Woorden 19, 20, 21 Flashcards
(135 cards)
1
Q
about
A
van
2
Q
nevertheless
A
toch
3
Q
bank account
A
rekening
4
Q
applied for
A
aangevraad (aanvragen)
5
Q
choose
A
kiest (kiezen)
6
Q
provide
A
geeft (geven)
7
Q
citizen service number
A
burgerservicenummer
8
Q
ready
A
klaar
9
Q
ready to go
A
klaar is kees
10
Q
employer
A
werkgever
11
Q
transfer
A
overmaken
12
Q
government
A
overheid
13
Q
necessary
A
noodzakelijk
14
Q
abroad
A
buitenland
15
Q
sweet
A
lieve
16
Q
send
A
sturen
17
Q
all kings of things
A
van alles
18
Q
parking
A
parkeren
19
Q
arrange
A
regel (regelen)
20
Q
card
A
pasje
21
Q
pay by debit card
A
pint (pinenn)
22
Q
amount
A
bedrag
23
Q
load
A
opladen
24
Q
cash
A
contant
25
cash machine
geldautomaat
26
open
geopend (openen)
27
bills
rekeningen (de rekening)
28
automatically
automatisch
29
transferred
overgemaakt (overmaken)
30
credit card
creditcad
31
manner
manier
32
in the same manner
op dezelfde manier
33
sets
stelt (stellen)
34
requirements
eis
35
spent
uitgegeven (uitgeven)
36
received
ontvangen
37
are in the red
sta rood (rood staan)
38
some
nog wat
39
nicer
fijner
40
some people
sommigen
41
transfer
maken ... over (overmaken)
42
save
bewaren
43
suddenly
zomaar
44
richer
rijker
45
advice
advies
46
give
geven
47
visit
bezoek
48
Most beautiful
mooiste
49
travel
reizen
50
Trips
Reizen
51
made
gemaakt
52
pleasure
plezier
53
meeting
vergadering
54
airplane
vliegtuig
55
fly
vliegen
56
special
bijzonder
57
used to go
gingen
58
drove
reden
59
games
spelletjes
60
longest
langste
61
farthest
verste
62
ago
geleden
63
airport
vliegveld
64
information
informatie
65
cost
kostte
66
wrong
mis
67
left
vertrok
68
reached
kwam
69
as a result
daardoor
70
arrived
kwaam ... aan (aankomen)
71
Sat
zat (zitten)
72
worth
Waard
73
had been planning to
was van plan (van plan zijn)
74
travelled
reisde
75
full
vol
76
schedule
programma
77
boat
boot
78
river
rivier
79
cities
steden (de staad)
80
villages
dorpen
81
visited
bzochten (bezoeken)
82
during
tijdens
83
enormous
enorm
84
met
ontmoet
85
immediately
direct
86
weddin
huwelijk
87
island
eiland
88
mountains
bergen
89
gorgeous
prachtige (prachtig)
90
great
geweldige (geweldig)
91
parties
feesten
92
theater
theater
93
open air
open lucht
94
fantastic
fantastisch
95
stand up
staan
96
go out
uitgaan
97
seems
schijnt
98
somewhere
ergens
99
is playing
draait (draaien)
100
comes along
gaat ... me (megaan)
101
excellent
uitstekend
102
next to
naast
103
right
gelijk
104
proposal
voorstel
105
highest
hoogste
106
tower
toren
107
entire
heel
108
port
haven
109
lights
lichtjes
110
in agreement
akkoord
111
hope
hoop
112
behind
achter
113
agrees
is het eens (het eens zijn)
114
wiht it
ermee
115
with ten people
met z'n tienen
116
people
personen
117
make a reservation
reserveren
118
seems
lijkt
119
table
tafel
120
separately
apart
121
try
proberen
122
arrange
afspreken
123
choice of
keuze uit
124
hear
hoor (horen)
125
fine
prima
126
propose
stel ... voor (voorstellen)
127
meet
ontmoet
128
around
rond
129
middle
midden
130
themselves
zichzelf
131
lose
verliezen
132
later
straks
133
divide
delen
134
by
door
135
immediately
onmiddellijk
