Inleiding tot de RW Flashcards

(125 cards)

1
Q

Descriptieve en prescriptieve regels

A

Descriptief: algemene regels die beschrijven hoe de werkelijkheid in elkaar zit, ze gelden altijd en je kan controleren of het waar is
Normatief (prescriptief): gaat over hoe de werkelijkheid behoort te zijn, dat gaat dus over het recht, godsdienst, moraal en fatsoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rechtsbronnen

A

een normatieve gedragsregel is geldend recht als die uit een rechtsbron voortvloeit:
gewoonterecht: als de gewoonte langdurig gebruikt is en als die wordt beschouwt als een rechtsregel
rechtsbeginselen: waardes van het recht waaruit rechters normen kunnen afleiden
jurisprudentie: regels die blijken uit de uitspraken van de hoogste rechter
wetten
verdragen
=> geeft veel rechtszekerheid, maar moreel weg (een regel geld bijv. niet als hij rechtvaardig is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

natuurrecht en positief recht

A

Natuurrecht: gaan ervan uit dat een regel geldend is als die uit de rechtsbronnen voortvloeit en niet in strijd is met de natuurlijke rechtvaardigheid
Positief recht: de optelsom van alle regels uit de rechtsbronnen, rechtspositivsitische denkers stellen dus dat er uitsluitend geldend recht bestaat als het uit de rechtsbronnen voortvloeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderlinge samenhang rechtsbegrippen

A

Een genus (geslacht) bestaat uit verschillende species (ondersoort), soms sluiten de species elkaar volledig uit, maar dat hoeft niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

objectief en subjectief recht

A

objectief: kennen de verhouding tussen personen door bevoegdheden en verplichtingen toe te kennen, komen tot leven als dat concrete geval zich voordoet (law)
subjectief: de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van het objectief recht ontleent (right)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vertrouwensregel

A

De parlementaire democratie steunt op deze regel, deze zorgt er immers voor dat de directe vertegenwoordiging de uitvoerende macht kan controleren
het houdt in dat als het vertrouwen van een van de kamers is verloren een minister of staatssecretaris zijn ontslag aanbied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rechtstaat

A

de rechtsstaat beschermt de burger tegen de potentiële willekeur van de overheid, doordat de overheid is gebonden aan het recht, vijf mechanismen waarop die dat doet:
- bevoegdspreiding
- onafhankelijke rechters
- legaliteitsbeginsel
- grondrechten
- rechtsbeginselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bevoegdheidspreiding

A

een middel van de rechtsstaat, houdt in dat bevoegdheden van de overheid verspreid worden zodat die niet absolutistisch wordt, ook wel Trias Politica genoemd:
- 3 brokken staatsmacht: wetgevende (SG en RE), uitvoerende (RE) en de rechtsprekende (rechtspraak)
- wordt aangevuld door de checks and balances: twee machten delen een bevoegdheid of de ene controleert de andere
- decentralisatie: verticale bevoegdheidsspreiding (rijk, provincie, gemeente)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onafhankelijke rechter

A

een middel van de rechtsstaat: de rechter wordt voor het leven benoemd en kan alleen worden ontslagen door de rechtelijke macht zelf
- de regering benoemt rechters (checks and balances), maar in de praktijk doet de rechtelijke macht dat zelf
- rechtelijke onafhankelijkheid: niemand mag de rechter concrete bevelen geven, hij is onderworpen aan de wet maar wel vrij
- rechterlijke onpartijdigheid: de rechter heeft zelf geen persoonlijke voorkeur naar een van beide partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

legaliteitsbeginsel

A

middel van de rechtsstaat: al het ingrijen van de overheid in het leven van burgers moet berusten op de wet
- is belangrijker in het publiekrecht dan in het privaatrecht
- bied rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
- als de wetgever niet aan iets heeft gedacht staat er een maas in de wet die de rechter niet kan oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grondrechten

A

middel van de rechtstaat: zijn hetzelfde als mensenrechten, zijn rechten die ieder individu heeft

  • Klassieke: zijn de oudste grondrechten en komen uit een liberale denktraditie, zijn politieke grondrechten of vrijheidsrechten, kan je nog ondervedelen in absolute (gelden zonder uitzondering) en relatieve (waar een mits op staat)
  • Sociale: komen uit de 2e helft van de 20e eeuw en geven een recht op hulp van de overheid, je kan je er vaak niet op beroepen bij de rechter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rechtsbeginselen (abbb)

