Nederlands - groene kaders Flashcards

(100 cards)

1
Q

Wat is een feit?

A

controleerbaar of meetbaar
Een uitspraak over een feit is steeds waar of onwaar, je kunt er niet over discussiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een mening?

A

een persoonlijk standpunt waarmee je het wel of niet eens kunt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke bepaalde zinswendingen geven aan dat de spreker of auteur een feit aanhaalt?

A

Het is bewezen dat…
Het is aangetoond dat…
Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke bepaalde woorden en zinswendingen signaleren dat een spreker of auteur een mening geeft?

A

ik vind dat…
ik denk dat…
ik ben v mening dat…
ik heb zo het gevoel dat…
volgens mij…
het lijkt me…
naar mijn mening…
mijns inziens…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe onderbouw je een standpunt?

A

met een of meerdere argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke 7 manieren onderscheiden we de verschillende soorten argumenten?

A
  • feit
  • oorzaak-gevolgrelatie
  • voor- of nadeel
  • deskundigheid of autoriteit
  • vb die dienen als bewijs
  • vgl
  • kenmerk of eigenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een standpunt?

A

een bewering of uitspraak over een bepaald onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het standpunt in een discussie of debat?

A

het vertrekpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 4 eigenschappen moet een goed standpunt hebben?

A
  • duidelijk
  • bondig
  • positief geformuleerd
  • bevat geen argumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is een standpunt subjectief?

A

Met een standpunt geef je je mening. Een ander kan daar heel anders over denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je nagaan of het over een standpunt of een argument gaat?

A

de want-dus proef
-> na wAnt = Argument
-> na duS = Standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke 3 dingen bestaat een redenering?

A
  • standpunt
  • argument
  • als-danverbinding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer heb je een verzwegen argument?

A

Wanneer de als-danverbinding niet rechtstreeks genoemd wordt in de argumentatie.
Je moet het argument erbij denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een argumentatiestructuur?

A

Een schema dat duidelijk maakt hoe argumenten met elkaar en met standpunt samenhangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In wat delen we een argumentatiestructuur in?

A

enkelvoudige en meervoudige argumentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is enkelvoudige argumentatie?

A

Daarbij is er 1 standpunt en 1 argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is meervoudige argumentatie?

A

daarbij is er 1 standpunt en meer dan 1 argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In wat delen we argumentatie nog eens op?

A

onderschikkende en nevenschikkende argumentatie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is onderschikkende argumentatie?

A

Daarbij wordt het hoofdargument ondersteund door 1 of meer subargumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is nevenschikkende argumentatie?

A

Daarbij zijn de argumenten gelijkwaardig en kun je ze onderling v plaats wisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn tegenargumenten?

A

Argumenten tegen een standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het weerleggen van argumenten?

A

een argument vinden om tegen een tegenargument te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een opiniërende tekst?

A

Daarin verkondigt de auteur zijn mening en onderbouwt ze met argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een persuasieve tekst?

