NsT 1 Flashcards

(267 cards)

1
Q

Enclosure

A

Beweging in Engeland die staatsland begon af te bakenen waardoor er rond 1750 veel arbeid beschikbaar was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spinning Jenny

A

effectievere spinmachine, uitgevonden rond 1765 door James Hargreaves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Putting Out

A

Systeem op het Engelse platteland, arbeiders werkten in een ongelijke relatie op dezelfde pek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Richard Arkwright

A

Engelsman die rond 1780s het weven op het waterkracht uitvond wat er voor zorgde dat de eerste ‘fabrieken’ ontstonden naast rivieren, waardoor GB kon competeren met internationale markten en het inkomen van wevers flink steeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

James Watt

A

Verbeterde in 1763 de stoommachine en maakte hem daadwerkelijk efficiënt, o.a. ook door de invloed van de Schotse Verlichting met de nadruk op praktische innovaties. Wist in 1775 de stoommachine met Matthew Boulton te commercialiseren, waardoor het in de 1780s praktisch en commercieel succes had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stoommachine

A

Machine die werkt op stoom, Thomas Savery in 1698 en Thomas Newcomen in 1705 vonden de eerste primitieve stoommachines uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rocket

A

Eerste stoomlocomotief (1816), ontwikkeld door Richard Trevithick en George Stephenson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wereldtentoonstelling

A

Eerste georganiseerd in 1851 in Crystal Palace om de leidende economische rol van GB weer te geven als workshop of the world

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thomas Malthus

A

Schreef in 1798 ‘Essay on the principle of population’ waarin hij beargumenteerde dat als bevolkingsgroei boven het Malthusiaanse plafond kwam die weer werd ingedamd door natuurlijke rampen. Aan de ene kant is er dus weinig ruimte voor de vrije wil, aan de andere kant moet er naast de positive checks ook nog een mentaliteitsverandering plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

David Ricarde

A

Dacht dat de druk van de bevolkingsgroei ervoor zorgde dat de lonen niet substantieel konden groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tweede Industriële Revolutie

A

(1870-1910): versnelde industriële groei in Duitsland, VS en bijv. Japan => gat met GB werd daardoor kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zollverein

A

Economische samenwerking van Duitse staten, die o.a. protectionistische maatregelen zoals importtarieven voerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Family wage economy

A

Een behoefte om meer te consumeren en omdat in het begin van de Industriële Revolutie mannenlonen laag waren vrouwen en kinderen ook mee werkten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Huisnijverheid

A

Professionele arbeid die vanuit huis wordt verricht, komt in de 18e eeuw op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kostwinnerschap

A

3 mogelijkheden:
Volledige afdracht aan vrouw en man krijgt zakgeld (textielgebieden)
Mannen geven vast bedrag aan de vrouw (mijngebieden)
Mannen geven wat overblijft na consumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kinderarbeid

A

Bestond al voor de industrialisering, in landbouw vaak in eigen gezinsbedrijf, in de 19e eeuw toename van de zichtbare kinderarbeid, begon met weeskinderen in fabrieken omdat die aan rivieren lagen en dus ver van andere arbeiders: primitieve leefomstandigheden en gevaarlijk werk maar ook werkervaring en maaltijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Robert Owen

A

Aristocraat die in 1816 kritiek had op de inhumane condities, voorstander van vakbonden en industrieel-agrarische communes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Factory Acts

A

Wetten van 1802-1833 die zorgde voor restricties op de inzet van kinderen als arbeiders => daling van kinderarbeid na 1833

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

J.J. Cremer

A

Nederlands schrijver die in zijn boek ‘Fabriekskinderen’ kritiek had op de misstanden van de industrialisatie, zoals kinderarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Schoolwet

A

1801: elke gemeente is verplicht om onderwijs aan te bieden, er is echter nog geen leerplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Heiligverklaring van het kind

A

idee dat kinderen hun economische waarde verliezen, maar hun emotionele waarde neemt toe. Vertaald zich in een andere opvoeding en onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mines Act

A

1842: verbood het voor vrouwen en meisjes om te werken in mijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Friedrich Engels

A

Schrijver die in 1844 ‘The condition of the working class in England’ publiceerde waarin hij beschreef dat de industriële armoede erger was dan de plattelandse armoede. Zou zorgen voor een reactie waarin individuen ingedeeld waren in klasse op basis van hun relatie tot productiemiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ludieten