A

middel van de rechtsstaat: er zijn ongeschreven rechtsbeginselen waarop je als burger kan beroepen tegenover de overheid, de rechter kan er dus aan toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HR waterpakt

A

Wetten in formele zin worden vastgesteld doro de formele wetgever, dat is een politiek proces. De rechter mag niet ingrijpen in die procedure van politieke besluitvorming en dus kan de rechter geen wetgeving vast stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

legisme

A

Stroming die stelt dat het gehele positieve recht uitsluiteind door de wetgever kan worden geschapen, leidt dus tot de codificatie van wel wetboeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

spanning democratie en rechtsstaat

A

een democratische meerderheid kan zich tegen de rechten van het individu keren, daarvoor hebben we de rechtsstaat om dus ook die rechten van het individu te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eerlijke rechtspraak

A

is opgehangen aan art. 6 EVRM:
- een ieder: je moet altijd een conflict kunnen voorleggen aan de rechter, je mag altijd procederen en contact hebben met een advocaat
- eerlijke behandeling: uitspraken zijn gemotiveerd en het beginsel van hoor en wederhoor => de rechter moet uitleggen hoe een burger aan zijn vonnis komt
- openbare behandeling: openbaarheid is vorm van controle die we hebben op de rehter: rechtzittingen en uitspraak in openbaar (bestaan uitzonderingen)
- redelijke termijn: redelijk is ongeveer 2 jaar voor iedere instantie, als die overschreden wordt krijg je schadevergoeding of strafvermindering
- onafhankelijk gerecht: onafhankelijkheid van de rechter is belangrijk
- onpartijdig gerecht: je laat je niet leiden door een vooraf bepaalde voorkeuer aan een van beide partijen => een redelijk mens moet niet kunnen twijfelen of de rechter partijdig is (anders: wraken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

andere vormen van rechtspraak

A

Juryrechtspraak: een systeem van rechtspraak dat je bijv. in de VS hebt, willekeurige burgers beslissen over het bewijs in een strafzaak
wij hebben hier Civil Law, terwijl ze bijv. in Engeland Common Law hebben, de rechter hoeft niet als een mond te spreken, iedere rechter kan dus een eigen mening hebben twee opties:
- discenting opinion: de minderheid is het niet eens met het rechtsgevolg van de uitspraak
- concurring opinion: de minderheid steunt het rechtsgevolg ook, maar volgt een andere redenering
=> gevolg is dat rechters publieke bekendheid hebben en zich gaan profileren als persoon waardoor je kan gaan twijfelen aan de onpartijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

legaliteitsvereisten

A

de wet moet afkomstig zijn van een overheidsorgaan dat daartoe bevoegd is
de wet moet voldoen aan een aantal vormvereisten, waarvan de bekendmaking het belangrijkste is
de wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel
de wet moet in overeenstemming zijn met de algemene rechtsbeginselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

normenhiërarchie

A

verdragsrecht en het Europese recht
grondwet
wetten in formele zin
AMvB
ministeriële regeling
provinciale verordening
gemeentelijke en waterschaps verordeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wet in formele zin

A

wetten die worden vastgesteld door de SG en de regering gezamenlijk, zijn dus vaak ook een avv, zo niet dan zijn het wetten in bloot-formele zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wet in materiële zin

A

zijn wetten die voor iedereen gelden, dus een algemeen verbindend voorschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

geattriubeerde wetgever

A

wetgever in materiële zin die een eigen algemene regelstellende bevoegdheid hebben ontleend aan de grondwet (bijv. de formele wetgever of de gemeenteraad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

gedelegeerde wetgever

A

hebben een wetgevende bevoegdheid omdat die is gedelegeerd, een wetgever heeft dan in zijn wet een alger ambt bevoegdheid gegeven om op een detail punt nadere regels te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

