HC 10 --> Stoornissen in het gebruik van middelen en verslavingsstoornissen Flashcards

(58 cards)

1
Q

Drug

A

Elke andere stof dan voedsel dat ons lichaam of onze geest beïnvloed, zoals alcohol, tabak en cafeïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middelenintoxicatie

A

Cluster van veranderingen in gedrag, emotie, of denken veroorzaakt door middelengebruik (DSM-5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornissen in het gebruik van middelen

A

Maladaptieve gedragspatronen en reacties veroorzaakt door herhaaldelijk middelengebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stoornissen in het gebruik van middelen en verslavingsstoornissen

Checklist

A

Het individu vertoont een onaangepast patroon van middelengebruik dat leidt tot aanzienlijke beperkingen of stress
Aanwezigheid van ten minste 2 van de volgende symptomen binnen een periode van 1 jaar:
* De middelen worden vaak gebruikt in grotere hoeveelheden of gedurende een langere periode dan de bedoeling was
* Onsuccesvolle pogingen of aanhoudend verlangen om het middelengebruik te verminderen of onder controle te krijgen
* Veel tijd besteed aan het verkrijgen, gebruiken of herstellen van de effecten van middelengebruik
* Niet-nakomen van belangrijke rolverplichtingen op het werk, op school of thuis als gevolg van herhaaldelijk middelengebruik
* Voortdurend gebruik van middelen ondanks aanhoudende sociale of interpersoonlijke problemen die worden veroorzaakt door het beëindigen of verminderen van belangrijke sociale, beroepsmatige of recreatieve activiteiten als gevolg van het middelengebruik
* Het blijven gebruiken van de middelen in situaties waarin het gebruik lichamelijke risico’s met zich meebrengt
* Het blijven gebruiken van de middelen ondanks het besef dat het een lichamelijk of psychisch probleem veroorzaakt of verergert
* Verlangen naar de middelen
* Tolerantie-effecten
* Ontwenningsverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verschillen raciale/etnische groepen in het gebruik van middelen?

Tolerantie

A

Steeds grotere hoeveelheid drugs nodig hebben om hetzelfde gewenste effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verschillen raciale/etnische groepen in het gebruik van middelen?

Ontwenningsverschijnselen

A

Onaangenaam en soms gevaarlijke symptomen die optreden bij het stoppen of afbouwen van drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen kalmerende middelen?

A

Vertragen de activiteit van het centrale zenuwstelsel (CZS)
* Vermindert spanning en remming
* Kan het beoordelingsvermogen, de motoriek en de concentratie verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de meest gebruikte kalmerende middelen?

A
  • Alcohol
  • Sedatief-hypnotische drugs
  • Opioïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe veel mensen drinken alcohol?

A
  • Wereldwijd consumeren 2 miljard mensen alcohol (WHO)
  • Meer dan de helft van de inwoners van de V.S. drinkt alcoholische dranken
  • Alle alcoholische dranken bevatten ethylalcohol
    1.Wordt opgenomen in het bloed via het maagslijmvlies
    2. Heeft effect in de bloedbaan en het CZS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effecten van alcohol

A
  • De mate van het effect van ethylalcohol wordt bepaald door de concentratie (proportie) in het bloed; intoxicatie = 0,09 procent (0.9 promille; 3-4 glazen)
  • De mate van verslechtering hangt nauw samen met de concentratie ethylalcohol in het bloed
  • Effecten van alcohol verdwijnen pas nadat alcohol door de lever is gemetaboliseerd
  • Alcohol verhoogt de activiteit van de neurotransmitter GABA op belangrijke plaatsen in de hersenen
  • Geslacht beïnvloedt de alcoholconcentratie in het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe vaak komt alcoholgebruik voor?

A
  • Lagere scholen: 23 procent rapporteert enig gebruik
  • Middelbare scholen: 33 procent drinkt maandelijks; 1.3 procent drinkt dagelijks
  • Hogeschool/universiteit: 38 procent binge-drinkt maandelijks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vaak komt een stoornis in alcoholgebruik (alcoholisme) voor?

A
  • U.S. bevolking ouder dan 11 jaar: 5,9 procent
  • Tieners: 2,5 procent
  • Mannen versus vrouwen: 2:1
  • Etnische verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is stoornis in alcoholgebruik?

