Het/De 2 Flashcards
(99 cards)
1
Q
The school
A
De school
2
Q
The delay
A
De vertraging
3
Q
The disadvantage
A
Het nadeel
4
Q
The car
A
De auto
5
Q
The neighbourhood
A
De buurt
6
Q
The traffic
A
De file
7
Q
The space
A
De ruimte
8
Q
The advantage
A
Het voordeel
9
Q
The bridge
A
De brug
10
Q
The luck
A
Het geluck
11
Q
The season
A
Het seizoen
12
Q
The holiday
A
De vakantie
13
Q
The year
A
Het jaar
14
Q
The hour
A
Het uur
15
Q
The second (time: 60 seconds…)
A
De second
16
Q
The month
A
De maand
17
Q
The weather
A
Het weer
18
Q
The degree
A
De graad
19
Q
The sun
A
De zon
20
Q
The autumn
A
De herfst
21
Q
The leafe
A
Het blad
22
Q
The tree
A
De boom
23
Q
The flower
A
De bloem
24
Q
The temperature
A
De temperatuur
25
The climate
het Klimaat
26
The wind
De wind
27
The place
Het plekje
28
The huouse
De woning
29
```
The room
The bathroom
The WC
The kitchen
The living room
The bedroom
```
```
De kamer
De badkamer
De wc
De keuken
De woonkamer
De slaapkamer
```
30
The roommate
De huisgenoot
31
The man
De man
32
The contact
Het contact
33
The student
de student
34
The meter
De meter
35
The window
Het raam
36
The internet
Het internet
37
The rent
De huur
38
The flat
De flat
39
The way
De weg
40
The corner
De hoek
41
The Streed
De straat
42
The direction
De richting
43
The square
Het plein
44
The church
De kerk
45
The left hand side
De linkerkant
46
The building
Het gebouw
47
The floor
De verdieping
48
The elevator
De lift
49
The stairs
De trap
50
The door
De deur
51
The Sunday afternoon
De zondagmiddag
52
The museum
Het museum
53
The sculpture
Het beeld (beelden)
54
The line
De rij
55
The sea
De zee
56
The movie
De film
57
The difference
Het verschil
58
The culture
De cultuur
59
The girlfriend
De vriendin
60
The email
De mail
61
The colleague
De collega
62
The family
Het gezin
63
```
The brother
The sister
The uncle
The aunt
The male cousin / nephew
The female cousin / niece
The grandma
The grandfather
```
```
De broer
De zus
De oom
De tante
De neef
De nicht
De oma
De opa
```
64
The child
Het kind
65
The in-laws
| The parent in-laws
De Schoonfamilie
| De schoonouders
66
The photo
De foto
67
The couch
De bank
68
The boss
De baas
69
The company
Het bedrijf
70
The doctor
De aarts
71
The package
Het pakje
72
The male neighbor
De buurman
73
The note
het briefje
74
The mailbox
De bus
75
The price
De prijs
76
The chance
De kans
77
The quality
De kwaliteit
78
The turn
De beurt
79
The pizza
De pizza
80
The problem
het problem
81
Good luck
Het succes
82
The primary school
De basisschool
83
The baby
De baby
84
The waiting list
De wachtlijst
85
The distance
De afstand
86
The (after school) care
De opvang
87
The pupil
De leerling
88
The female teacher
De juffrouw
89
The pressure
De druk
90
The hand
De hand
91
The story
Het verhaal
92
The song
Het liedje
93
The meaning
de betekenis
94
The history
De geschiedenis
95
The nature
De natuur
96
The animal
Het dier
97
The grade
Het cijfer
98
The choice
De keuze
99
The point
Het punt