opbouw van wetten

A

aanhef van de Koing
considerans
totstandkomingsprocedure
lichaam van de wet
bevel tot publicatie
ondertekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
opbouw van wetboeken
begripsbepalingen middendeel strafbepalingen overgangs en slotbepalingen (metabepalingen)
26
magistratuur
Zittende: rechters Staande: leden van het OM
27
absolute bevoegdheid kantonrechter
Burgerlijke zaken: vorderingen t/m 25.000, vorderingen uit arbeidsovereenkomsten, consumentenkoop, huur en huurkoop Strafzaken: overtredingen Bestuurszaken: kleine verkeersovertredingen
28
cassatiegronden
Verzuim van vormen (voorschriften van het formele recht) Schending van het recht
29
normconflict
twee verschillende normen zijn in een casus van toepassing en hebben andere rechtsgevolgen: - lex superior: normenhiërarchie - lex specialis: bijzonder gaat voor algemeen - lex posterior: de nieuwe wet gaat voor de oude (=> manier voor wetgever om eigen wetten in te trekken of te veranderen)
30
overgangsrecht
de manier waarop wetgeving wordt ingetrokken is een nieuwe wet van gelijk niveau te maken, maar dat bied weinig rechtszekerheid => wetgever maakt overgangsrecht, de verschillende overgangsregimes zijn: exclusieve, eerbiedigende, terugwerkend of uitgestelde werking
31
exclusieve werking
de nieuwe wet excludeert de oude wet: voor alle mensen geld de nieuwe wet
32
eerbiedigende werking
als je bij de in de werking treding van de nieuwe wet gebruikt maakt van de oude wet blijft de oude wet gelden (meer rechtszekerheid, maar spanning met gelijkheidsbeginsel)
33
terugwerkende kracht
een nieuwe wet zegt over zichzelf dat hij eerder in werking gaat dan dat hij daadwerkelijk doet, hij is dus al in het verleden geldig (probleem met rechtszekerheid => mag niet in het Sr en voor de rest alleen als het begunstigend is)
34
uitgestelde werking
de nieuwe wet geld pas vanaf een bepaald moment in de toekomst, zo kan men zich instellen op de nieuwe wet
35
gewoonterecht
rechtsbron, sprake van gewoonterecht als er sprake is van bestendig gebruik (usus) en rechtsovertuiging (opinio iuris), bied weinig rechtszekerheid
36
codificatie
voor Franse revolutie had je de ius commune, alleen maar gewoonterecht, maar revolutionairen zijn geen fan en dus komt er een codificatiebeweging: alles wordt vastgelegd in wetboeken
37
HR landbouwvliegers
De rechter kan wetgeving van lagere overheden toetsen aan het willekeurbeginsel, maar moet daarbij wel terughoudend zijn
38
HR harmonisatiewet
wetten in formele zin mogen niet getoest worden aan de rechtsbeginselen
39
HR pocketbooks
de overheid kan onrechtmatig handelen tegenover burgers en als dat eht geval is kunnen zij een schadevergoeding krijgen
40
volkenrecht
is het rechtsgebied dat regels geeft over de verhouding tussen sovereine staten, is dat een land zelf het hoogste gezag heeft over dat land belangrijkste rechtsbron zijn verdragen en gewoonterecht
41
monisme
beschouwet het internationale en nationale recht als een geheel, internationaal recht is dus een rechtsbron (betekent niet dat het ook bovenaan in de normenhiërarchies staat) en het heeft directe werking
42
dualisme
beschouwt nationaal en internationaal recht als twee aparte rechtssystemen, er wordt van een verdrag een formele wet gemaakt
43
HR rookverbod
zegt dat een ieder verbindende bepalingen (rechtstreeks werkende) als ze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn verdragsbepalingen met klassieke grondrechten standaard wel als ieder verbindend, met sociale rehcten vaak als te vaag
44
HvJEU van Gend en loos
alle landen van de EU hebben in de keuze de soevereiniteit begrenst en overgedragen waardoor het EU-recht altijd monistisch is en dus dwingend
45
EHRM Marckx
arrest dat ervoor heeft gezorgd dat het NL familie recht gemoderniseerd is naar standaarden van het EU recht