A

Ambachtslieden die in 1811 fabrieken aanvielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Andrew Ure + Edwin Chadwick
Beargumenteerde dat de omstandigheden voor arbeiders in de fabrieken best goed waren
23
Combination Acts
1799: verbood vakbonden en stakingen
24
Instituties
The humanly devised constraints that structure political, economic and social interactions. Informal constraints and formul rules (Douglas North)
25
Simon Kuznets
Ontwikkelde moderne economische groei als concept: daadwerkelijke data gebruikt om tot inzichten te komen, formuleren en bereken van het BNP. Kuznets Curve: als de industrie groeit neemt de ongelijkheid toe, maar na verloop van tijd wordt die weer recht getrokken (blijkt toch niet helemaal waar te zijn)
26
Lodewijk Cantillon
Probeert in 1828 het broodmeel kartel open te breken door een stoommolen te openen, geeft uiteindelijk op omdat hij niet kan concurreren met andere molens
27
Zoutvaartcollege
Ingesteld door WIllem I, centralisatie om een onderlinge monopolie tegen te gaan waardoor uiteindelijk de Nederlandse haringvisserij ten onder gaat
28
Institutionele aderverkalking
Industrie wordt toegespitst op belangen dat de economie niet kan groeien, alleen op het vergroten van hun eigen aandeel waardoor de industrie langzaam ten onder gaat
29
Congres van Wenen
Congres van 1814-1815 waarin Europese staten olv Klemens von Metternich en Robert Castlereagh een evenwicht probeerden te bereiken door iedere staat dezelfde politieke en militaire basis te geven
30
Klemens von Metternich
grondlegger van het conservatisme, trad op als verdediger van de monarchale status quo, zag liberalisme als oorzaak van oorlog etc.
31
Conservatisme
De politiek-maatschappelijke stroming die vooral alles wilt houden zoals het begin. Had praktische gevolgen: kruistocht tegen liberalisme en bijv. de Karlsbad wetten
32
Heilige Alliantie
1815: Pruisen, Oostenrijk en Rusland die samen optrekken tegen het liberalisme
33
Karlsbad wetten
1819: wetten in de Duitse confederatie; Staten moesten liberale organisaties verbieden en liberalen werden in de gaten gehouden door spionne
33
Simon Bolivar + Jose de San Martin
Politieke leiders in Zuid-Amerika die daar een grote staat van wouden maken, mislukte maar er kwamen wel constituties etc.
33
caudillos
Politiek systeem in Zuid-Amerika waarin macht verkregen werd door militairen, families en populistische politiek
33
liberalisme
Ideologie waar vrijheid voorop staat, succesvol in de Amerikaanse en Franse revolutie, wouden een representatieve overheid, gelijkheid voor de wet en individuele vrijheid. Ook streven naar laissez-faire (vrijhandel) en een liberale economie. Vanaf de 1820s werd dit verweven met klasse interesses
33
Henri de Saint-Simon
Utopisch socialist (1760-1825): positivisme, mogelijkheden van industriële ontwikkeling, sociale herorganisatie waarbij de aristocratie vervangen werd
33
Charles Fourier
Utopisch socialist (1772-1837): constructie van wiskundige autarkische communes, al het bezit was van de commune, totale emancipatie van vrouwen, seksuele vrijheid
33
Nationalisme
het streven naar een natiestaat
33
Adam Smith
Liberaal econoom, schreef in 1776 'The Wealth of Nations'
34
Pierre-Joseph Proudhon
Utopisch socialist (1809-1865): 'what is property' (1840), bezit was gestolen van de arbeider en staat moest ontbonden worden in losse communes
35
Louis Blanc
Utopisch socialist (1811-1882): 'Organization of Work' (1839), praktische hervormingen, algemeen kiesrecht, geleidelijk controle krijgen over de staat
36
Georg Hegel
Filosoof, inspireerde Marx op het gebied dat de geschiedenis patronen had
37
Romantiek
(1750-1900): men die zich afkeerden van de industriële ontwikkeling en de Verlichting => verleden, emotie, mysterie, droom, fantasie, natuur, religie
38
Escapisme
Idee dat men wilt ontsnappen uit de wereld en bijv. naar exotische plekken wilt gaan
39
Sturm und Drang
Beweging (1765-1785) die begon in de Duitstalige gebieden waar men een behoefte heeft om hun gevoelens te delen, begint in de literatuur: Goethe, Schiller, Beethoven en Rousseau
40
Jean-Jacques Rousseau
Filosoof, 1755: 'Discours sur l'origine et les fondements de l'inegalite parmi des hommes', idealisering van de natuurmens (nobele wilden) en gaat hiermee verden in Emile ou l'education (jongens moeten buiten opgevoed worden), gaat later zelf naar Zwitserland en schrijft daar mijmeringen van een eenzame wandelaar
41
Edmund Burke
Filosoof, 1757: 'A philosophical enquiry into the origin of ideas of the sublime and the beautiful', verschil tussen schoonheid en het sublieme (ervaring die iets met jouw doet)
42
Imperial Knowledge
Idee dat bij het stichten van imperiums ook gellerden/wetenschappers meegaan om de boel te verkennen en het te begrijpen
43
Hobbesiaanse kijk
De staat van de natuur is een oorlog van iedereen tegen iedereen wat betekent dat men leeft in armoedige, smerige, brute en korte omstandigheden (Afrika voorgesteld alsof er altijd oorlog is)
44
Rousseausiaanse kijk
De nobele wilden met prachtige natuur
45
Friedrich Ludwig Jahn
Duitse schrijver: 'Deutsches volkstum' (1810), wat betekent het om Duitser te zijn en hoe komt het dat wij er nu zo slecht voorstaan, gebruikt verleden als inspiratie
46
Joseph Conrad
Schrijver: 'Heart of Darkness' (1899), ging als Europeaan naar Congo, geeft beeld van tropisch oerwoud, primitief, ziektes, gekte en onbeschaafd. Oftewel totale chaos.
47
Aphra Behn
Schrijver: 'Oroonko or the Royal Slave' (1688), Surinaamse slaaf die er goed uit zag en veel kennis had
48
Justus van Liebig
uitvinder van de kunstmest, zegt later dat dit de slechtste uitvinding ooit was, bedacht de Raubwirtschaft (roofeconomie)