Klinisch beeld en ontwenning

A

Klinisch beeld
* Regelmatig gebruik en afhankelijkheid beïnvloeden cognitie, sociaal level en werkgedrag
* Individuelen patronen van alcoholisme variëren

Tolerantie en ontwenning
* Tolerantie verhoogt consumptieniveau
* Verscheidenheid aan ontwenningsverschijnselen –> Delirium tremens (DTS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de persoonlijke en sociale gevolgen van alcoholisme?

A

Alcoholisme vernietigt gezinnen, sociale relaties en carrières
* Speelt een rol bij zelfmoorden, moorden, aanrandingen, verkrachtingen en ongevallen
* Langdurig overmatig drinken kan de lichamelijke gezondheid ernstig schaden en grote voedingsproblemen veroorzaken (syndroom van Korsakoff)
* De 30 miljoen kinderen van alcoholisten zullen waarschijnlijk een hele reeks sociale en psychologische problemen ondervinden, waaronder het risico van foetaal alcoholsyndroom (FAS) en miskramen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PsychWatch: Binge-drinken op school: Een buitenschoolse crisis

A

38 procent van de studenten binge-drinkt maandelijks; een derde binge-drinkt maandelijks zes keer of meer
* Binge-drinken heeft blijvende gevolgen voor de stemming, het geheugen en het functioneren van de hersenen/hart
* Alcoholgebruik is gerelateerd aan academische problemen en voortijdig schoolverlaten

Bij 83 procent van alle arrestaties op de campus is alcohol betrokken
* Bij de helft van alle seksuele geweldplegingen is alcohol betrokken
* 700.000 studenten worden jaarlijks lichamelijk of emotioneel getraumatiseerd of mishandeld door studenten die drinken
* 4.300 sterfgevallen onder studenten is gerelateerd aan binge-drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sedatief-hypnotische (anxiolytische) drugs

A

Veroorzaken gevoelens van ontspanning en slaperigheid
* Lage doses = kalmerend of verdovend effect
* Hoge doses = slaapverwekkers of hypnotica

Barbituraten
* Veel voorgeschreven in de eerste helft van de 20ste eeuw

Benzodiazepinen
* Veiliger en minder kans op vergiftiging, tolerantie effecten en ontwenningsverschijnselen
* Verhogen GABA-activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Opioïden

A

Bevat natuurlijke (opium, heroïne, morfine, codeïne) en synthetische (methadon) verbindingen
Bekend als “narcotica
* In 1917 werden van opium afgeleide drugs als verslavend en illegaal beschouwd
* Elke drug heeft een verschillende sterkte, werkingssnelheid en tolerantieniveau
* De meeste worden gerookt, ingeademd, gesnoven, geïnjecteerd (onder de huid of in de ader) of ingeslikt
* Veroorzaken een centraal zenuwstelsel depressie; drugs hechten zich aan endorfine-gerelateerde hersenreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Opioïdengebruiksstoornis: een voorbeeld

A

Heroïne
* AI na een paar weken kunnen gebruikers verstrikt raken in een patroon van misbruik (en vaak afhankelijkheid)
* De tolerantie voor de drug neemt snel toe en de ontwenning treedt op wanneer de inname van de drug stopt
* Vroege ontwenningsverschijnselen zijn angst en rusteloosheid; latere symptomen zijn stuipen, pijn, koorts, overgeven, diarree en gewichtsverlies door uitdroging
* Verhoogde doses zijn nodig om ontwenning te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe vaak komt opioïdengebruiksstoornis voor?

A
  • Heeft invloed op 2,6 miljoen mensen in de Verenigde Staten in een bepaald jaar
  • 80 procent is verslaafd aan pijnstillers; 20 procent is verslaafd aan heroïne
  • Het sterftecijfer ligt 63% hoger dan bij een niet-verslaafde wanneer hij niet behandeld wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gevaar van opioïdengebruik

A
  • Het meest directe gevaar is een overdosis
  • Onwetendheid over tolerantie
  • Het krijgen van onzuivere drugs
  • Infectie door vuile naalden en ander materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doen stimulerende middelen?

A

Stimulerende middelen verhogen de activiteit van het centrale zenuwstelsel (CZS)
* Verhogen de bloeddruk, hartslag en alertheid
* Veroorzaken snel gedrag en denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de meest voorkomende stimulerende middelen?