A

Daarbij probeert de auteur de lezer ergens v te overtuigen. De auteur neemt een duidelijk standpunt in en wil de leze overhalen die mening te delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is groepstaal?
Een vorm v taalgebruik waardoor een maatschappelijke groep of klasse zich onderscheidt v andere = een sociolect
26
Wat zijn de 3 hoofdregels v het verkleinwoord?
- achtervoegsel aan grondwoord: probleempje, jockeytje, ... - bij achtervoegsel -kje de -g weglaten: koninkje, kettinkje, ... - klinkerteken dubbel: radiootje, comiteetje, bikinietje, ...
27
Welke 2 uitzonderingen heb je bij het vormen van het verkleinwoord?
- apostrof als grondwoord eindigt op -y die volgt op een medeklinker /-u die als oe wordt uitgesproken: party'tje, haiku'tje, ... - apostrof bij initiaalwoord, cijfer, losse letter(combo), bijzonder teken of combo: pc'tje, 10'tje, a'tje, %'tje, ...
28
Wat is de hoofdregel bij het vormen vd bezitsvorm?
bezits-s ah grondwoord vast: Deprezs, Belgiës, Dubais, Andrés, ...
29
Welke 2 uitzonderingen heb je bij het vormen vd bezitsvorm?
- bezits-s weg -> apostrof als grondwoord eindig op -s of id uitspraak op sisklank: Louis', Felix', ... - apostrof voor bezits-s als combo zonder apostrof tot verkeerde uitspraak zou leiden: Baby's, Romeo's, mama's, ...
30
Wanneer schrijf je het woord 'dan'? (3)
- als je een verschil uitdrukt met een vergrotende trap (Hij is ouder dan mij) - met anders of met ander(e/en) (Hij is anders dan ik) - als je na niemand, niet(s), geen, nooit, ... het woordje ander(s) erbij kunt denken (We hebben niets (anders) dan pecht)
31
Wanneer schrijf je het woord 'als'?
In alle gevallen waar je geen 'dan' kan gebruiken
32
Naar wat verwijst 'toen'?
naar een eenmalige gebeurtenis of een bepaalde periode in het verleden: "Toen ze me opbelde, was ik nog niet thuis."
33
Naar war verwijst 'als'?
naar een gebeurtenis die zich meermaals voordeed in het verleden. -> voor als kunnen we telkens toevoegen: "(telkens) als ik dat lief hoorde, kreeg ik kippenvel"
34
Wat is een synoniem van 'als'?
wanneer
35
Wanneer gebruik je 'hen' en wanneer 'hun'?
Hen: - na een voorzetsel - als lijdend voorwerp Hun: - als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel
36
Wanneer schrijf je 'vele' en wanneer 'velen'?
vele: als ze betrekking hebben op personen die al eerder in dezelfde zin werden genoemd velen: als ze betrekking hebben op personen en zelfstandig gebruikt worden
37
Wanneer gebruik je 'u' en 'jou' en wanneer 'uw' en 'jouw'?
zonder w: als persoonlijke voornaamwoorden met w: als bezittelijke voornaamwoorden
38
Wanneer kan je zowel jouw als je gebruiken?
Als bezittelijk voornaamwoord vd tweede persoon enkelvoud: "Je fiets is gestolen."
39
Wat is een haiku? (4)
- een kort, niet-rijmend gedicht. - basis = zintuiglijke ervaring van de dichter - bestaat vaak uit drie regels van 5, 7 en 5 lettergrepen. - oorsprong = Japanse dichtvorm
40
Wat zijn 2 synoniemen van drogredenen?
sofismes of fallacies
41
Wat zijn drogredenen?
fouten in argumentaties -> er is geen correct en sluitend verband tussen standpunt en argument
42
Voor wat worden drogredenen gebruikt?
soms ook onopzettelijk, maar vaak gebruikt om te misleiden en te manipuleren
43
Wat is een dilemma?
daarbij kom je voor een moeilijke keuze tussen twee mogelijkheden te staan die elkaar uitsluiten
44
Wat is een vals dilemma?
Daarbij worden 2 alternatieven als de enige mogelijkheden voorgesteld, terwijl er in de werkelijkheid nog andere zijn.
45
Wat is een syllogisme?
een vorm v redeneren die uit 3 onderdelen bestaat: majorpremisse, minorpremisse en conclusie
46
Uit welke 3 onderdelen bestaat een syllogisme? Wat zijn ze?