49
Felix Mendelssohn
Componist in de hoog-Romantiek (1800-1850): laat zich inspireren door de Schotse natuur en gaat Schotland proberen te verklanken in zijn Schotse symfonie (1842)
50
Hector Berlioz
Componist die zijn eigen leven gaat proberen te verklanken in zijn Symphonie Fantastique (1830)
51
Jean-Leon Gerome
Schilder van het oriëntalistische schilderij 'le charmeur de serpents' (1879)
52
Nicolaas Pienemann
Schilder van 'de onderwerping van prins Djoponegoro' (1830-1835), nationalistische kenmerken en superieuriteit van Nederlanders tov inheemse bevolking
53
Raden Saleh
Schilder van 'de arrestatie van prins Djoponegoro' (1857), laat Djoponegoro op gelijke hoogte met Nederlanders staan
54
Cristiaan Snouck Hurgronje
Wetenschapper die zich vermomde als moslim en zo naar Mekkaanse feest te gaan, waarna hij adviseur voor de Nederlandse regering tijdens de Atjeh-oorlog werd. Voorbeeld van hoe etnografie ingezet werd als instrument voor de koloniale bezetter.
54
Edward Said
Schrijver van 'Orientalism' (1978): beredeneerd dat de manier waarop Westerse mensen de Orient beschrijven, volgens een standaard narratief, een morele rechtvaardiging is voor hun overheersing
55
Bildung
Zelfontplooiing in de vorm van studie, vooral door Klassieken uit eigen land lezen om jezelf te verheffen
56
Alexander Ypsilanti
Leider van de Griekse opstand tegen de Ottomanen in de 1820s
57
Slag bij Navarino baai
1827: Ottomaanse vloot wordt verslagen door een Engelse vloot waarna er een monarch op de troon komt en in 1830 de onafhankelijkheid wordt erkent
58
Reform Bill
1832: democratiseerde de politiek door meer mensen te kunnen laten stemmen
58
Corn Laws
1815: handelsrestricites op de import van graan waarvan eigenlijk alleen de adel profiteerde
59
Slag bij Peterloo
1819: groot protest wordt bloedig onderdrukt door de Engelse regering
60
Peopels Charter
zette samen met de Cartist beweging druk voor radicale hervomingen, wouden een volledige democratie, leidde tot meerdere petities in de 1830s en 1840s
61
Anti-Corn Law beweging
Beweging tegen de Corn Law waardoor die werd afgeschaft in 1846
62
Ten Hours Act
1847: limiteerde werkuren voor vrouwen en kinderen
63
Great Famine
Grote hongersnood in de 1840s in Ierland door meerdere mislukte aardappeloogsten
64
Lodewijk XVIII
Franse koning (r. 1814-1824) die in 1814 het Constitutioneel handvest uitvaardigde om de sociale en economische rechten van de middenklasse te beschermen, was liberaal maar niet democratisch
65
Charles X
Franse koning (r. 1824-1830) , streefde erna om de oude orde te herstellen, voerde oorlog in Algerije en probeerde het Constitutioneel handvest weer af te schaffen waardoor er rellen ontstonden in Parijs
66
Louis Philippe
Franse koning (r. 1830-1848) deed rellen eindigen, maar situatie bleef onverander, regering was vooral gericht op de elites en er was corruptie en schandalen, trad na rellen in 1848 vrijwillig af
67
Luis Cavainag
Was in 1848 eventjes de leider van de Franse republiek, totdat hij bij de volgende verkiezingen overtuigend verslagen werd door Lodewijk Napoleon
68
Franz Joseph
Keizer van Oostenrijk (1848-1916) nadat Ferdinand I aftrad onder druk van zijn moeder Sophia van Beieren, kon met de conservatieven weer grote delen van Hongarije veroveren
69
Sophia van Beieren
Prinses van Beieren die in 1848 na de revolutie in Hongarije conservatieven begon te organiseren, Ferdinand I deed aftreden en zo de conservatieven weer grote delen konden veroveren
70
Ferdinand I
Keizer van Oostenrijk (r. 1835-1848) moest aftreden onder druk van Sophia van Beieren
71
Lodewijk Napoleon
werd in 1848 gekozen maar pleegde in 1851 een staatsgreep waarna hij voor een langere tijd president werd. Trad in de 1860s af na veel kritiek
72
Nicolaas I
Tsaar van Rusland (r. 1825-1855) hielp de Oostenrijke conservatieven met de verovering van Hongarije
73
Frederik Willem IV
Koning van Pruisen (r. 1840-1861) gaf toe aan wat hervormingen en bleef aan de macht in Pruisen
74
Klein/Groot Duitsland
Discussie over de vorm van een geünificeerd Duitsland
75
Jeremy Bentham
Utilitarisme, politiek moest het grootste goed voor de meeste mensen nastreven, riep op tot sociale hervormingen
76
Robert Koch + Joseph Lister
Ontwikkelde de theorie van Pasteur verder waardoor er meer medische kennis kwam en sterftecijfers drastisch daalden, Koch ondekte TBC
77
Hausmann
Richtte in opdracht van Napoleon III Parijs drastisch anders in: start van betere stedelijke inrichting, grote boulevards, betere huizen voor de middenklasse, open plekken, verbeterde riolen en aquaducten en maakte om Parijs een ring van openbaar vervoer
78
Spatial turn
Idee dat er meer aandacht komt voor ruimte als dimensie
79
Heren en burger sociëteiten
besloten gezelligheidsverenigingen voor mannelijke leden van de elite, begonnen in het koffiehuis maar dat was te inclusief en dus gaan ze eigen gebouwen huren of kopen om met een exclusieve club te drinken, praten, conserveren, lezen en gokken. Neemt in de 19e eeuw enorm toe
80
Ballotage
Systeem van exclusieve toelating tot een sociëteit, zo moest iemand voorgedragen worden en er ingestemd worden
81
Culturele genootschappen
genootschap wiens leden zich bezighouden met wetenschap, letterkunde, muziek en toneel, sommige zijn interdisciplinair, andere niet. In de 19e eeuw groei doordat de burgerij groeit, relatief inclusief
82
Public Sphere
Jurgen Habermas: al die genootschappen bij elkaar vormen met zen allen de public sphere
83
concertcultuur
vanaf 1750 opkomst publieke concert, eerst in culturele genootschappen, dan met intekenlijsten en vervolgens echte publieke concerten 19e eeuw: uitbreiding concertcultuur door toenemende vraag en aanbod Professionalisering, betere concertprogrammering, concentratie op canonieke componisten, verschuiving naar het geconcentreerd luisteren