46
HvJEU Costa/Enel
het Eu-recht heeft voorrang op nationale bepalingen
47
HvJEU Simmenthal
een nieuwe nationale regel mag niet in strijd zijn met het bestaande Unierecht. Het internationale recht staat dus bovenaan in de normenhiërarchie
48
intergouvermenteel
op basis van een verdrag wordt er samenwerking tussen verschillende landen bevorderd (NAVO en VN)
49
supranationaal
deelnemende landen dragen een deel van hun soevereiniteit over aan de organisatie (EU)
50
EHRM
hof dat gaat over klachten over de toepassing van het EVRM
51
HvjEU
houdt toezicht op de naleving van het Unierecht je komt er niet zelf maar de nationale rechter stelt prejuidiciele vragen eraan
52
Europese regelgeving
verordeningen: rechtstreelks toepasbaar richtlijnen: er mag zelf nog gekozen worden hoe het verdrag werkt in een land
53
subsumptie-model
idee hoe rechtstoepassing zou werken: je hebt een algemene regel, daar schuif je een feit onder en daar volgt een rechtsgevolg uit werkt niet omdat de wetgeving onvolledig is: taal is vaag en een wetgever kan niet alles voorzien rechters doen dus aan rechtsvinding: wetsinterpretatie, aanvullende redeneerwijzen, evaluatieve termen, rechtsbeginselen en belangenafweging
54
wetsinterpretatie
redelijk heteronome manier van rechtsvinding door de rechter, de rechter legt de wet uit, technieken: - grammaticaal: letterlijke interpretatie van de letterlijke betekenis van woorden in het dagelijks spraakgebruik - wetshistorisch: een wet heeft een totstandkomingsgeschiedenis - teleologisch: de betekenis van de woorden zoeken om ze te laten dienen in het huidige doel van die wet (veel vrijheid om doel te formuleren) - systematisch: als het in het ene geval zo is (bijv. in privaatrecht), dan is dat ook zo in het andere geval (bij. in publiekrecht) - anticiperend: de rechter moet een wet uitleggen die verouderd lijkt en weet dat er een nieuwe wet in werking gaat waarop hij de uitspraak baseert
55
rechtsregels en rechtsfeiten
een rechtsfeit is een omstandigheid waaraan het recht gevolgen verbin, steeds als dat feit zich voordoet treed het gevolg in soms gebeurt het rechtsgevolg automatisch na het rechtsfeit, dan is de werking de iure soms is er tussenkomst van een overheidsfunctionaris nodig, dan is de werking via ambtsvaststelling
56
contra legem
als een rechtsbeginsel in strijd is met de wet en dus de rechter ervoor mag kiezen om de wet niet te volgen
57
AMvB
Zelfstandig: niet gedelegeerd Onzelfstandig: wel gedelegeerd
58
Procureur en advocaat -generaal
Bij de Hoge Raad: - geeft de PG advies aan de HR - de AG kan namens de PG advies geven en neemt daar zelf verantwoordelijkheid over Bij het OM: - de PG's leiden het OM - een AG vertegenwoordigd het OM bij het gerechtshof - (een OvJ vertegenwoordigd het OM bij de rechtbank)
59
normatieve kennisdomeinen
recht godsdienst moraal fatsoen
60
Procedure om de grondwet te wijzigen
- indienen wijzigingsvoorstel - TK en EK nemen de 1e lezing aan met een gewone meerderheid - de TK wordt ontbonden en er komen verkiezingen - opnieuw indienen bij de nieuwe TK - TK en EK nemen het in 2e lezing aan met een 2/3e meerderheid - contraseign en publicatie
61
Precendentwerking
als er een uitzondering is gemaakt in geval A moet die ook worden gemaakt in geval B wordt in toom gehouden door het evenredigheidsbeginsel
62
Procedure tot een verdrag
- Onderhandeling - Sluiting - Goedkeuring van de TK - Bekrachtiging of instemming - Publicatie
63
Rechtsvindingtechnieken
Wetsinterpretatie Aanvullende redeneerwijzen - redenering naar analogie - a-contrario redenering Toepassing evaluatieve termen Rechtsbeginselen Belangenafweging
64
Precedentwerking
