HC 3 --> Stoornissen met somatische symptomen Flashcards

(52 cards)

1
Q

Ziekte

A

Genezing
Beperking
Dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cluster van symptomen (klachten) en tekenen

A
  • Specifieke (organische/lichamelijke) oorzaak
  • Gedefinieerd beloop
  • Specifieke uitkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een symptoom kan horen bij…

Disease

A

Lichamelijke ziekte: biologisch / medisch substraat

(In NL ook ‘aandoening’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een symptoom kan horen bij…

Disorder

A

Stoornis — meestal ook onderliggende lichamelijke ziekte, niet altijd (bijv. depressie)

(In NL ook ‘aandoening’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een symptoom kan horen bij…

Illness

A

Ziektegevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een symptoom kan horen bij…

Sickness

A

Valt uit reguliere sociale rol, meldt zich ziek, vermindering van functioneren, ziekterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ziekte <–> Symptomen

A

Onderzoek heeft laten zien dat:
17% van de patiënten die onder behandeling zijn bij de huisarts fysieke symptomen hebben die geen duidelijke lichamelijke oorzaak hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychische stoornis: syndroom

A
  • Cluster van symptomen die meer voorkomt dan op basis van toeval (d.w.z. niet ‘at random’) te verwachten is. Er is vaak geen duidelijke gemeenschappelijke oorzaak te benoemen
  • Het gaat om “niet normale” ervaringen of gedragingen; de symptomen horen bij elkaar
  • Deze presentatie van symptomen is af te bakenen (herkenbaar) ten opzichte van andere syndromen.
  • Puur beschrijvend, de (lichamelijke) oorzaak hoeft niet bekend te zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begrippen van pathologie

A

Somatiche pathologie –> Somatisch symptoom
Psychopathologie –> Somatisch symptoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biopsychosociaal model

A

Biologische aspecten —>
Psychologische aspecten —> Somatisch symptoom
Sociale aspecten —>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Predisponerende factoren

A

“Waarom ú?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Luxerende factoren

A

“Waarom nú?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderhoudende factoren

A

“Waarom nóg”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Somatisch-symptoom stoornis en verwante stoornissen

Kernsymptomen van SSRD

A

Vermoeidheid & Pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Somatisch-symptoomstoornis

A

A. Een of meer lichamelijke klachten waar de betrokkene onder lijdt, of die het dagelijks leven in significante mate verstoren
B. Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid, tot uiting komend in minstens één van de volgende kenmerken:
1. Disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van de klachten (cognities)
2. Een persisterende hoge mate van ongerustheid over de gezondheid of de klachten (affect)
3. Het excessief veel tijd en energie besteden aan deze klachten of aan de zorgen over de gezondheid (gedrag)
C. Niet elke afzonderlijke klacht hoeft steeds aanwezig te zijn, maar het hebben van klachten op zich is wel persisterend (meestal langer dan 6 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Somatisch-symptoomstoornis, specificeer indien:

A

Met voornamelijk pijn (voorheen pijnstoornis).
- Deze specificatie geldt voor mensen van wie de klachten vooral bestaan uit pijn
- NB onderscheid dat er was bij pijnstoornis nl o.b.v. psychische of somatische factoren vervallen

Persisterend
- Een persisterend beloop wordt gekenmerkt door ernstige klachten, duidelijke beperkingen in het functioneren en een lange duur (langer dan zes maanden)

Actuele ernst
- Licht slechts één van de in criterium B genoemde symptomen is aanwezig
- Matig er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig
- Ernstig Er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig, en er zijn multipele lichamelijke klachten (of één zeer ernstige lichamelijke klacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prevalentie somatisch-symptoomstoornis

A
  • Geschat op 5-7%; (precieze % nog onbekend)
  • Verwachting: hoger dan de somatisatiestoornis (<1%)
  • Lager dan die van de ongedifferentieerde somatoforme stoornis (19%)
  • Vrouwen meer dan mannen (voor de meeste SSVS)
  • Waarschijnlijk meer frequent bij mensen met een medisch gediagnostiseerde aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verklaard of onverklaard maakt niet (meer) uit voor vaststellen van SSD