84
Theaters
in de 19e eeuw komen theaters op architectuur gericht op het aanzien van de burgerij verschillende rangen voor verschillende klassen: in de 19e eeuw komen er meer dure rangen bij en worden de goedkope rangen goedkoper plek waar je zit is het podium van diegene opera's brengen echt emotie ter weeg
85
Music Halls
theaters voor de arbeidersklasse, combinatie van zang, dans, cabaret en acrobatiek, vaak met kritische noten op adel en politiek. Rekken de grenzen van de burgerlijke ideologie op.
86
Dierentuinen
1793: openstelling Jardin du Roi als eerste publieke Europese dierentuin, gesticht door genootschappen, plek om dichter bij god te komen en showcase koloniale dieren en planten, plek van rational recreation
87
Rational recreation
mix van recreatie en serieuze studie, bijv. een dierentuin
88
Upper class
Top 2%: traditionele adel, notabelen en nieuwe aristocraten. Hebben veel rijkdom en grote politieke invloed, mengen met elkaar door huwelijken.
89
Middenklasse
20%: diversiteit in inkomen, prestige en beroepen. Veel onderlinge concurrentie. Levensstijl was op de distinctie met de arbeidersklasse gebaseerd, en hadden een strikte gedragscode.
90
Upper Middle Class
Bourgoisie: kooplieden, fabrikanten, bankiers en verzekeraars, juristen, artsen. Werken met factuur en hebben universitaire opleiding gehad. Gaan professionaliseren door vaktijdschriften etc. uit te geven
91
Lower Middle Class
veel distinctie en inkomstenverschillen, en zo ook veel onderlinge concurrentie.
92
Arbeidersklasse
Groep die in hun levensonderhoud afhankelijk was van fysieke arbeid. Divers, veel onderscheid tussen geskillde en ongeskillde arbeiders
93
Sweated industries
vrouwen die thuiswerkten en betaald kregen per product dat ze vervaardigden
94
Mayer-these
idee dat ondanks de opkomende burgerij de aristocratie en adel de meeste macht bezitten
94
First Reform Act
1832: aanpassing van het kiesstelsel waardoor er meer macht bij fabriekseigenaren kwam
95
Sperate spheres ideologie
Privaat was de vrouw moeder en huishoudster, publiekelijk vooral afhankelijk van haar man die haar onderhoud
96
Realisme
stroming waarin gestreefd werd om dingen zo realistisch mogelijk weer te geven
97
Determinisme
idee dat er wetmatigheden zijn die de mens, maatschappij en natuur bepalen, er is dus ook weinig ruimte voor de vrije wil van de mens
98
John Dalton
introduceert in 1803 het concept van atomen als bouwstenen van moleculen
98
Mendelev
bedenkt in 1869 het periodiek systeem waar hij plekken laat voor deeltjes die nog niet zijn ontdekt, maar waarvan hij weet dat ze bestaan => theoretische wetenschap heeft voorspellende kracht en kan experimenteel worden beschouwt
99
Pasteur
ontdekte in 1854 dat ziektes worden verwerkt door microben => ziekteverwekkers zijn ook elementaire deeltjes
100
Maxwell
1865: wetten van thermodynamica, verbanden tussen verschillende vormen van energie
100
Quetelet
Wiskundig en wetmatig verband tussen inkomen en sterft etc.: menselijk gedrag en leven volgen statistische patronen met wiskundige wetten in zijn boek 'Sur l'Homme' (1835)
101
von Ranke
1824: lange termijn geschiedenis van staten en samenlevingen, objectiviteit en empirisch bronnenonderzoek, filologie, feiten als elementaire bouwstenen van objectieve geschiedenis
102
Strauss
1825: 'Das Leben Jesu' opzoek naar feitelijkheden in Bijbelse teksten over de historische persoon Jezus, ontdekte onregelmatigheden
103
Bopp en Grimm
1821-1822: historische en vergelijkende taalwetenschap, indo-europese talen hebben zelfde oorsprong en hebben zich volgens wetmatigheden ontwikkelt
104
Smith
1790-1816: 'Geographical map of Somerset' , geologische aardlagen te onderscheiden en te ordenen aan de hand van fossielen
105
Lyell
1830: 'Principels of Geology', aarde is miljoenen jaren oud en ontleent haar vorm aan langzame voortdurende geologische wetmatig verlopen processen
106
Charles Darwin
publiceert in 1859 'The Origin of Species' waarin hij beweert dat al het leven op aarde een gemeenschappelijke afstammeling heeft, maar nu anders is door natuurlijke selectie
107
Comte
1830: 'Cours de Philosophie Positive samenleving verbeteren vanuit de wetenschap, beschaving in drie stadia (theologische, metaphysische, wetenschappelijke), empirische sociologie en filosofisch materialisme (gedrag te verklaren uit omgeving en evolutie)
108
Spencer
1864: 'Principels of Biology' , survival of the fittest, wetmatige patronen en evolutie in de samenleving, zet wetenschap in om sociale ongelijkheid te rechtvaardigen
109
Sociaal Darwinisme
Darwinisme ingezet op de maatschappij
110
Max Weber
1890: 'The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism', Protestantisme gaf legitimering aan hard werken, wereldlijk succes was een teken van de goedkeuring van God
111
Durkheim
1912: 'The Elemantary Forms of Religious Life', concludeerde dat zelfmoord kwam omdat iemand niet zijn wortels had gevonden
112
Tonnies
1895: 'The Crowd', rationalisme had traditionele waardes overgenomen en zo was er een koude bureaucratie ontstaan
113
Socialisme
Nadruk op anti-eigenbelang Gaan van de mens uit die leeft in samenwerking met andere individuen Klassieke kritiek op liberalisme, maar ook afkeer van conservatisme Privaat bezit als bron van kwaad en dus ook anti-kapitalisme Verschillende opvattingen over de rol van de staat Geloven in de kracht van netwerken en organisaties
114
Heinrich van Treitschke
Duitse historicus die zich identificeerde met Pruisen, waardoor Pruisen in zijn geschiedenis een centrale rol krijgt