Als een rechter eerdere uitspraken volgt, in NL is hier geen verplichting toe, maar gebeurt het vaak wel omdat: - een beslissing zvm over een hoort te komen met eerdere beslissingen - een rechter weet welke invloed zijn uitspraak heeft - de HR bijna altijd haar eerdere uitspraken volgt
65
Gevolgen van rechtsvinding
extensieve uitleg: door de interpretatie krijgt de wet een ruimere betekenis restrictieve uitleg: door de interpretatie krijgt de wet een beperktere betekenis
66
strafbaar feit
in een delictsomschrijving verboden menselijke gedraging die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten valt
67
deelnormen van legaliteit
Nulla-poena: geen strafbaarstelling met terugwerkende kracht Analogieverbod: geen strafbaarstelling obv analogie Bepaaldheidsgebod: strafbepalingen moeten voldoende duidelijk zijn
68
lex mitior beginsel
bij verandering in de wetgeving moet je de bepaling kiezen die het gunstigste is voor de verdachte (art. 1 lid 2 SR)
69
opbouw van een strafbepaling
Bestanddelen: de bouwstenen van een delictsomschrijving waarvoor actief bewijs moet worden geleverd door het OM Elementen: als de wettelijke omschrijving is gerezen dan wordt er vermoed dat aan de elementen is voldaan - wederrechtelijkheid: strafrechtelijke verbodenheid - schuld: verwijtbaarheid
70
poging tot een misdrijf
strafbaar, mits het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard, geldt alleen voor zware misdrijven als je halverwege vrijwillig terugkrabbelt is dat niet strafbaar, maar je kan bijv. wel vervolgd worden voor voorbereiding van een moord oid
71
opzet (dolus)
doelopzet: je doet iets willens en wetens en noodzakelijkheidsbewustzijn (als je plant en je moet hebben beseft dat een gevolg noodzakelijk zou intreden, heb je daar ook opzet aan) voorwaardelijk opzet: opzet als een schadelijk gevolg is doorgedrongen en je hebt die kans geaccepteerd
72
schuld (culpa)
bewuste schuld: je weet dat je onvoorzichtig handelt onbewuste schuld: iemand handelt onvoorzichtig zonder dat dit tot die persoon doordringt, vooral bij mensen met een bijzondere kwaliteit
73
overtreding // misdrijf
Overtredingen zijn vaak lichtere delicten dan misdrijven, wordt bepaald door plek en wetboek van SR - in een wet in formele zin is meestal aangegeven wat wat is - bij lagere regelgeving is het bijna altijd een overtreding Het belang van onderscheid: - bevoegdheid rechter in 1e aanleg - delictsvormen voorbereiding en medeplichtigheid - buiten NL gepleegde misdrijven - voorlopige hechtenis
74
deelnemeing aan een strafbaar feit
Doen plegen: je laat een ander een strafbaar feit plegen Uitlokking: uitlokker en uitgelokte zijn beide stafbaar als opzettelijk en voldoet aan art. 47 SR Medeplegen: 2 of meer personen plegen samen een strafbaar feit
75
rechtvaardigingsgronden
rechtvaardigen het overtreden van de wet => nemen de wederrechtelijkheid weg - overmacht als noodtoestand - noodweer: proportionaliteit en subsidiariteit - OMW - wettelijk voorschrift - ambtelijk bevel
76
Schuldgronden
nemen het element schuld weg, het optreden is verboden, maar je kan het de verdrachte niet kwalijk nemen: - ontoerekeningsvatbaarheid - psychische overmacht - noodweer exces - AVAS: dwaling omtrent de feiten, dwaling omtrent het recht en de maximale zorg is bekracht
77
Hoofdstraffen
- gevangenisstraf: levenslang of tijdelijk => kan voorwaardelijk - hechtenis: minder zwaar dan het gevang, kan ook als alternatief als je de geldboete niet kan betalen - taakstraf: let op taakstrafverbod - geldboete: opgedeeld in categorieën => voordeel voor geen vrijheidsafneming
78
maatregelen
straffen die er op gericht zijn voor het beschermen van belangen in de samenleving - plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis - ter beschikking stelling (TBS) - inrichting voor stelselmatige daderd (ISD) - ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
79
rechtssubjectiviteit
