CU2: Mensen in actie Flashcards
(55 cards)
Praktijk
Onderzoek naar de manier waarop dingen gebeuren
Gebeurtenis
Zit in een bepaalde mate in een structuur en is dus niet uniek, zo zijn er bepaalde verwachtingen die voorafgaan aan die gebeurtenis
=> De representatie van iets kan dus maar in beperkte mate iets unieks representeren (structuur//gebeurtenis)
De betekenis die daar vervolgens aan word gegeven is onbestemd door de verschillende bagages van mensen, achteraf kan de betekenis die eraan gegeven wordt ook nog anders uit pakken => betekenismogelijkheden
Praktijken in theorievorming
Antropologie (Davis)
Practice Theory (Bourdieu)
Institutionele praktijken (Foucault)
Performance en onbepaaldheid gebeurtenis en structuur in poststructuralisme (Derrida en Butler)
Performance
Bij representaties gaat het er niet alleen maar om dat je een beeld van iets maakt, maar aanname dat iets als een geheel bestudeerd kan worden, daar is kritiek op, en dus op het structuralisme.
Derrida bij teksten: externe supplementen toevoegen om betekenis te geven.
Butler bij gender: de veronderstelling dat er iets is zoals gender, creëert gender en het is een structuur/ritueel
Dat performatieve element (uniek//structuur) wordt volgens hun dus niet meegenomen in onderzoek
Historische antropologie
Nieuw cultuurbegrip met nieuwe antropologische thema’s, zoals volksgeloof, eer en dagelijks leven.
Holitisch gericht, kleine gemeenschappen
Theorie: structureel-functionalisme
Auteurs: Thomas, Le Roy Ladurie, Davis en Ginzburg
Turner
Maatschappij: bewaring van de orde door rituelen
Geertz
Cultuur en de symbolische/interpretatieve antropologie. Het idee erachter is dat er een historisch patroon van betekenissen die in symbolen zitten waarmee mensen communiceren. Cultuur is dus een systeem van symbolen, en daarbij publiek, communicatief en vanuit de natives.
De methode die hij daarbij gebruikt is thick description: analyse van de betekenislagen van een praktijk door deze in alle relevante contexten te beschrijven.
Practice
Op zoek naar functioneren van het systeem, met een relatie tussen het systeem en individuele actie met aandacht voor asymmetrie (hegemonie of cultural dominance) => bepaalde individuen of groepen centraal of bepaalde gebeurtenissen begrijpen in de tijd (rituelen of dagelijks leven).
Combinatie van materiële vaardigheden en betekenissen: geroutiniseerd gedrag in de vorm van lichamelijke en mentale activiteiten, met gebruik van de bijbehorende kennis en emotionele staat.
=> Praktijken produceren structuren, structuren produceren praktijken.
New Cultural History
Geschiedschrijving neemt kennis van deze historische antropologie en practice-theory: put uit Bourdieu, Foucault of Elias, met aandacht voor teksten en praktijken, machtsongelijkheid, staatsvorming en de lange termijn.
Darnton
Verzet tegen de bourgeoisie door middel van praktijken en rituelen van populaire ceremonies met symbolische betekenissen van katten.
Inspiratie vanuit Bourdieu: velden met eigen structuur en regels
Praktijken van geweld
Studie van cultuur, geweld en macht, bijv. Elias: figuraties, civilisatieproces, monopolisering van geweld, staatsvorming en de rol van het Franse hof => ontwikkeling van gedragsstandaarden door sociale dwang en zelfdwang => geweld op geciviliseerde wijze, bijv. in sport.
Ontwikkeling: onzichtbaar geweld niet tegen een persoon gericht (slow en silence violence en structural violence (Galtung))
Foucault: biopower = macht over het leven
Rituelen
Geformaliseerde, vanuit het verleden overgedragen sets van handelingen die mensen in specifieke situaties bij herhaling meestal collectief verrichten om uitdrukking en vorm te geven aan oa emoties, normen/waarden, ongelijkwaardige relaties tot elkaar, tot hogere autoriteiten en tot hun omgeving
Wetenschappelijke context onderzoek naar rituelen
Sinds de 19e eeuw: folkloristisch onderzoek opzoek naar de kern van de natie die nog te vinden zouden zijn op het platteland. Rituelen zouden dan de kern zijn van de natie, met een nadruk op oerrituelen.
In de Klassieke cultuurgeschiedenis is cultuur het complexe geheel van karakters en gewoontes van een mens in een samenleving.
In interbellum komt er onder Radcliffe-Brown een meer structuralistische antropolige gericht op universele patronen.
