Delftse Mehode Les 1, 2, 3, 4, 5 Flashcards
(105 cards)
1
Q
Who
A
Wie
2
Q
How
A
Hoe
3
Q
I live at number 34
A
I woon op nummer 34
4
Q
I live here for 6 years.
A
Ik woon hier nu zes jaar.
5
Q
Long
A
lang
6
Q
When
A
Wanneer
7
Q
alone
A
alleen
8
Q
Married
A
Getrouwd (trouwen)
9
Q
I am married to a Dutchman
A
ik ben getrwoud met een Nederlander
10
Q
live
A
wonnen
11
Q
Children
A
Het kinderen
12
Q
Are called
A
Heten
13
Q
Their
A
hun
14
Q
The Netherlands
A
Nederland
15
Q
Belgium
A
België
16
Q
Denmark
A
Denemarken
17
Q
Switzerland
A
Zwitserland
18
Q
Czech
A
Tsjechië (Czechia)
19
Q
Slovakia
A
Slowakije
20
Q
Austria
A
Oostenrijk
21
Q
Hungary
A
Hongarije
22
Q
Slovenia
A
Slovenië
23
Q
Croatia
A
Kroatië
24
Q
Bosnie
A
Bosnië
25
Serbia
Servië
26
Kosovo
Kosovo
27
Macedonia
Macedonië
28
Montenegro
Montenegro
29
Albania
Albanië
30
Bulgaria
Bulgarije
31
Moldova
Moldavië
32
Estonia
Estland
33
Latvia
Letland
34
Lithuania
Litouwen
35
Belarus
Wit-Rusland
36
January
januari
37
February
februari
38
March
Maart
39
April
April
40
May
Mei
41
June
julii
42
August
augustus
43
September
September
44
October
Oktober
45
November
November
46
December
December
47
Monday
Maandag
48
Tuesday
Dinsdag
49
Wednesday
Woensdag
50
Thursday
Donderdag
51
Friday
vrijdag
52
Saturday
Zaterdag
53
Sunday
Zondag
54
Most
Meeste
55
Usually
Meestal
56
Other
Andere(ander)
57
Fun
Leuke(leuk)
58
Many
Veel
59
Monday morning
Maandagmorgen
60
Closed
Dicht
61
Therefore
Dus
62
all
Alle
63
French
Frans
64
This
deze
65
Important
Belangrijk
66
want
wil(willen)
67
Difficult
Moeilike(moeilijk)
68
Easy
Makkelijke(makkelijk)
69
Slowly
Langzaam
70
Clearly
Duuidelijk
71
every
elke(elk)
72
Except
Behalve
73
Schedule
Rooster
74
I am in group A
Ik zit in groep A
75
Begins
Begint
76
In the morning
's ochtends
77
In the afternoon
's middag
78
lasts
duurt
79
In the evening
's avonds
80
sometimes
soms
81
everybody
iedereen
82
When do you usually wake up?
Hoe laat ben je meestal wakker?
83
I go with the bus of 6:45 to the station
Ik ga met de bus van kwart voor zeven naar het station
84
The bus arrives at 7:30 at the station
De bus komt om half acht aan bij het station
85
The bus is not always on time. Yesterday it was too late. Then I missed the train
Maar de bus is niet altijd op tijd. Gisteren was hij te laat. Toen heb ik the train gemist.
86
When do you arrive at work?
Hoe laat kom je op je werk aan?
87
Early
Vroeg
88
Before (to)
voor
89
arrives
komt ... an (aankomen)
90
Official
officiele
91
Then
Toen
92
Missed
Gemist (missen)
93
it
hem
94
because
want
95
Leave
Vertrekt
96
Quarter of an hour
kwartier
97
that
die
98
Differ
Verschilt
99
almost
bijna
100
over
afgelopen
101
busy
druk
102
12: 05
12: 10
12: 15
12: 20
12: 25
12: 30
```
Vijf over twalf
Tien over twalf
Kwart over twalf
Twintig over twalf / tien voor half een
vijf voor half een
half een
```
103
12: 35
12: 40
12: 45
12: 50
12: 55
```
Vijf over half een
tien over half een / twintig voor een
kwart voor een
tien voor een
vijf voor een
```
104
90 mins
anderhalf uur
105
Then
Toen