115
Francois Guizot
Franse historicus die in zijn geschiedenis focusde op de monarchie als kern van het Franse verleden
116
Jules Michelet
Franse historicus die in zijn werk vooral het volk centraal stelde. zag de republiek met vrije burgers als streven en contstante in de geschiedenis
117
Anton Piren
Belgische historicus die er vooral op gericht was om België bestaansrecht te geven
118
Herder
Zette de natie tegenover de staat: volkscultuur gaf vorm en inhoud aan de natie, religie en geschiedenis waren een door god geleidde ontwikkeling door de tijd heen.
119
volkssoevereiniteit
Idee dat de staat in dienst staat van de belangengemeenschap van de burgers, die zichzelf niet meer als onderdanen gaan zien. De uitvinding van de natie als het geheel der burgers
120
Johann Gottlied Fichte
Plaatste als doel om het natiebesef onder de Duitsers verder te bevorderen, Duitse cultuur als superieure cultuur
121
Otto van Bismarck
Kreeg leidende functie in Pruisen van Wilhelm I, wist Duitsland te verenigen olv Pruisen door strategische conflicten te gebruiken. Keerde zich later tegen de Katholieke kerk en de SPD
122
Krimoorlog
Oorlog op de Krim tussen verschillende Europese machthebbers, Rusland werd uiteindelijk verslagen
123
Duitse bond
Bestond uit zon 40 Duitse staten en deelgebieden
124
Pruissisch-Oostenrijkse oorlog
1866: oostenrijk werd verslagen in de slag bij Sadowa, waarna het zich terugtrok uit Duitse zaken en Bismarck de Noord-Duitse bond begon
125
Giuseppe Mazzini
Probeerde in Italië een centrale democratische republiek met mannenkiesrecht te vestigen
126
Vincenzo Gioberti
Probeerde in Italië een federatie van de bestaande staten onder de paus te vestigen
127
Victor Emanuel II
Probeerde een autocratische koning over heel Italië te vestigen, en zou ook later de eerste koning van verenigd Italië worden
128
Camillo Benso di Cavour
Rechterhand van Victor Emmanuel zorgde voor de strategische inzet van conflicten om in 1870 de eenheid van Italië te maken
129
Slag bij Magenta en Solferino
1859: Cavour veroverde in deze slagen Lombardije
130
Wilhelm I
Keizer van Duitsland (r. 1861-1888)
131
Guiseppe Garibaldi
Leider met de Rode shirts die gebieden in Italië kwam 'bevrijden' uiteindelijk vrede gesloten met Cavour
132
Slag bij Sedan
1870: Bismarck versloeg Frankrijk in deze slag, waarna uiteindelijk Parijs in 1871 zich overgaf
133
Amerikaanse Burgeroorlog
Conflict in de Verenigde Staten tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten (1861-1865)
134
Abraham Lincoln
President van de VS tijdens de Burgeroorlog
135
Zemstvo
1864: een Russische vorm van lokale regering
136
Alexander II
Tsaar die in 1861 het lijfeigenschap afschafte, ook militaire hervormingen en aanleg van spoorwegen
137
Alexander III
meer gematigde tsaar die wel doorging met economische modernisatie
138
Sergio Witte
Russische bestuurder die zorgde voor spoorwegen, importtarieven en de komst van Westerlingen naar Rusland
139
Nicolaas II
Russische tsaar die verloor in de Russo-Japanse oorlog en zorgde voor 1905 voor Bloedige zondag, uiteindelijk zou hij de laatste tsaar van Rusland staan
140
Duma
Het Russische parlement met civiele rechten en een nieuwe constitutie, maar de tsaar had nog veel macht
141
Pyotr Stolypin
Russische hervormer die de constitutie herschreef en agrarische hervormingen doorvoerde
142
Muhammad Ali
Egyptische heerser die zorgde voor veroveringen en stabiliteit en modernisering. Uiteindelijk nam zijn zoon Ibrahim nam Syrië in beslag en zo in conflict met Mahmud II raakte.
143
Abdul Meijid
Sultan die in 1839 met een programma van hervormingen (Tanzimat) kwam (o.a. vrijhandel)
144
Abdülhaid II
Sultan die uiteindelijk zich tegen de hervormingen keerde, zorgde samen met het verlies in de Russo-Turkse oorlog voor de opkomst van de Jong-Turken
145
Adolphe Tiers
Stuurde een leger en vernietigde in 1871 de Parijsse commune
146
Wilhelm II
Duitse keizer die Bismarck deed aftreden en de SPD weer toestond
146
Kulturkampf
Aanval van Bismarck en de liberalen op de Katholieke kerk (1870-1878)
147
Dreyfus-affaire
Affaire in Frankrijk rondom een oude militair, zorgde voor veel ophef in de Franse samenleving
148
Arthur de Gobineau + Houston Chamberlain
Schreven de 'On the inequality of the Human Races' waar ze het arische ras superieur achtten
149
Karl Marx
grondlegger van Marxisme, filosoof, schreef verschillende boeken, werd belangrijk in de socialistische beweging
150
Daniel Bell
1960: 'The End of Ideology', stelt dat politieke ideeën en ideologieën geen aantrekkingskracht op de arbeider hebben en er een technokratisch bestuur moest komen
151
Francis Fukuyama
1992: 'The End of History And The Last Man', val van de SU betekent het einde van de strijd tussen ideologieën, en dus dat die hun functie hadden verloren
152
kapitalisme
economische ideologie gericht op de vrije markt
153
Utopisten
Vroege socialisten: Saint-Simon, Owen, Proudhon
154
Materialisme
strijd om materie, zaken, huizen, goederen stond centraal en daar was klassenstrijd uit ontstaan
155
Das Kapital
Werk van Marx waar hij 3 kritiekpunten had op het kapitalisme: Ouderwets systeem Werkte vervreemend Werkte ontwrichtend
156
Communistisch manifest
Engels + Marx (1847): pragmatisch manifest voor de Duitse communisten, pleidooi voor de afschaffing van particulier eigendom
157
2e Internationale
1889: herhaling van de 1e internationale, maar doen al een stuk minder mensen mee
158
1e Internationale
1864: internationale overkoepelende organisatie voor alle arbeiders, opgericht door Marx. Kreeg al vanaf het begin veel tegenstand van o.a. Bakoemin
159
Revisionisten
Marxistische stroming die hun doelen via de democratische weg wouden bereiken, waren meer gematigd