Sinds de jaren ‘60 komt er hernieuwde interesse in gewone mensen en het dagelijks leven
Evans-Pritchard
1961: Antropology and History
Antropologie toch geen generaliserende amar individualiserende wetenschap, interesse in sociale en culturele veranderingsprocessen door cultuurcontacten en dus dichter naar geschiedenis toe
Keith Thomas
1963: History and Antropology
Wat is er mis met de Britse geschiedschrijving van de premoderne tijd:
- Beperkte focus PG
- Beperkte focus details en feiten
- Geen lef tot interpretatie
- Bredere studies retorisch en impressionistisch
- Geen discipline tot conceptueel denken
- Geen verklaringskracht
Opkomst historische antropologie
1: Verbreding cultuurconcept en range van thema’s
2: Nieuw dynamisch cultuurconcpet
3: Holistisch cultuurconcept: kleine samenleving als geheel met thema’s in onderling verband
4: Gedetailleerde kennis
5: Contra-intuïtieve hypotheses en verklaringen
Tegelijkertijd kritiek van de antropologen op historici dat ze te simplistisch nadenkne
Rites de passage
Gennep en Turner: rituelen rond grote biologische en sociale transformaties in het leven, 3 stadia:
- Afscheiding (preliminaal)
- Transitie (liminaal)
- Incorporatie (postliminaal)
Fasen krijgen betekenis als fasen, rol actoren wordt duidelijker
Carnaval
Ritueel kan solidariteit versterken tussen groepen die gespannen onderlingen verhoudingen hebben
Rollenspel: omkering rol => Communitas (Turner) = een onmiddelijk en totale momentale beleving van de groep als echt homogeen, niet hiërarchisch (wel tijdelijk => herbevestiging status quo)
Durkheim
Hield zich bezig met de vraag hoe moderne samenlevingen hun samenhang behouden, relatie tussen het individuele en de gemeenschap.
De la division du travail social (1893): bestudeerde vormen van solidariteit en hun ontwikkeling, rol van sociale instituties: overtuigingen en gedragswijzen die voorkomen uit een collectief. Hier zijn instituten vooral Middeleeuwse corporaties die passen bij zijn ideeën over arbeidsverdeling en de vorming van de moderne staat.
Mauss (en Hubert)
Leerlingen van Durkheim, maar minder reductionistisch. Mauss probeerde de relaties tussen individuen en de gemeenschap als geheel steeds weer in concrete situaties te onderzoeken.
Introduction a l’analyse de quelques phenomenes religieux (1906): instituut gedefinieerd als de publieke regel van handelen en denken: het individu denkt en handelt naar traditie of onder druk van een collectieve suggestie
Sociologische definite ‘instituut’ van Turner
Een complex van posities, rollen, normen en waarden ingebed in sociale structuren die relatieve stabiele patronen van menselijke activiteit organiseren met respect naar fundamentele problemen in levensonderhoudende middelen in voortzetten van mensen en in het behouden van levensvatbare maatschappelijke structuren in een bepaalde context.
Sterke doelmatigheid: ze hebben een doel en ontwikkelen zich door deze doelen te verhullen.
Instituties
- Zijn geen fysieke entiteiten maar worden zichtbaar in de gecoördineerde gedragspatronen van leden van een samenleving
- Kunnen helpen het gedrag van individuele leden te verklaren
- Hebben zowel beperkend als faciliterend potentieel op keuzes die mensen maken
- Functioneren om solidariteit te smeden en te herhalen tussen leden van een samenleving
- Structureren de interactie tussen leden van een gemeenschap
Merleau-Ponty
Een institutie bestaat niet zonder de voortdurende uitvoering hiervan, dat maakt de institutie tot een historische en dus veranderlijke constructie.
Belang historisch onderzoek: iets wordt pas een sociale institutie doordat mensen het handelen en de taal van historische actoren in het heden brengen.
Foucault en instituties
Gebruikt het woord, maar reflecteert hier tegelijkertijd op, we vinden in zijn werk een filosofie van het instituut en een intellectueel project waar hij zich mee bezig houdt.
Ontwikkelt een genealogie: kritisch op een universele methode en idee van ononderbroken continuïteit. Andere kijk op geschiedenis: gebeurtenissen zijn niet vanzelfsprekend, mensen geven status aan een historisch feit en worden geleid door factoren die bepalen uit welke mogelijkheden zij kunnen kiezen.
Een genealogie helpt om de veelvoud van mogelijkheiden die mensen hadden om de gebeurtenis betekenis te geven te onderzoeken.