ENGELS 5 Flashcards
(40 cards)
1
Q
de badkamer
A
a bathroom
2
Q
een slaapkamer
A
a bedroom
3
Q
een rekening
A
a bill
4
Q
een schrijnwerker
A
a carpenter
5
Q
een plafond
A
a ceiling
6
Q
een plein
A
court
7
Q
een hoek
A
a corner
8
Q
meubelstuk
A
furniture
9
Q
een voordeur
A
a frontdoor
10
Q
een vuurtoren
A
a lighthouse
11
Q
een vijver
A
a pond
12
Q
een rijhuis
A
terraced house
13
Q
een boomhuis
A
a treehouse
14
Q
behangpapier
A
wallpaper
15
Q
timber
A
een houten
16
Q
verhuizen
A
to move house
17
Q
graven
A
to dig
18
Q
maaien
A
to mow
19
Q
een zetel
A
an armchair
20
Q
een bank
A
a bench
21
Q
een kastje
A
a cabinet
22
Q
een kapstok
A
a coat rack
23
Q
een zetel
A
a couch
24
Q
een gordijn
A
a curtain
25
een versier kussen
a decorative pillow
26
een alleenstaand huis
a detached house
27
een haard
a fireplace
28
een schermlamp
a floorlamp
29
ueen poort
a gate
30
een sportkamer
a gym
31
een grote slaapkamer
a master bedroom
32
een terras
a patio
33
een zwembad
a pool
34
een dak
a rooftop
35
een tapijt
a rug
36
een lavabo
a sink
37
een kookplaat
a stove
38
een inloopkast
a walk in closet
39
ontwerpen
to design
40
verdelen
to divide