A
  • Cocaïne
  • Amfetaminen
  • Cafeïne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Cocaïne

A
  • Krachtigste bekende natuurlijk stimulerend middel
  • Produceert een euforische roes van welzijn
  • Verhoogt de aanvoer van dopamine naar de belangrijkste neuronen in de hersenen, evenals het noradrenaline- en serotonineniveau
  • Kan worden gesnoven, geïnjecteerd of gerookt
  • Geprobeerd door 39 miljoen mensen; momenteel gebruikt door 1,9 miljoen mensen (VS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effecten van hoge doses cocaïne

A
  • Cocaïne intoxicatie
  • Cocaïne-geïnduceerde psychotische stoornis
  • Depressie-achtige letdown (ineenstorting)
  • Sinds 1984 zijn krachtigere, goedkopere vormen beschikbaar
  • Freebasing
  • Crack
25
Wat zijn de fysieke gevaren van cocaïne?
* Overdosis — grootste risico * Te hoge doses — onderdrukken de ademhalingsfunctie van de hersenen en stoppen de ademhaling * Hartfalen * Verhoogde kans op miskraam en op het krijgen van kinderen met afwijkingen
26
Amfetaminen
Laboratorium vervaardigde stimulerende drugs * Amfetamine, dextroamfetamine, methamfetamine Meestal ingenomen in pil- of capsulevorm Effecten * Kleine doses: Verhoogt energie en alertheid en vermindert de eetlust * Hoge doses: Veroorzaakt een roes, bedwelming en psychose * Veroorzaken een emotionele terugslag wanneer ze het lichaam verlaten
27
Methamfetamine (ice; crystal meth)
* Recentelijk sterk in populariteit gestegen: Ten minste eenmaal gebruikt door 6 procent van alle inwoners van de V.S. ouder dan 11 jaar; verspreidt zich over de VS * Even populair bij mannen als bij vrouwen en bij een breed scala aan mensen * Bekend als clubdrug en vaak gebonden aan raves * Gevaren bij gebruik: 1. Ernstige negatieve effecten op het fysieke, mentale en sociale leven 2. Is gelinkt aan meer EHBO-bezoeken 3. Kan neurotoxiciteit veroorzaken
28
Stoornis in het gebruik van stimulerende middelen
* Stimulerend middel beheerst het leven van de persoon * Leidt tot slecht functioneren in sociale relaties en op het werk * Tolerantie en ontwenningsverschijnselen gekoppeld aan verhoogde doses * Jaarlijkse percentages bij mensen ouder dan 11 jaar: 1. Stoornissen gelinkt aan cocaïne: 0,1 procent 2. Stoornissen gelinkt aan amfetamines: 0,3 procent
29
Hallucinogenen (psychedelische drugs)
Veroorzaken krachtige veranderingen, voornamelijk in de zintuiglijke waarneming (trips) * Natuurlijke hallucinogenen * Lyserginezuurdiethylamide (LSD) * Mescaline * Psilocybine * MDMA (ecstasy)
30
LSD (lyserginezuurdiethylamide)
Een van de krachtigste hallucinogenen, afgeleid van moederkorenalkaloïden * Veroorzaakt een toestand van hallucinogene intoxicatie (hallucinose) * Verhoogde en veranderde zintuiglijke waarneming, psychologische veranderingen en lichamelijke symptomen * Hallucinaties en/of synesthesie * De effecten verdwijnen na ongeveer 6 uur Produceert deze symptomen door binding aan serotonine receptoren * Deze neuronen helpen visuele informatie en emoties te controleren en veroorzaken zo de verschillende effecten van de drug op de gebruiker
31
Hallucinogeen gebruik, prevalentie
* Het gebruik van hallucinogenen op een bepaald punt in hun leven: 15 procent van de bevolking van de V.S. * Huidige gebruikers: ongeveer 0,5 procent, of 1 ,2 miljoen mensen * LSD-tolerantie en ontwenning zijn zeldzaam * Gevaren: 1. Zelfverwonding, bad trips, flashbacks
32
Cannabis
Cannabis: Geproduceerd uit verschillende hennepplanten * Hasjiesj: gestold hars van de cannabisplant * Marihuana: Mengsel van toppen en geplette bladeren van de cannabisplant
33
Belangrijkste werkzame bestanddeel van cannabis
Tetrahydrocannabinol (THC) * Potentie beTnvloed door omgevingsfactoren * Wanneer het wordt gerookt, produceert het een mengsel van hallucinogene, depressieve en stimulerende effecten, ook wel bekend als cannabisvergiftiging * De meeste effecten duren 2 tot 6 uur
34
Waar wordt cannabisgebruiksstoornis door beïnvloed?
Cannabisgebruiksstoornis wordt beïnvloed door regelmatig gebruik * Het sociale en professionele leven van I procent van de mensen in de Verenigde Staten wordt getroffen, waaronder een groot middelbare scholieren * De huidige soorten marihuana zijn 4 keer krachtiger dan die van de jaren 70, vanwege het hogere THC-gehalte (8 procent)