- majorpremisse: een algemene uitspraak - minorpremisse: een specifieke uitspraak - conclusie: op basis vd 2 premissen getrokken
47
Van wat is een syllogisme een vorm? Leg uit.
deductief redeneren: vh algemene naar het specifieke gaan
48
Wat is de geldigheid bij een syllogisme?
Zegt iets over het verband tussen 2 premissen: klopt dit verband of klopt dit verband niet?
49
Wat is de waarheid bij een syllogisme?
zegt iets over de waarheid vd premissen: zijn deze uitspraken waar of niet waar?
50
synoniem elegie
klaagzang
51
Wat is een elegie of klaagzang?
- lyrisch gedicht naar aanleiding vd dood ve geliefd persoon - gedicht waarin gevoelens v verdriet en wanhoop worden verbeeld
52
Wat is een rondeel? (4)
- dichtvorm die id middeleeuwen heel populair was - kort (8,12,13 of 21 versregels) - gebouwd op 2 rijmklanken - 3x terugkeren vh refrein
53
Wat is memento mori?
"denk eraan dat je zult sterven"
54
synoniem dodendans
danse macabre
55
Wat is een dodendans of danse macabre?
een zinnebeeldige voorstelling id kunst vd macht vd dood over de mens
56
Wat is het doel ve dodendans?
als herinnering aan het feit dat elke mens, onafhankelijk v leeftijd, stand of geslacht, moet sterven.
57
Wat is een Natureingang?
de beschrijving vd natuur, de bomen, de zingende vogels, de welriekende bloemen.
58
Wat is het doel vd religieuze epiek?
wilt schoonheid en vermaak bieden, maar ook 'nutscap' (aanzetten tot geloof)
59
Welke kleuren waren in middeleeuwse verhalen, zoals Beatrijs, snel herkend door lezers?
- blauw: hemel - wit: reinheid - rood: duivel
60
Welke getallen waren in middeleeuwse verhalen, zoals Beatrijs, snel herkend door lezers?
- 7: heilig getal - 3: verwijst naar de Heilige Drie-eenheid - 2: duivel
61
Welk voorbeeld v een Natureingang uit het verhaal v Beatrijs hebben we gezien?
de eglantier, de geurige rozelaar = vb v locus amoenus / lieflijke plaats
62
Hoe wordt 'lieflijke plaats' nog gezegd om dat in middeleeuwse verhalen te beschrijven?
locus amoenus
63
Wanner schrijf je na een zelfstandig naamwoord -s en wanneer-'s?
-'s: ZN eindigt op een enkele, heldere, lang uitgesproken klinker -> alleen als er leesverwarring mogelijk is! (sofa's, cafés) -s: ZN eindigt op een -y voorafgegaan door een medeklinker -> behalve wnr de -y wordt voorafgegaan door een klinker (lolly's, cowboys)
64
Na welke 3 dingen gebruik je 'wat' als betrekkelijk voornaamwoord?
- ZN meestal als een overtreffende trap of na rangtelwoord: "Het mooiste wat ik ooit las..." - onbepaalde woorden zoals iets, niets, weinig, alles, veel, enige, ...: "Er is niets meer wat ik voor haar kan doen." - hele voorafgaande zin: "De spaghetti was niet goed gemaakt, wat ik jammer vond."
65
Wat is ambiguïteit?
een dubbelzinnige taalconstructie -> kunnen zowel in gram zin als in semantische zin (woord heeft meerdere betekenissen) voorkomen
66
Wat is het principe vd recusiviteit?
principe waarbij je eenzelfde procedé een onbeperkt aantal keren na elkaar kunt toepassen
67
Wanneer kunnen er enkel nieuwe samenstellingen gemaakt worden?
in open woordklassen
68
Welke 2 woordklassen heb je in het Nederlands en wat houden ze in?
- open: bevatten meestal inhoudswoorden en zijn dus uitbreidbaar - gesloten: bevatten meestal functiewoorden en zijn dus niet-uitbreidbaar
69
Wat zijn voorbeelden van open woordklassen?
ZN, ww, BV
70
Wat zijn voorbeelden van gesloten woordklassen?
voorzetsels, voegwoorden en voornaamwoorden
71
Welke 4 samenstellingstypes heb je?
- zn-types - bn-types - ww-type - telwoord-type
72
Wat is een morfeem of een woorddeel?
de kleinste betekenisdragende eenheid in een taal.
73
Welke 2 soorten morfemen heb je en wat zijn ze?