160
Vladimir Lenin
Leider van de Russische communisten, verklaarde in 1903 dat Rusland het communisme zou volgen. Raakte in 1917 na de revolutie in conflict met de mensjewieken maar wist de burgeroorlog te winnen.
161
Eurocentrische school
Visie op de Great Divergence: Europa had al lang een unieke ontwikkeling ingezet met relatief veel vrijheid in denken en handelen
162
Californië school
Visie op de Great Divergence: Europa heeft toevallig een tijdelijke voorsprong gekregen, focussen vooral op de overeenkomsten tussen Europa en andere delen van de wereld
162
Wereldsysteem school
Visie op de Great Divergence: er is geen eerlijke vergelijking mogelijk tussen Europa en de rest van de wereld want Europa heeft hun onderworpen
163
Little Divergence
Idee dat er binnen Europa ook een kleine Divergence kwam
164
Opiumoorlogen
Conflict tussen China en GB (1839-1860)
165
Verdrag van Nanjing
1842: GB kreeg Hongkong en er werden vrijhavens voor Britse handelaren ingericht
166
Mathew Perry
Amerikaan die in 1853 met geweld handelsrechten met Japan afdwong
167
Ahmed Arabi
Richtte in 1879 in Egypte de Egyptische nationale partij op
168
Tewfiq
toen hij aan de macht kwam in Egypte ontstonden er veel anti-Europese rellen in Egypte totdat de Britten het bestuur overnamen
169
Global imperialism
1760-1880: globale karakter, vooral einde van het Vroegmoderne imperialisme
170
High/new imperialism
1880-1914: verdeling van Afrika, opkomst van Amerikaans imperialisme, op zoek naar grondstoffen en afzetmarkten
171
Extreme imperialism
1930-1945: Japanse inval in Mantsjoerije of expansie van Adolf Hitler
172
Russo-Japanse oorlog
Conflict tussen Rusland en Japan waar Japan delen van Rusland weet te veroveren en Rusland eigenlijk gewoon vernederd wordt
173
Frans II
Sticht in 1804 het keizerrijk Oostenrijk
174
Leopold II
Belgische koning, heeft Congo als persoonlijke kolonie
175
Grote Trek
1835: Afrikaners vechten tegen Zulu en Xhosa
176
Boeroorlog
1899-1902: oorlog tussen GB en Afrikaners
177
Henry Stanley
Leidde een expeditie naar Congo voor Leopold II
178
Pierre de Braza
Leidde een expeditie naar Congo voor Frankrijk
179
Jules Ferry
Houdt samen met Bismarck de conferentie van Berlijn, verovert in de 1880s Indochina voor Frankrijk
180
Conferentie van Berlijn
1884-1885: Europese mogendheden maken afspraken over imperialisme, effectieve bezetting is nodig voor een claim
181
Cecil Rhodes
Verovert Rhodesië voor GB
182
Sir Herbert Kitchener
Verovert Sudan voor GB
183
Slag om Omdurman
Slag waarin GB een Sudanees leger afslacht (1898)
184
Maxim
Machinegeweer
185
Kinine
Medicijn tegen o.a. malaria
186
The White's man Burden
idee van Rudyard Kipling in 1898 dat Westerse mensen inheemse bevolking moesten en konden beschaven
187
Oriëntalisme
stereotypische en racistische blik door de fascinatie van het westen voor het beschrijven van de Orient
188
J.A. Hobson
1905: 'Imperialism', kritiek op de Britse tactieken tijdens de Boerenoorlog
189
Rosa Luxemburg
gaf Marxistische kritiek op imperialisme, beargumenteerde dat kapitalisme moest groeien in niet-kapitalistische delen van Azië en Afrika om winstgevend te blijven
190
Weapons of the Weak
kleine dingen die inheemse bevolking deed om toch een beetje het imperiaal gezag te ondermijnen
191
Great Rebellion
1857-1858: opstand in India van moslims en hindoes
192
Whites Womens Burden
idee dat vrouwen specifiek zich gingen bezorgen over de inheemse vrouwen
193
Indian National Congress
1885 opgericht om voor de onafhankelijkheid van India te strijden
194
Meiji-Restauratie
1867: samurai plegen staatsgreep en gaan vervolgens moderniseren
195
Qing-dynastie
dynastie van China ten tijde van westers imperialisme
196
Cixi
keizerin-weduwe die in 1898 een staatsgreep pleegt en zo een einde maakt aan de hervormingen die gaande zijn
197
Sun Yat-Sen
republikein die uiteindelijk de republiek China zal uitroepen
198
Bokseropstand
golf van geweld tegen buitenlanders, uiteindelijk verklaart Cixi de oorlog aan de buitenlanders maar worden hard verslagen
199
Waarom was de Industriële Revolutie in GB?
Veel kool Hoge lonen Gecentraliseerde overheid Ontwikkelde financiële systemen Cultuur van innovatie Kundige ambachtslieden Sterke positie in de wereld
200
Verspreiders van industrialisatie
Ambachtslieden Ondernemers Transport Banken
201
Redenen voor de verdeling van arbeid op basis van sekse
Nieuwe discipline van klok en machine Huishouden was veel werk in armoede Er waren speciale vrouwenbanen Conservatieven hielden man en vrouw gescheiden op de werkvloer
202
Waarom is er na de 17e eeuw weinig sprake van economische groei in de Republiek?
Psychologische factoren Hoge prijzen van grondstoffen Machines werden niet in Republiek zelf gebouwd Belastingheffing werkte demotiverend Weinig bestaande industrie en dus een achterstand in kennis en kunde Institutionele erfenis
203
Waardoor kon nationalisme groot worden?
Groeiende geletterdheid Opkomst van pers Opkomst van de bureaucratie Opkomst van onderwijs
204
Sterfte daalt in de 19e eeuw door:
Verbeterde voedselvoorziening door aardappel en marktintegratie Vaccinaties en quarantaines Sanitaire voorzieningen Activisme om kindersterfte te bestrijden Bacteriologische ontdekkingen Aandacht voor gezondheid van moeders
205
Christelijk zedelijkheidsoffensief
Beweging tegen anticonceptie, abortus, echtscheiding en emancipatie. Casti connubii van de paus (1930)
206
Pronatalisme
Pogingen om het geboortecijfer weer omhoog te krikken
207
Social engineering
combinatie van oplossingen voor bevolkingssituatie, feministisch, individualistisch, taak bij overheid
208
Eugnenitica