35
Wat zijn de gevaren van cannabisgebruiksstoornis?
* Tolerantie en ontwenningsverschijnselen * Incidentele paniekreacties, auto-ongelukken en verminderd geheugen terwijl je high bent * Gezondheidsproblemen op de lange termijn; voortplantingsproblemen
36
De rol van cannabis in de samenleving
* Historisch gezien werd marihuana op medisch gebied vervangen door effectievere drugs en vervolgens verboden * THC-gerelateerd onderzoek opende het cannabisgebruik voor nieuwe medische toepassingen en legalisatie 1. Medisch gebruik is nu toegestaan in 29 staten 2. Recreatief gebruik gelegaliseerd in 8 staten * De meerderheid van de mensen in de Verenigde Staten vindt dat marihuana gelegaliseerd moet worden
37
Wat is polysubstantiegebruik?
Mensen gebruiken vaak meer dan één drug tegelijkertijd, bekend als polysubstantiegebruik * Kruistolerantie * Synergistische effecten 1. Gelijksoortige acties 2. Tegengestelde (antagonistische) werking Elk jaar worden tienduizenden mensen in het ziekenhuis opgenomen als gevolg van polysubstantiegebruik * Kan per ongeluk of opzettelijk zijn
38
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Socioculturele opvattingen
Mensen die de meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen: * Leven in stressvolle sociaaleconomische omstandigheden * Hebben gezinnen die drugsgebruik waarderen of tolereren * Worden regelmatig geconfronteerd met andere vormen van stress
39
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Psychodynamische opvattingen
Mensen die de meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen: * Hebben sterke afhankelijkheidsbehoeften in de kindertijd * Vertonen een drugsmisbruik persoonlijkheid
40
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Cognitief-gedragsmatige opvattingen
Mensen die de meeste kans hebben om deze stoornissen te ontwikkelen: * Operant geconditioneerd door spanningsvermindering, belonende effecten van drugs (zelfmedicatie) * Hebben door beloningen de verwachting gecreëerd dat middelen belonend zullen zijn * Beïnvloed door klassieke conditionering wanneer cues of objecten aanwezig zijn tijdens drugsgebruik
41
Discussie: Zouden (sommige) drugs gelegaliseerd moeten worden? **Voor argumenten**
* Vrije keuze van mensen * Vermindering van criminaliteit * Beter beleid/begeleiding drugsgebruik * Economische voordelen (bijv. belastingen) * Consistentie (alcohol is legaal)
42
Discussie: Zouden (sommige) drugs gelegaliseerd moeten worden? **Tegen argumenten**
* Kunnen mensen de risico's goed inschatten? * Wegen de kosten (bijv. verslaving, werkloosheid, zorgkosten, familieconflicten, etc.) op tegen de baten? * Waar moet de grens worden getrokken (welke drugs moeten bijvoorbeeld illegaal blijven)?
43
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Welke 3 biologische opvattingen
Biologische factoren spelen een belangrijke rol bij drugsmisbruik * Genetische aanleg * Neurotransmitters * Hersencircuits
44
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Biologische opvattingen: **genetische aanleg**
* Gelijkenis van voorkeur voor alcohol bij dieren en hun nakomelingen * Alcoholisme concordantiegraad bij eeneiige tweelingen * Biologisch ouder-adoptiekind alcoholmisbruikpercentage * Abnormale vorm van dopamine-2 (D-2)-receptor-gen bij mensen met stoornissen in middelengebruik
45
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Biologische opvattingen: **neurotransmitters**
Drugstolerantie en ontwenningsverschijnselen worden veroorzaakt door een verminderde productie van bepaalde neurotransmitters in de hersenen bij overmatig en chronisch drugsgebruik * Lagere GABA-productie: Alcohol of benzodiazepinen * Lagere endorfine productie: Cocaïne of amfetamines * Verminderde anandamide productie: Marihuana
46
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Biologische opvattingen: **hersencircuits**
1. Beloningscircuit (belongingscentrum) 2. Genotscircuit * Dopamine is de belangrijkste NT * Drugs stimuleren beloningscircuits direct en indirect
47
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Biologische opvattingen: **incentive-sensitization theory**
