Delftse Methode woorden 9, 10, 11, 12 Flashcards
(128 cards)
1
Q
Have come
A
gekomen
2
Q
Got off
A
Uitgestapt (uitstappen)
3
Q
Walking / on foot
A
Lopend
4
Q
Gone
A
Gegaan (Gaan)
5
Q
Lasted
A
Duurde (duren)
6
Q
Did it take
A
erover gedaan (erover doen)
7
Q
Took
A
Gedaan (Doen)
8
Q
Besides that
A
Bovendien
9
Q
Delay
A
Vertraging
10
Q
Annoying
A
Vervelend
11
Q
Well
A
Nou
12
Q
Rains
A
Regent (regenen)
13
Q
Get
A
Word (worden)
14
Q
Wet
A
Nat
15
Q
Disadvantage
A
Nadeel
16
Q
take
A
Neem (nemen)
17
Q
Rather
A
Liever
18
Q
Everywhere
A
Overal
19
Q
Go
A
Naartoe
20
Q
Need to
A
Hoef (hoeven) te
21
Q
Never
A
Nooit
22
Q
True
A
Waar
23
Q
Er … in
A
in there
24
Q
Certainly
A
Wel
25
Advantage
Vordeel
26
Going on
Bezig
27
Inside/Within
Binnen
28
Far
Ver
29
Away
Weg
30
This morning
Vanochtend
31
Broken
Kapot
32
Had to
Moest (moeten)
33
Longer
Langer
34
Some
Sommige
35
Luck
Gelulk
36
Seasons
Seizoenen (het seizoen)
37
Happens
Gebeurt
38
Divide
Verdelen
39
At least
Tenminste
40
Degrees
Graden
41
Shines
Schijnt
42
Very
Erg
43
Is getting
Wordt
44
Autumn
Herfst
45
Cold
Koud
46
(wind) is blowing
waait
47
yellow
gele(geel)
48
leaves
bladeren
49
Fall
Vallen
50
Trees
Bomen
51
Winter
Winter
52
Even
Nog
53
Spring
Lente
54
Flowers
Bloemen
55
Rises
Stijgt (stijgen)
56
Increasingly
Steeds
57
Lovely
Heerlijk
58
Climate
Klimaat
59
Changes
Verandert
60
Best
Beste
61
Place
Plekje
62
actually
Eigenlijk
63
Own
Eigen
64
In lodgings
Op kamers
65
Someone else
Iemand anders
66
Roommate
Huisgenoot (huisgenoten)
67
All
Allemaal
68
Men
Mannen
69
Downstairs
Beneden
70
Nice
Aardig
71
Once in a while
Af en toe
72
Spacious
Ruim
73
Square
Vierkante (vierkant)
74
(in) it
er .... it
75
sit (are)
zitten
76
Windows
Ramen (het raam)
77
Nevertheless
Toch
78
Satisfied
Tevreden
79
Expensive
Dure (duur)
80
For it
er voor
81
Call
Noemt (noemen)
82
Personally
Zelf
83
Reasonable
Redelijke (redelijk)
84
Find
aan ... gekomen (komen aan)
85
still
nog
86
Boyfriend
Vriend
87
Soon
Binnenkort
88
Live together
Samenwonen
89
Are looking for
Zoeken
90
Preferably
Het liefst
91
Like to
Zin om
92
Around six o'clock
een uur of zes
93
Other people
Andere
94
Gladly
Graag
95
Very
Heel
96
Shall
Zul(zullen)
97
explain
uitleggen
98
Necessary
Nodig
99
Shows
Wijst (Wijzen)
100
Actually
Trouwens
101
Around
om
102
Corner
Hoek
103
The two of us
met z’n tweeën
104
Bring
Meenemen
105
You know
Hoor
106
Is necessary
Hoeft (hoeven)
107
On the way
Op Weg
108
Both
Allebei
109
Bought
Gekocht
110
To the right
Rechtsaf
111
gets
Pakt (pakken)
112
to the left
Linksaf
113
Straight ahead
Rechtdoor
114
Wide
Brede(breed)
115
cross
oversteken (Steken ... over)
116
Further
Verder
117
Direction
Richting
118
Busy
Drukke (druk)
119
Square
Plein
120
Left hand side
Linkerkant
121
High
Hoge (hoog)
122
Building
Gebouw
123
Floor
Verdieping
124
Take
nemen
125
Elevator
Lift
126
Stairs
Trappen
127
Upstairs
Boven
128
Door
Deur
