Delftse Methode woorden 16, 17, 18 Flashcards
(132 cards)
1
Q
Primary school
A
Basisschool
2
Q
go to
A
zitten op
3
Q
only
A
pas
4
Q
could
A
kon (kunnen)
5
Q
Register
A
Inschrijven
6
Q
waiting list
A
wachtlijst
7
Q
chosen
A
gekozen (kiezen)
8
Q
public
A
openbare (openbaar)
9
Q
distance
A
Afstand
10
Q
need to
A
hoeven
11
Q
bring
A
brengen
12
Q
is organizing
A
organiseert (organiseren)
13
Q
(after school) care
A
opvang
14
Q
pupils
A
leerlingen (de leerling)
15
Q
To their liking
A
naar hun zin (hebben)
16
Q
both … and
A
zowel … als
17
Q
totally
A
helemaal
18
Q
afraid of
A
bang voor
19
Q
female teacher
A
juffrouw
20
Q
namely
A
namelijk
21
Q
strict
A
streng
22
Q
had to
A
moesten (moeten)
23
Q
Quiet
A
Stil
24
Q
Pressure
A
Druk
25
High
Hoog
26
Stories
Verhalen
27
Sing
Zingen
28
Songs
Liedjes
29
Meaning
Betekenis
30
Do math
Rekenen
31
get
krijgen
32
among other
onder andere
33
drwaing
tekenen
34
history
geschiedenis
35
all kinds
allerlei
36
bad
slecht
37
more important
belangrijker
38
Grades
Cijfers
39
Are allowed to
mogen
40
choose
kiezen
41
secondary
middelbare (middelbaar)
42
choice
keuze
43
various
verschillende (verschillend)
44
strong
Sterke (sterk)
45
weak
zwakke (zwak)
46
points
punten
47
Housekeeping
huishouden
48
research
onderzoek
49
shows
blijkt
50
one in ...
een op de ...
51
really
werkelijk
52
ask
vragen aan
53
absolutely
absoluut
54
make coffee
zet koffie (koffie zetten)
55
some
wat
56
daily
dagelijkse (dagelijks)
57
tidying up
opruimen
58
doing the dishes
afwassen
59
cleaning
schoonmaken
60
lundary
was
61
kind
soort
62
things
zaken (de zaak)
63
for that
daar ... voor
64
nice
aardige (aardig)
65
of course
uiteraard
66
pleasure
plezier
67
hobby
hobby
68
nowadays
tegenwoordig
69
hard
hard (hard werken)
70
washing machine
wasmachine
71
past
verleden tijd
72
take
neem
73
earns
verdient (verdienen)
74
money
geld
75
takes care
zorgt (zorgen)
76
thirteeen
dertien
77
impossible
onmogelijk
78
keep
houden
79
stays
blijft (blijven)
80
tasks
taken (de taak)
81
in that
daar ... in
82
that much
zoveel
83
divided
verdeeld (verdelen)
84
did
deden (doen)
85
wife
vrouw
86
full-time
volledige (volledig)
87
job
baan
88
half
halve
89
biggest
grootste
90
part
deel
91
the one
degene
92
do the dishes
wassen ... af
93
Whether
of
94
solve
oplossen
95
earache
oorpijn
96
pain
pijn
97
back
rug
98
leg
been
99
searches
zoekt
100
get
worden
101
cause
oorzaak
102
mouth
mond
103
heart
hart
104
ask questions
stelt vragen (vragen stellen)
105
stress
spanning
106
exercise
beweegt
107
blood
bloed
108
let
laten
109
investigate
onderzoeken
110
medicines
medicijnen
111
writes
schrijft
112
prescription
recept
113
calls
belt
114
possible
mogelijk
115
the matter
aan de hand
116
serious
ernstig
117
body
lichaam
118
according to
volgens
119
fever
koorts
120
face
gezicht
121
suffer from
heb last van
122
headache
hoofdpijn
123
see
kijken
124
past
over
125
come by
langskomen
126
consultation hour
spreekuur
127
discuss
overleg
128
comes by
komt langs
129
is possible
lukt (lukken)
130
sorry
het spijt me
131
in the meantime
ondertussen
132
get well soon
beterschap
