Chemie - 6 Reactiviteit van koolstofverbindingen Flashcards

(38 cards)

1
Q

Volgens welke 3 factoren kunnen we soorten organische reacties indelen?

A
  • volgens de aard vd splitsing
  • volgens de aard vh aanvallend deeltje
  • volgens de verandering vh substraatdeeltje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In wat kan je de organische reacties volgens de aard vd splitsing indelen?

A
  • radicalair: homolytische bindingssplitsing /-vorming
  • polair/ionair: bindingssplitsing /-vorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het substraat bij de indeling volgens de aard vh aanvallend deeltje?

A

de molecule die de reactie ondergaat, grootste molecule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het reagens bij de indeling volgens de aard vh aanvallend deeltje?

A

de molecule die het substraat aantast, kleinste molecule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 reacties heb je wanneer je de indeling volgens de aard vh aanvallend deeltje hebt?

A
  • radicalaire reactie
  • ionaire reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het elektrofiel deeltje? (4)

A
  • pos deeltje
  • lage elektronendichtheid (weinig elektronen)
  • zoekt elektronen
  • EPA = elektronenpaaracceptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn 3 voorbeelden van elektrofiel deeljte?

A
  • pos ionen
  • polaire atoombindingen met atomen met een pos deellading
  • moleculen die een pos geladen C-atoom, een carbokation, kunnen vrijmaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een nucleofiel deeltje? (4)

A
  • neg deeltje
  • hoge elektronendichtheid (veel elektronen)
  • stelt een elektronpaar ter beschikking
  • EPD = elektronenpaardonor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van nucleofiel deeljte?

A
  • neg ionen
  • polaire atoombindingen met atomen met een neg deellading
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer zijn ionaire reacties elektrofiele reacties?

A

wanneer het substraat wordt aangevallen door een elektrofiel deeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer zijn ionaire reacties nucleofiele reacties?

A

wanneer het substraat wordt aangevallen door een nucleofiel deeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe herken je of het een nucleofiel deeltje of een elektrofiel deeltje is?

A

nucleofiel: heeft een neg lading of een vrij elektronenpaar en doneert elektronen

elektrofiel: heeft een pos lading of een elektrondeficiënt centrum en accepteert elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke 4 manieren wordt het substraat gewijzigd?

A
  • degradatie
  • additie
  • substitutie
  • eliminatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is degradatie?

A

reactie waarbij het substraat drastisch gewijzigd wordt
= kapot maken/ niet meer herkennen wat het is

bv bij een verbranding: geen organische stof meer over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een voorbeeld van een degradatie.

A

volledige verbranding van alkanen

2 C8H18 + 25 O2
->
16 CO2 + 18 H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een substitutie? (2)

A
  • in substraat wordt een atoom(groep) vervangen door een ander(e) atoom(groep)
  • enkel verzadigde bindingen
17
Q

Wat is een condensatiereactie?

A

een substitutie waarbij er water ontstaat als tweede molecule

18
Q

Geef een voorbeeld van substitutie.

A

substitutie van alkanen
-> zie hand-outs dia 87!!

19
Q

Geef een voorbeeld van een condensatiereactie.

A

vorming v disachariden/vorming v dipeptiden
-> zie hand-outs dia 91!

20
Q

Wat is een polycondensatie?

A

meerdere condensatiereacties achter elkaar

21
Q

Wat ontstaat er uit een polycondensatie? (3)

A
  • polysachariden
  • polypeptiden (=eiwitten)
  • produceren v kunststoffen
22
Q

Wat is een voorbeeld v een polycondensatie?

A

de vorming v glucose?

23
Q

Wat is additie? (2)

A
  • er worden extra atomen of atoomgroepen toegevoegd aan het substraat
  • enkel bij moleculen met een meervoudige binding
24
Q

Wat zie je vaak bij additie? (2)

A
  • vaak bij moleculemet 2- of 3-binding
  • vaak 1 stof als resultaat
25
Wat is een voorbeeld v een additie?
alkyn -> zie hand-outs dia 97!
26
Wat is polyadditie?
verschillende additiereacties achter elkaar
27
Wat is een voorbeeld van een polyadditie?
vorming v kunststoffen zoals PE, PP, PVC, PS, ...
28
Wat is eliminatie? (3)
- er worden 1 of meerdere atoomgroepen uit het substraat verwijderd - er ontstaat een dubbele binding - omgekeerde additie
29
Wat is een voorbeeld van een eliminatie?
eliminatie bij alcoholen: CH2-CH2OH -H2SO4-> CH2 (dubbele binding) CH2 + H2O
30
Wat is een hydrolyse? (3)
- speciale vorm v eliminatie - molecule wordt gesplitst door te reageren met water - omgekeerde v condensatie
31
Wat is een voorbeeld v een hydrolyse?
hydrolyse v suikers (oiv enzymen) -> zie dia 105!
32
Wat is een homolytische bindingsverbreking?
de binding breekt symmetrisch, waarbij elk atoom 1 elektron krijgt. Dit vormt radicalen, die zeer reactief zijn.
33
Wat is een heterolytische bindingsverbreking?
de binding breekt assymmetrisch, waarbij 1 atoom beide elektronen krijgt. Dit vormt ionen: een pos kation en een neg anion
34
Wat is een elektrofiel deeltje?
heeft een pos lading of een elektrondeficiënt centrum en accepteert elektronen
35
Wat is een nucleofiel deeltje?
heeft een neg lading of een vrij elektronenpaar en doneert elektronen
36
Wat is de voorwaarde voor een homolytische breking?
gebeurt bij een niet-polaire binding, waarbij beide atomen elk 1 elektron krijgen -> verkrijgt radicalen
37
Wat is de voorwaarde voor een heterolytische breking?
gebeurt bij polaire bindingen, waarbij 1 atoom beide elektronen krijgt -> verkrijgt ionen
38
Wat is het verschil tussen radicalen en ionen?
radicaal: hebben een ongepaard elektron (zeer reactief) ionen: hebben een lading (pos of neg) door elektronenverlies of winst