pogingen om mensen die je niet wilt dat kinderen krijgen dat gaat ontmoedigen
209
Fasering van nationalisme
1770-1848: Cultureel nationalisme 1848-1870: vorming van nationale staten 1870-1914: intensieve natie-vorming
210
Wat lag er ten grondslag van revoluties van 1848?
Toenemend politiek liberaal verzet Economische crisis Kenteringsperiode Nationalisme
211
Vijf varianten van natiestaatvorming
Staatkundige vereniging van versnipperde cultuurnaties Opdeling van veelvolkerenstaten Groei richting autonomie Uiteenvallen voorkomen door versterking federaal gezag Versterking betrokkenheid bevolking bij staat
212
Vijf kenmerken van het proces van staatsvorming
Ontwikkeling van militair-industriële staten Bureaucratisering Vermogen tot het heffen van belasting Staatsapparaat komt in dienst te staan van algemeen belang Ontwikkeling van een rechtsstaat
213
Stappenplan Karl Marx
Economische crisis Situatie arbeiders verslechtert Contrast met bourgoisie wordt groter, klassenbewustzijn Arbeiders gaan systeem aanvallen Dictatuur van het proletariaat Bourgoisie is uitgestorven Communistische klasseloze samenleving
214
Bernstein
Zorgde in Duitsland voor de opmars van het revisionisme
215
Een imperium heeft...
Geen heldere grenzen Heterogeen Legitimatie van bovenaf Verschillende vormen van bestuur Geen gedeeld burgerschap Geen eenheid van taal en cultuur Geschiedenis speelt geen rol in legitimatie van gezag Geen allesomvattende gemeenschap Ziet beschaving als missie Continue spanning
216
Kenmerken van leven in een imperium
Geweld Onrust door nieuwe bestuurscultuur Ruimte voor eigen taal en cultuur Grote economische veranderingen Nieuwe sociale verhoudingen Nieuwe vormen van in/uitsluiting Onderdrukking
217
Oorzaken voor modern imperialisme
Economische motieven Nationale veiligheid Nationalisme en Sociaal Darwinisme Technologische en militaire superieuriteit Sociale spanningen en militaire conflicten Missionaren, witte kolonisten etc.
218
Sterke positie GB door:
- ineenstorting van het Nederlands handelimperium - winst in de 7-jarige oorlog - belastinginkomsten uit Aziatische deel => Londen als financieel centrum van de wereld - bevolkingsgroei en wil tot emigratie - sterk idee van een globaal Brits rijk
219
18e eeuw op continentaal Europa
Agrarische verbeteringen Bevolkingsgroei Groeiende handel Opkomst cottage industrie Politieke en sociale onrust Toch voordelen in: Tradities van putting out systeem Handelskapitalisten en ambachtslieden Hoefden niet eigen technologie te ontwikkelen Sterke onafhankelijke overheden
220
Globaal plaatje van industrialisatie
Rusland en Egypte moderniseerde maar konden niet competeren met Europa Andere regio's beheerst door imperiale machten die geen protectionistische maatregelen konden voeren
221
Economische veranderingen omtrent patroon van arbeid
Meer arbeid voor vrouwen en kinderen door wens om meer te consumeren Minder werk beschikbaar buiten de fabrieken Mechanisatie en stijging mannenloon => minder arbeid vrouwen en kinderen
222
Culturele veranderingen omtrent patroon van arbeid
Huiselijkheidscultus Veranderde opvatting over rol van de vrouw Beschavingsoffensief Emotionele waarde van het kind Nationalisme
223
Politieke veranderingen omtrent patroon van arbeid
Bescherming van arbeiders (Factory Acts 1802-1833) Uitbreiding van publieke voorzieningen (kinderwetje van van Houten in 1874)
224
Reacties op de industrialisatie
Romantici zoals William Blake en William Wordsworth hadden veel kritiek Ludieten vernielen fabrieken in 1811 Dokters maken zich zorgen over leefomstandigheden Andrew Ure en Edwin Chadwick beweren juist dat omstandigheden in fabrieken erg goed zijn
225
Veelvolkerenstaten
Staten zoals Oostenrijk, Rusland en het Ottomaanse Rijk. Hadden een sterke economische basis, maar vaak ondermijnde dat de politieke eenheid.
226
Demografisch transitiemodel
1: sterftecijfers en geboortecijfers zijn beide erg hoog 2: sterftecijfer daalt, geboortecijfer blijft hoog 3: geboortecijfer daalt 4: sterftecijfer en geboortecijfer zijn beiden erg laag
227
Nadelen van een snel groeiende bevolking
Huisvesting Werkgelegenheid Grondstoffen Overbevolking Druk op voorzieningen
228
Voordelen van een snel groeiende bevolking
Aantal werkenden stijgt Economie wordt groter Militair-politieke positie sterker Culturele dynamiek
229
Waarom werd er weinig borstvoeding gegeven
Borstvoeding geeft grote kans dat kind blijft leven, omdat alternatieven gevaarlijk waren, toch gebeurde dit weinig door: Vrouwen aan het werk waren op land of in fabriek Elite het uitbesteedde aan voedsters, waarna dit steeds vaker gebeurde Vrouwen zich ook verhuurde als voedster Mannen willen seks, en dus dat vrouwen stoppen met borstvoeding Preutsheid (verpreutsing van de 19e eeuw) Verkeerde adviezen doordat medische inzichten verkeerd waren
230
Miasma-theorie
theorie die geloofde dat ongezonde luchten mensen ziek maken, waardoor er vooral gefocusd werd op het weggooien van rottend afval, binnenblijven en het afsluiten van riolen
231
Ignaz Semmelweis
Dokter die begint met zijn artsen hun handen te laten wassen
232
Opvattingen over geboortebeperking
Oud: er kwamen nieuwe technieken om te kunnen stoppen met kinderen bij een gewenst aantal en die werden snel verspreid Nieuw: motivatieverandering, geboortedaling eerst door een intensivering van de bestaande technieken: spacen door borstvoeding, seksuele onthouding en coitus interuptus
233
Waarom kwam er een geboortebeperking
Meer kinderen bleven leven Gestegen kosten van kinderen Perceptie dat minder kinderen voordelen heeft Overtuiging dat men zelf het kindertal mag bepalen Mogelijkheid om als man en vrouw erover te praten en zo manieren te vinden om zwangerschap te voorkomen
