Het/De 3 Flashcards
(109 cards)
1
Q
The housekeeping
A
het huishouden
2
Q
the research
A
het onderzoek
3
Q
the percent
A
het procent
4
Q
the laundry
A
de was
5
Q
the kind
A
de soort
6
Q
the pleasure
A
het plezier
7
Q
the hobby
A
de hobby
8
Q
the washing machine
A
de wasmachine
9
Q
the evening
A
de avond
10
Q
the money
A
het geld
11
Q
the toilet
A
het toilet
12
Q
the woman
A
de vrouw
13
Q
the task
A
de taak
14
Q
the wife
A
de vrouw
15
Q
the job
A
de baan
16
Q
the part
A
het deel
17
Q
the general practitioner
A
de huisarts
18
Q
the hospital
A
het ziekenhuis
19
Q
the problem
A
het probleem
20
Q
the earache
A
de oorpijn
de pijn
21
Q
the back
A
de rug
22
Q
the leg
A
het been
23
Q
the hand
A
het hand
24
Q
the cause
A
de oorzaak
25
the disease
de ziekte
26
the mouth
de mond
27
the heart
het hart
28
the stress
de spanning
29
the blood
het bloed
30
the medicine
het medicijn
31
the prescription
het recept
32
the patient
de patient
33
the assistant
de assistente
34
the doctor
de doktor
35
the body
het lichaam
36
the fever
de koorts
37
the face
het gezicht
38
the headache
de hoofdpijn
39
consultation hour
het spreekuur
40
the moment
het momentje
41
The bank
De bank
42
The bank account
De rekening
43
The website
De website
44
The citizen service number
het burgerservicenummer
45
The employer
De werkgever
46
The government
De overheid
47
The broad
het buitenland
48
The card
het pasje
49
The amount
het bedrag
50
The public transport card
de ov-kaart
51
The cash machine
De geldautomaat
52
The bills
De rekening
53
The credit card
De creditcard
54
the manner
De manier
55
The requirement
De eis
56
The million
het miljoen
57
the advice
het advies
58
the visit
het bezoek
59
The trip
De reis
60
the pleasure
het plezier
61
the colleague
de collega
62
the meeting
de vergadering
63
the airplane
het vliegtuig
64
the hotel
het hotel
65
The tent
de tent
66
the game
het spelletje
67
The airport
Het vliegveld
68
the information
de informatie
69
The worth
Het waard zijn
70
the schedule
Het programma
71
the boat
de boot
72
the river
de rivier
73
the city
de stad
74
The village
Het dorp
75
The contact
het contact
76
the wedding
het huwelijk
77
the island
het eiland
78
the mountain
de berg
79
The pary
het feest
80
the music
de muziek
81
the open air
de open lucht
82
the day
het dagje
83
the beginning
het begin
84
the market hall
de Markthal
85
The plan
Het plan
86
the tower
de toren
87
the port
de haven
88
The restaurant
het restaurant
89
the person
de persoon
90
the table
de tafel
91
The population
De bevolking
92
The inhabitants
De inwoner
93
The kilometer
De kilometer
94
The figure
De figuur
95
The growth
De groei
96
The cause
De oorzaak
97
The average
Het gemiddelde
98
The immigration
De immigratie
99
The freedom
De vrijheid
100
The safety
De veiligheid
101
The university
De universiteit
102
The love
De liefde
103
The explanation
De verklaring
104
The rule
De regel
105
The right
Het recht
106
The religion
De godsdienst
107
The jew
De jood
108
The state
De staat
109
The god
De god
