Engels - 4 Clouded Judgement (voc) Flashcards

(124 cards)

1
Q

beschuldigen

A

to accuse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zware geweldpleging

A

aggravated assault

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

brandstichting

A

arson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onder woorden brengen, uitspreken

A

to articulate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een mislukte executie

A

a botched execution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inbraak

A

breaking and entering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inbraak met diefstal

A

burglary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gratie

A

celemency

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dwingen

A

to coerce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gezamenlijk

A

collectively

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bekennen

A

to confess

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

veroordelen

A

to convict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

veroordeeld wordne

A

to be convicted

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

smaad, laster

A

defamation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

denigrerend, vernederend

A

derogatory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bepalen

A

to determine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verscheidenheid <-> gelijkheid

A

diversity <-> similarity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

rijden onder invloed

A

driving while intoxicated

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

noemen

A

to dub

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gelijkheid <-> ongelijkheid

A

equality <-> inequality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

rechtvaardigheid <-> onrechtvaardigheid

A

equity <-> inequity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vrijgesproken

A

exonerated

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een vuurwapen

A

a firearm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

razen, waanzinnig worden

A

to frenzy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
verzamelen
to garner
26
een voorzittershamer, rechtershamer
a gavel
27
ongepast gedrag vertonen
to get out of line
28
schuldig zonder redelijke twijfel
guilty beyond a reasonable doubt
29
een huurmoordenaar
a hitman
30
de Bijbel
the Holy Book, the Bible
31
betrekken, beschuldigen
to implicate
32
opleggen
to impose
33
inclusie
inclusion
34
een tegenstrijdigheid
an inconsistency
35
aanklagen
to indict
36
on(ver)deelbaar
indivisible
37
integriteit
integrity
38
een ondervraging
an interrogation
39
tevergeefs, nutteloos
in vain
40
gerechtigheid <-> onrecht
justice <-> injustice
41
een proces, rechtszaak
a lawsuit
42
een dodelijke injectie
a lethal injection
43
vrijheid
liberty
44
in de schijnwerpers
(in the) limelight
45
terroristische bedreigingen uiten
to make terrorist threats
46
doodslag
manslaughter
47
bedreigen
to menace
48
bezit van methamfetamine
meth possession
49
kattenkwaad, ondeugendheid
mischief
50
een strop
a noose
51
(een veroordeling) ongedaan maken, vernietigen
to overturn (a conviction)
52
krabben, betasten
to paw
53
de belofte, eed van trouw
the Pledge of Allegiance
54
een vooroordeel
a prejudice
55
moord met voorbedachten rade
premeditated murder
56
uit elkaar trekken
to pull apart
57
rechtzetten
to rectify
58
vernietigd worden
to be quashed
59
verkrachten
to rape
60
registreren
to register
61
veerkracht, weerbaarheid <-> stijfheid, koppigheid
resilience <-> rigidness
62
opvallendheid
salience
63
een weegschaal
scales (of justice)
64
geminacht, veracht
scorned
65
in de gevangenis zitten
to serve time
66
gelijkheid <-> verscheidenheid
similarity <-> diversity
67
drugs smokkelen
to smuggle drugs
68
solidariteit
solidarity
69
neersteken
to stab
70
op hol slaan
to stampede
71
overheersing
supremacy
72
zwermen, krioelen
to swarm
73
tolerantie <-> intolerantie
tolerance <-> intolerance
74
berechten
to try
75
(iemands woorden) verdraaien
to twist (someone's words)
76
verstoren, de boel overhoop halen
to upend
77
overtreding, wangedrag
wrongdoing
78
een gerechtsdeurwaarder
a bailiff
79
een gerechtsverslaggever
a court reporter
80
een advocaat voor de verdediging
a defence attorney
81
een beklaagde
a defendant
82
een deskundige getuige
an expert witness
83
een rechter
a judge
84
een jury
a jury
85
een aanklager, eiser
a plaintiff
86
een openbare aanklager
a prosecutor
87
een openbare verdediger
a public defender
88
een toeschouwer
a spectator
89
een getuige
a witness
90
openingsverklaringen
opening statements
91
voorgeleiding
arraignment
92
93
pleidooi
plea
94
verhoor
direct examination
95
kruisverhoor
corss-examination
96
slotverklaringen
closing statements
97
oordeel, vonnis
verdict
98
veroordeling, strafoplegging
sentencing
99
bezwaar
objection
100
beredeneerd, twistgraag
argumentative
101
herhaling
asked and answered
102
gerucht
hearsay
103
suggestieve vragen
leading questions
104
bevooroordeeld
prejudicial
105
relevantie, toepasselijkheid
relevance
106
speculatie
speculation
107
vaag, onduidelijk
vague
108
een medeplichtige (3)
an accessory an accomplice an aider and abettor
109
een doodstraf (3)
a capital punishment a death penalty a death sentence
110
gevangenschap, opsluiting (3)
captivity confinement incarceration
111
een gevangenis (3)
a correctional facility a penitentiary a prison
112
een misdadiger, dader, overtreder (5)
a culprit a delinquent a felon an offendor a perpetrator
113
berucht (2)
infamous notorious
114
een loopje nemen met de regels
to bend the rules
115
oog om oog (en tand om tand)
an eye for an eye (and a tooth for a tooth)
116
je verdiende loon krijgen
to get your just deserts
117
een gerechtelijke dwaling
a miscarriage of justice
118
eerlijk spelen, eerlijk en oprecht handelen (2)
to play fair fair and square
119
een pijnlijk schuld, het volle pond
a pound of flesh
120
onweerlegbaar bewijs
a smoking gun
121
rechtspraak is onbevooroordeeld
justice is blind
122
boontje komt om zijn loontje
payback's a bitch
123
Wat is het verschil tussen datums bij Brits en Amerikaans Engels bij het schrijven?
brits: day + month + year -> 10 June 2020 / 10-06-2020 amerikaans: month + day + year -> June 10ht, 2020 / 6-10-2020
124
Wat is het verschil tussen datums bij Brits en Amerikaans Engels bij het spreken?
brits: month+the+day+year It's June the tenth, twenty twenty / the+day+of+month+year It's the tenth of June, twenty twenty. amerikaans: month+day+year It's June tenth, twenty twenty