Wanneer middelen herhaaldelijk het beloningscentrum stimuleren, ontwikkelt het centrum een overgevoeligheid voor de middelen Reward-deficiency syndrome: * Het beloningscentrum wordt niet gemakkelijk geactiveerd door "normale" levensgebeurtenissen, dus de persoon wendt zich tot drugs om dit pleziertraject te stimuleren, vooral in tijden van stress * Defecten in D-2 receptoren worden beschreven als een mogelijke oorzaak
48
# Wat zijn de oorzaken van stoornissen in het gebruik van middelen? Ontwikkelings-psychopathologische opvattingen: **stoornissen in het gebruik van middelen**
* Genetisch erfelijke aanleg: externaliserend of internaliserend temperament * Meerdere stressfactoren gedurende de kindertijd * Inadequate opvoeding * Belonende ervaringen met middelengebruik * Relaties met leeftijdsgenoten die drugs gebruiken
49
# Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld? Het nut van een behandeling voor drugsmisbruik of -afhankelijkheid kan moeilijk te bepalen zijn
* Verschillende stoornissen in het gebruik van middelen leveren verschillende problemen op * Veel mensen met een middelenmisbruikpatroon stoppen vroegtijdig met de behandeling * Sommige mensen herstellen zonder enige interventie * Verschillende criteria worden gebruikt door verschillende klinische onderzoekers (bv., kunnen functioneren vs compleet clean zijn)
50
# Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld? Psychodynamische therapieën
Cliënten worden geholpen om zich bewust te worden van onderliggende behoeften en conflicten die met drugsgebruik te maken hebben en deze te corrigeren
51
# Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld? Cognitief-gedragstherapeutische technieken
Therapeuten gebruiken aversietherapie, contingentiemanagement, terugvalpreventietraining, en acceptatie- en commitmenttherapie
52
Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld?
Biologische benaderingen helpen mensen zich terug te trekken, zich te onthouden of hun gebruiksniveau op peil te houden zonder verdere toename * Detoxificatie 1. Systematische en medisch begeleide ontwenning van een drug 2. Poliklinisch of intramuraal; geleidelijke ontwenning; geïnduceerde ontwenning * Antagonistische drugs * Bedoeld om de persoon te helpen om niet terug te vallen in een patroon van middelenmisbruik of -afhankelijkheid * Opioïde antagonisten; partiële antagonisten; snelle detoxificatie
53
# Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld? Biologische behandelingen
Drugs onderhoudstherapie * Methadon-onderhoudsprogramma's zijn ontworpen om een veilige, legale en medisch gecontroleerde vervanger voor heroïne te bieden
54
# Hoe worden stoornissen in het gebruik van middelen behandeld? Socioculturele therapieën
Socioculturele theoretici (familie-sociale en multiculturele theoretici) geloven dat psychologische problemen ontstaan in een sociale omgeving en het best behandeld kunnen worden in een sociale context * Zelfhulp en residentiële behandelingsprogramma's * Cultuur- en gendergevoelige programma's * Preventieprogramma's
55
Gokstoornis, definitie
Gedefinieerd door de verslavende aard van het gedrag * Genetische aanleg * Verhoogde dopamineactiviteit en disfunctie bij gokken * Impulsieve, nieuwigheid zoekende persoonlijkheidsstijl * Herhaalde en cognitieve fouten
56
Gokstoornis, behandeling
* Cognitief-gedragsmatige aanpak (terugval-preventie training) * Biologische benaderingen (opioTde antagonisten) * Zelfhulpprogramma's (Anonieme Gokkers)
57
Gokstoornis, prevalentie
* 3 tot 10 procent van tieners en studenten
58
Internetgamingstoornis: in afwachting van een officiële status
* Wordt bestudeerd voor mogelijke opname in toekomstige DSM-editie * Mensen wenden zich steeds vaker tot het internet voor activiteiten die vroeger in de "echte wereld" plaatsvonden * Internetgebruiksstoornis, internetverslaving: oncontroleerbare behoefte om online te zijn * Specifieke symptomen van dit patroon komen overeen met die welke worden aangetroffen bij stoornissen in het gebruik van middelen of bij gokstoornissen, en strekken zich uit van het verlies van externe interesses tot mogelijke ontwenningsreacties wanneer internetgebruik niet mogelijk is (APA, 2013).