je bent een persoon die rechten kan hebben je kan subjectieve rechten en verplichtingen hebben en zo ook rechtshandelingen verrichten
80
natuurlijke personen
mensen van vlees en bloed, hebben altijd rechtssubjectiviteit krachtens art. 1:1 BW
81
rechtspersonen
een organisatie die door het recht wordt behandeld als een persoon met rechten: - privaatrechtelijk - kerken - publiekrechtelijk
82
rechtshandeling
een handeling met een beoogd rechtsgevolg: - publiekrechtelijk: komt toe aan ambten/bestuursorganen en is vaak eenzijdig - privaatrechtelijk: gaat over bevoegdheden die je hebt krachtens het BW, de hoofdregel daarbij is dat je niet zomaar de rechten van een ander kan veranderen zonder toestemming
83
Rechtsfeiten
feit met een rechtsgevolg - blote rechtsfeiten (zoals geboorte) - menselijke handelingen: rechtshandelingen en zonder beoogd rechtsgevolg (onrechtmatige daad, rechtmatige daad en wanprestatie)
84
Inhoud in het Burgerlijk Wetboek
Personen en familierecht Rechtspersonenrecht Vermogensrecht - verbintenissenrecht - goederenrecht
85
vermogensrechten
Absoluut: gelden tegen iedereen - volledig: eigendom en intellectuele rechten - beperkt: zakelijk (erfpacht etc.) en zaak/recht (vruchtgebruik) Relatief: geldt tegen beperkt aantal personen (vaak een verbintenis) - uit rechtshandeling: (eenzijdig (legaat) of meerzijdig (koop)) - uit de wet: (onrechtmatige daad)
86
natuurlijke verbintenis
vorderingsrecht zonder rechtsvordering: - verjaarde verbintenis - gentlemens agreement
87
kenmerken absoluut recht
- zaaksgevolg: ook als het in handen is van een 3e blijf je eigenaar - droit de preference: voorrecht bij een evt. faillissement - revindicatie: recht om zaak op te eisen tegen een ieder die haar zonder recht heeft
88
opdelin van obligatoire overeenkomsten
wederkerig // eenzijdig benoemd // onbenoemd consensueel // formeel
89
onrechtmatigheid
- inbreuk op recht - doen/nalaten in strijd met een wettelijke plicht - doen/nalaten met wat in het verkeer betamelijk is => zorgvuldigheidsnorm
90
zorgvuldigheidsnorm
Gevaarzetting - waarschijnlijkheid dat het opvalt - kans op ongeval - ernst van het gevolg - makkelijke maatregelen? Afweging van belangen - oneerlijke concurrentie: uitlokken van wanprestatie of nabootsing van producten - misbruik van bevoegdheid: gebruik met geen ander doel dan de ander te schaden of onredelijke uitoefening van de bevoegdheid
91
verdachte
iemand ten wiens aanzien uit feitelijke omstandighden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voordoet
92
onschuldpresumptie
iedereen die nog niet is veroordeeld door de strafrechter wordt in beginsel voor onschuldig behouden
93
nemo-tenetur beginsel
niemand is verplicht om tegen zichzelf belastend bewijs aan te leveren
94
pressieverbod
een verhoorder mag nooit een verdachte zo onder druk zetten dat die een niet-vrije verklaring afgeeft
95
cautie
voor het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden
96
dwangmiddel
een bijzondere bevoegdheid voor de politie en justitie waarmee grondrechten kunnen worden beperkt ten einde een strafbaar feit aan het licht te brengen: - door wie? - tegen wie? - welke gronden? - wat mag?
97
oppurtuniteitsbeginsel
het OM mag ervoor kiezen om te vervolgen, ook al is er voldoende bewijs; checks and balances in art. 12 SV: als belanghebbende kan je klagen bij het hof over een vervolgingsbeginsel
98
ne bis in idem-beginsel
je mag niet twee maal voor hetzelfde feit worden vervolgd (art. 68 SV), maar wel herziening ten voordele en nadele (als er nieuw bewijs is die de oorspronkelijke uitspraak zou kunnen veranderen)
99
Punitieve sancties
Drie perspectieven: - juridisch: wat is de juridische strekking - empirisch: wat is het effect op de maatschappij - filosofisch: hoe valt het straffen te rechtvaardigen => absoluut (vergelding) of relatief (preventie)