- vrij morfeem: kan zelfstandig voorkomen (deur, huis, ...) - gebonden morfeem: kan niet zelfstandig voorkomen, hoewel het wel een betekenis heeft (-tje, ...)
74
Wat zijn allomorfen?
vormvarianten ve morfeem die een verschillende vorm hebben, maar toch eenzelfde betekenis oproepen (-tje, -pje, ...)
75
Welke regels worden er gebruikt voor allomorfe vormen en wat doen ze?
- distributieregels - duiden aan wnr welke vormvariant moet gebruikt worden
76
Hoe noem je '-pje'?
het diminutiefsuffix
77
Bij welke 3 dingen gebruik je het diminutiefsuffix -pje?
woorden die... - eindigen op -m voorafgegaan door een ongedekte klinker (riempje, bloempje, stroompje, ...) - eindigen op -lm of -rm (filmpje, vormpje, ...) - eindigen op onbeklemtoonde combinatie -em of -um (modempje, museumpje)
78
Van wat zijn de vormen vh diminutiefsuffix een voorbeeld?
v complementaire distrubtie -> bij elke stam kan id regel slechts 1 variant vh morfeel voorkomen
79
Wat zijn topoi?
vaste ingrediënten of motieven ve verhaal
80
Wat zijn de 4 topoi van middeleeuwse prologen?
- causa scribendi: reden wrm het geschreven is - inspanning: moeite die het gekost heeft om het verhaal te schrijven - bronvermelding: (geen oorspronkelijk werk, maar wel een werk met een onmiskenbare religieuze en maatschappelijke boodschap) - gebed om hulp: eig de verchristelijking vh antieke oproepen v muzen
81
Wat voor een verhaal is Van den vos Reynaerde?
een dierenverhaal
82
Wat is een belangrijk kenmerk vh dierenverhaal?
het antropomorfisme: -> dieren spreken en handelen om menselijke wijze
83
Wie schreef er de satire: Van den vos Reynaerde?
Willem die Madocke maecte -> neemt zowat iedereen op de korrel
84
Wat is een parodie?
een spottende nabootsing
85
Hoe ontstond de romantiek in de kunst?
als reactie tegen de verstandelijke en didactische kunst v de verlichting en het classicisme
86
Wat staat er centraal bij romantiek id kunst?
verbeelding en gevoel -> het subjectieve heeft absolute voorrang op het objectieve
87
Van welke tijd is de kunststroming romantiek?
1800-1850
88
Waarom begonnen schilders en schrijvers in de romantieke stijl te schilderen of schrijven?
- waren zeer ontevreden met de dagelijkse realiteit (Weltschmerz) - probeerden de werkelijkheid te ontvluchten -> naar de natuur (escapisme)
89
Naar wat verlangden romantische kunstenaars?
naar het verleden, het onbereikbare (Sehnsucht) -> verleden werd geïdealiseerd, wat soms gepaard ging met nationalistische gevoelens = historische roman ook populair in deze periode
90
Welke nieuwe aandacht kwam er in de periode vd romantiek?
nieuwe aandacht voor folklore, het primitieve, ... -> oude volksliedjes, sprookjes en legendes werden opgeschreven
91
Voor wat hadden romantische kunstenaars fascinatie?
voor het donkere (gothic), het mysterie en de dood
92
Welke taal hadden de romantische kunstenaars?
gevoelsgeladen en soms bombastisch
93
Wanneer situeren we het realisme?
1850-1880
94
Waarom ontstond het realisme?
als reactie op de romantiek
95
Welke 3 kenmerken van het realisme heb je?
- objectiviteit en een gedetailleerde benadering vd werkelijkheid primeren ipv het subjectieve en gevoelsmatige vd romantiek - milieuschildering en karaktertekening staan centraal - de realiteit wordt fotografisch weergegeven zoals ze is
96
Wanneer situeren we het impressionisme?
rond 1880
97
Van wat was het impressionisme een voortzetting/reactie?
van/op het realisme
98
Wat zijn de kenmerken van het impressionisme?
kunstenaars tonen de realiteit niet scherp en objectief -> geven wel de indruk weer die de werkelijkheid op hen maakt
99
Wat is de hoofdzaak bij impressionisme?
stemming en sfeer
100
wordt vervolgd ...
...