234
Pioniers in de geboortebeperking
Europese aristocratie Franse boeren Joden en Protestanten Sociaal-democraten Anarchisten
235
Geopolitieke gevolgen van de demografische transitie
- GB ervaart de bevolkingsexplosie eerst - Fr had een laag kindertal en blijft achter - GB kan zijn imperium gaan bevolken en geloofde dat groei zou doorzetten, vanaf 1850 stagneert de groei en gaat emigratie door - In Du begint de groei rond 1850 en Ru groeit ook snel - In GB en Fr komt er angst voor de groei van Du, terwijl Du vreest voor Ru
236
Great Slowdown
als in de 1930s de grote bevolkingsgroei ophoud: emigratie neemt af, vrees voor verdwijnende levenskracht en race suicide, migratiebeperkingen in imperia om het wit te houden en pronatalisme: -zwangerschapsverlof -gezinsloon -kinderbijslag en opvang -social engineering en eugenitica
237
Cultureel natiebesef
Door studie van geschiedenis, taal en recht Opkomende burgerstand voelt zich aangetrokken en zet zich af tegen het kosmopolitisme van de aristocratie Ontdekking van het volk (Herder en Fichte) Ontstond in Duitse gebieden, en dus tegen verfransing en universalisme (Oosterse vorm) Uitsluiting van anderen en streven naar etnische zuiverheid Objectief natiebesef (de natie is er echt)
238
Ontwikkelingen vanaf het midden van de 18e eeuw
Ontstaan van cultureel natiebesef Idee van volkssoevereiniteit en burgerlijke medezeggenschap
239
Politiek natiebesef
Rousseau Burgerschap en democratie centraal Volk als kern van de natie Volkssoevereiniteit Vooral in Frankrijk (Westerse vorm) Subjectief natiebesef (natie berust op een collectieve wil om een natie te vormen)
240
Les van 1848
Idealen waren niet voldoende om een revolutie te starten Te smalle basis bij intellectuelen en de liberale burgerij Steun van machtsapparaat en boerenbevolking was nodig Belangentegenstellingen tussen liberale burgerij, kerk, volksklassen en nationale groepen Afscheid van de Romantiek en cultureel nationalisme => realisme en hervorming op basis van echte macht
241
Realpolitik
een wijze van politiek beleid voeren waarbij op een nuchtere pragmatische manier de baten en lasten van een beslissing worden afgewogen. Ideologie, filosofie en ethiek worden niet meegerekend en is dus een vorm van realisme. Voorbeelden zijn van Bismarck en Cavour
242
Belang van oorlogsvoering
Opbouw van nationale legermacht Voeren van oorlogen in dienst en in naam van de staat Technologische revolutie: nieuwe wapens Relatie industrialisatie en militaire slagkracht Internationale betrekkingen op globale schaal
243
Natievorming na 1870:
Ontwikkeling van infrastructuur en communicatiemiddelen Verbindingen tussen burger en staat => uitbreiding kiesrecht Wederzijds doordringing maatschappij en staat: sociale verantwoordelijkheid en wetgeving Algemene dienstplicht als instrument voor nationale integratie Algemene leerplicht en onderwijs Culturele middelen
244
Unieke ontwikkeling van Europa
In de Middeleeuwen een pad naar economische ontwikkeling door ontstaan van machtsvacuüm -opgevuld door klooster, paus, communes, horigheid en hofstelsel, zelfbeschikking van steden -Kloosters bevorderen schriftcultuur en recht -gilden bevorderen vertrouwen en verlagen transactiekosten -Europa had een lage rentestand Unieke wijze van gezinsvorming waardoor individualisme bevorderd wordt en de sterke positie van vrouwen -Nadruk op het kerngezin en laat trouwen -een erfgenaam en vrije partnerkeuze -pestepidemie zorgt voor aantrekkelijk loonarbeid Cultuur is uniek en kapitalisme is specifiek westers -Weber en de Protestantse ethiek + Marx en het Orientaals despotisme die Aziatische productiewijze bepaald Europese en vooral Engelse inclusieve politieke en economische instituties -westerse instituties bevorderen vrijheid
245
Overeenkomsten tussen vooral China en Europa
Vergelijkbaar qua -economie (Engeland en Yangtze vallei) -wetenschappelijk niveau -demografie/rationele gezinsvorming => Europa was de afwijking door: -toeval en geluk met de kolenvelden waardoor een grondstoffen probleem kon worden opgelost -concurrentie aangejaagd door politieke versplintering
246
Kritiek op de Californië school
Terugbrengen tot toeval en geologische factoren is te simpel Geen urbanisatie in China en aandeel loonarbeiders bleef klein Relatief zwakke staats VS fiscaal-militaire/mercantilistische staat in Europa Vergelijking dwarsdoorsnedes zeggen niet zo veel, gaat om het ontwikkelingspotentieel Lange termijn ontwikkeling van Europa naar energie-intensieve productie was wel degelijk belangrijk China kende geen wetenschappelijke revolutie doordat de overheid dominant was, nadruk op traditie en cyclisch tijdsbesef en dus geen sprong van ervaring naar experimenten
247
Geen gelijk speelveld door Europese machtspolitiek
Europese koloniale machten onderwierpen andere regio's aan ongelijke ruil Europese staten kenden een snelle ontwikkeling en gingen handelsbelangen agressief verdedigen door vrijhandel eenzijdig af te dwingen Vergezeld met een ideologie van Europese superieuriteit
248
Global imperialism
1760-1880 Globaal karakter, meerdere continenten en globale gelijktijdigheid Zevenjarige oorlog en begin uitbreiding Rusland Einde aan vroegmoderne vorm van imperialisme Verschuivingen leiden tot nieuwe activiteiten elders
249
High/new imperialism
1880-1914 Enorme uitbreiding en verdeling Afrika Opkomst van Amerikaans en Japans imperialisme Verklaring: grondstoffen, afzetmarkten en mogelijkheid door technologie en nieuwe manieren van overheersing Hierna: WO I verzwakt Europese mogendheden waardoor nationalisme in kolonieën meer naar boven kan komen
250
Extreme imperialism
1930-1945 Japanse inval in Mantsjoerije Hitler