100
Herstellende sancties
zijn er veel van, verschil met PS: - schuld is bij HS minder - bewijs is bij HS minder - andere proportionaliteitstoets - ne bis in idem: je mag een BS combineren met een HS
101
Kenmerken vna het strafproces
accusatoir = rechter geeft oordeel over wat door partijen is aangebracht inquisitoir = gelijkwaardigheid partijen ontbreekt en dus moet de rechter op zoek naar de materiële waarheid Delen: - opsporingsonderzoek - onderzoek terechtzitting
102
Mogelijkheden bij de strafbeschikking
Sepot Vervolging - strafbeschikking - dagvaarding
103
rechtsmiddelen
Gewoon: - hoger beroep bij gerechtshof - cassatie bij de Hoge raad Buitengewoon - cassatie in belang der wet (alleen de PG-HR) - herziening ten voordele of ten nadele
104
vrijheidsbenemende dwangmiddelen
- Staande houden - Aanhouden voor verhoor - Inverzekeringstelling - Bewaring - Gevangenhouding - Gevangenneming (als enige bij het 2e deel van strafproces)
105
Formele vragen (art. 348 SV)
1: Is de dagvaarding geldig? - tijd, plaats en feit moeten erin staan 2: Is de rechter bevoegd? - absolute/relatieve bevoegdheid 3: Is de OVJ ontvankelijk? - niet als de verdachte is overleden, ne bis in idem, kind onder de 12 of verjaring - ook over opsporingsmethodes en de redelijke termijn 4: Is er reden voor schorsing van de vervolging?
105
Verloop strafproces
Verstek = als verdachte niet bij de behandeling van het vonnis aanwezig is Onderzoek = met ondervraging of getuigenissen Beraadslaging = inhoud vonnis en de motivering daarvan
106
Materiële vragen (art. 350 SV)
1: Is het tenlastegelegde feit te bewijzen? - en is dat bewijs op een wettige manier verkregen? 2: Is het feit te kwalificeren? - is het volgens de wet strafbaar - rechtvaardigingsgrond 3: Is de dader strafbaar? - schuld uitsluitingsgrond 4: Welke straf? - eerst kiezen welke straf, dan de strafmaat bepalen
107
HR Diefstal Elektriciteit
De rechter mag een veruimde uitspraak van een strafbepaling doen
108
HR Hoornse taart
voorwaardelijk opzet: niet het oogmerk, maar kans wel aanvaard
109
HR Enkhuizer doodslag
opzet: als er iets gebeurt waarvan je de kans hebt geaccepteerd
110
HR Melk & Water
Geen bestraffing voor iets wat niet aan jouw te verwijten is (AVAS)
111
HR Opticien
Soms gaat een maatschappelijke verplichting voor een wettelijke verplichting
112
HR Justitiefolder
Dwaling omtrent het recht (AVAS)
113
HR Stadionverbod
Ne bis in idem geldt niet als iets lijkt op een strafrechtelijke veroordeling, maar dat niet zo is
114
EHRM Vinter
Er moet in NL een soort van toetsing tijdens de levenslang zijn waarmee een verdacht evt. eerder zou kunnen vrijkomen
115
HR Goudse Bouwmeester
Een natuurlijke verbintenis kan ontstaan uit een morele verplichting
116
HR Kelderluik
criteria voor gevaarzetting bepaald
117
HR Jetblast
Veiligheidsmaatregelen bij gevaarzetting moeten ook afdoende zijn
118
HR Straalcabine
als iets in het verkeer geen bestandsdeel is, en zonder schade van enige betekenis kan worden verwijderd is het geen bestandsdeel
119
HR Kraaien & Roeken (AKA Vermeulen & Lekkerkerker)
hinder in genot van het eigendom is ook inbreuk op het eigendomsrecht
120
HR Berg en Dalse watertoren
je maatk misbruik van je bevoegdheid als je iets doet met geen ander doel dan om de ander te schaden
121
HR Volkel
De staat kan niet strafrechtelijk vervolgd worden
122
HR Pikmeer II
de gemeente kan verschillende taken hebben, met elk een eigen rechtsgevolg
123
HR Zwolsman
een OVJ kan ontvankelijk verklaard worden door ongeoorloofde opsporingsmethoden
124
HR Schiedammer Parkmoord
herziening ten voordele kan als er nieuw bewijs naar boven komt waaruit blijkt dat als dat er bij de oorspronkelijke rechtszaak aanwezig was geweest er een andere uitspraak zou zijn genomen