagsap (bv stress, angst, ...)
78
Wat kan de oorzaak zijn van een maagzweer op lange termijn?
negatieve prikkels, zoals stress of angst, zorgen voor een remming vd productie v maagsap. Die kan op lange termijn leiden tot maagproblemen, zoals een magzweer
79
Hoe ontstaan maagzweren?
- infectie vd maagwand - aantasting door HCl = te zuur milieu
80
Door wat gebeurt de hormonale regulatie bij maagsap?
door het hormoon gastrine
81
Wat doet het hormoon gastrine?
- aangemaakt zodra voedsel id maag is - stimuleert aanmaak maagsap
82
Wanneer stopt de gastrineproductie in de maag?
Zodra het enzymatisch bewerkte voedsel of de CHYMUS de maag verlaat
83
Wat is chymus?
- enzymatische bewerkte voedsel - bevat deels afgebroken proteïnen en koolhydraten
84
85
Hoe lang is de dunne darm ongeveer?
+/- 6m
86
Uit welke 3 delen bestaat de dunne darm?
- duodenum (12vingerige darm) - jejunum (nuchtere darm) - ileum (kronkeldarm)
87
Wat gebeurt er in de dunne darm?
verdere afbraak v zure chymus tot voedingsstoffen die in aanmerking komen voor absorptie
88
Naar waar gaan onverteerbare resten uit de dunne darm naartoe?
naar de dikke darm
89
Waar scheiden de lever en de alvleesklier hun sappen uit?
in de 12-vingerige darm
90
Wat doet de papil van Vater?
daar zit een sluitspier: die ontspant enkel als er chymus id dunne darm terechtkomt, waardoor er kleirsappen uit de alvleesklier en de galblaas vrijkomen
91
Hoe is de de wand vd dunne darm aangepast aan de sterke absorptie v voedingsstoffen die plaatsvindt na de verteringsprocessen?
- door groot aantal plooien die de chymusstroom zullen vertragen - veel kleine uitstulpingen id mucosa: de villi
92
Welke 3 factoren vergroten het darmoppervlak voor een efficiënte absorptie?
- darmpplooi - darmvolk -darmvilli - microvilli (de uitstompingen) => vele uitstompingen = groter opp = betere absorptie
93
wat ligt er uitwendig en wat inwendig id dunne darm: spierlaag, klierlaag
spierlaag = uitwendig klierlaag = inwendig
94
Wat produceren de kliercellen vd dunne darm?
- slijm - natriumcarbonaat (NaHCO3): neutralisatie zure chymus
95
Waardoor wordt de duodenum getriggerd in de dunne darm?
Door de lage pH vd chymus
96
Wat doen de mucosacellen ih duodenum ten gevolgen van de lage zuurtegraad vd chymus?
ze produceren de hormonen secretine en cholecystokinine
97
Wat doet secretine? (2)
stimuleert: - alvleesklier tot de productie v pancreassap - lever tot productie van gal
98
Wat doet cholecystokinine? (2)
- zorgt voor het samentrekken v de galblaas (opslag galsap) - stimuleert alvleesklier tot productie v pancreassap
99
Ander woord voor pancreassap
pancreatine
100
Uit welke 6 componenten bestaat pancreassap?
- water - slijm - natriumcarbonaat - amylase - lipase - nucleasen
101
Wat doet water in het pancreassap? (2)
oplosmiddel en bescherming
102
wat doet slijm in het pancreassap? (2)
oplosmiddel en bescherming
103
Wat doet natriumcarbonaat in het pancreassap?
zorgt voor neutralisatie vd zure chymus
104
Wat doet amylase in het pancreassap?
afbraak v zetmeel tot maltose
105
Wat doen nucleasen in het pancreassap?
afbraak nucleïnezuren (RNA/DNA) tot nucleotiden
106
Wat doet chymotrypsinogeen in het pancreassap? + reactievgl
wordt in dunne darm omgevormd tot trypsine: korte polypeptideketens -> kortere polypeptideketens + dipeptiden
107
Wat doet trypsinogeen in het pancreassap? + reactievgl
wordt in dunne darm omgevormd tot trypsine kortere polypeptideketens -> kortere polypeptideketens + dipeptiden
108
Uit welke 4 componenten bestaat het galsap?
- water - galzouten - cholesterol - bilirubine
109
Wat doet water in het galsap?
als oplosmiddel
110
Wat doen galzouten in het galsap?
bijdrage ad vertering v lipiden: geproduceerd door lever, bewaard in galblaas (0.5 l per dag)
111
Waarvoor zijn de lipiden (hydrofoob!) nodig bij het galsap?
- efficiënte binding met lipase: emulgator nodig - lever produceert galsap dat via de galblaas in 12vingerige darm terecht komt = gal
112
Voor wat zorgt het galsap?
dat lipiden oplossen in waterige darminhoud + micellen
113
Uit welke 6 componenten bestaat het darmsap?
- lipase - maltase - nuclease - dipeptidase - exopeptidase - disacharidase
114
Wat doet lipase in het darmsap?
afbraak vetten: lipiden -> glycerol + 3 vetzuren
115
Wat doet maltase in het darmsap?
afbraak maltose -> 2x glucose
116
Wat doet nuclease in het darmsap?
afbraak nucleotiden -> stikstofbasen, fosfaten en sachariden
117
Wat doet dipeptidase in het darmsap?
dipeptiden -> AZ1 + AZ2
118
Wat doet exopeptidase in het darmsap?
korte polypeptideketens -> aminozuren + kortere polypeptideketens
119
Wat doet disacharidase in het darmsap? (3)
- maltase: maltose -> 2x glucose - sacharase/sucrase: sacharose -> glucose + fructose - lactase: lactose -> glucose + galactose
120
Wat gebeurt er in de dikke darm?
geen vertering, enkel absorptie vit K (vo bloedstolling), water en kaliumionen (K^+)
121
Hoe wordt vitamine K gevormd in de dikke darm?
door aanwezige bacteriën
122
Voor wat dient vitamine K?
belangrijk voor bloedstolling
123
Hoe voel je het wanneer je een ontsteking van je dikke darm hebt?
diarree en zwak gevoel
124
Wat gebeurt er in de endeldarm?
absorptie -> zetpillen (vo bv koorts)