Overeenkomst tussen SSRD met:

A
  • Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)
  • Nieuwe naam voor SOLK (2021): Aanhoudende lichamelijke klachten (ALK): “Persistent physical symptoms” (ALK omvat SOLK maar ook andere aanhoudende klachten)
  • Frequent gebruikte Engelstalige naamgeving: Medical Unexplained Somatic / Physical Symptoms (MUSS / MUPS)

DSM-5 criterium B is hierbij essentieel voor differentieel diagnose ALK vs. SSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) & ALK

A
  • ALK (SOLK) syndromen duren in de regel > enkele weken (tot jarenlang), terwijl er geen medisch of biLoIogisch substraat of defect gevonden kan worden die de symptomen verklaart
  • ALK (SOLK) wordt gezien als een ‘werk-hypothese’, gebaseerd op de (aantoonbare) veronderstelling dat een lichamelijke of psychologische pathologie uitgesloten is
  • Multidisciplinaire Richtlijn SOLK en somatoforme stoornissen 2013.
  • Vergelijkbaar met ‘Functionele Stoornis’ en ‘Functionele Somatische Symptomen
  • Bijv. Non-cardiale pijn op de borst, fibromyalgie, chronisch vermoeidheidssyndroom, prikkelbare darmsyndroom
  • Mensen met deze aandoeningen waarderen het meestal niet dat er een psvchotische uitleg aan (een deel van) hun klachten gegeven wordt; geven de voorkeur aan een somatische verklaring — voortdurend debat over optimale terminologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe vaak komt ALK (SOLK) voor?

A

Prevalentie somatische symptomen:
* Algemene populatie: 85%-95%

Prevalentie ALK (SOLK)
* Algemene populatie: 20%-26%
* Eerste lijn: 25%-84%
* Tweede lijn: 35%-53%

Meest-voorkomende symptomen:
- Hoofdpijn, rugpijn, pijn in gewrichten, buikpijn, vermoeidheid, misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Functionele Stoornissen

Fibromyalgie

A

Pijn in gewrichten en spieren

22
Q

Functionele Stoornissen

Chronisch vermoeidheidssyndroom

A

Vermoeidheid en uitputting

23
Q

Functionele Stoornissen

Prikkelbare Darm Syndroom (‘Irritable Bowel Syndrome’)

A

Buikpijn en misselijkheid

24
Q

Functionele Stoornissen

Spierspanningshoofdpijn

A

Hoofdpijn, duizeligheid

25
Morbiditeit
* Vaak komen zowel psychologische als licamelijke aandoeningen samen voor * Meer somatische symptomen --> hogere prevalentie van angst en depressie
26
Wat rapporteren patiënten met psychologische aandoeningen meer dan gezonde controles?
Patiënten met psychologische aandoeningen rapporteren meer **somatische symptomen** dan gezonde controles: * Vermoeidheid * Hoofdpijn * Duizeligheid * Zich lichamelijk zwak voelen * Gewrichts- of spierpijn * Buikpijn * Pijn op de borst
27
Veel patiënten met depressie (MDD) presenteren zich wat als hoofdklacht?
Veel patiënten met depressie (MDD) presenteren zich met **SOLK** als hoofdklacht
28
Vignet — Differentiaal Diagnose * Vrouw, 36 jaar * Diarree, sinds enkele maanden, in wisselende frequentie * Opgeblazen buik * Bang voor kanker; Moeder had darmkanker Wat is hier aan de hand?
A. Darmkanker B. Prikkelbare Darm Syndroom C. Er zal een lichamelijk probleem zijn D. Ziekteangst stoornis 1. Internist: colonoscopie geen bijzonderheden 1. Prikkelbare Darm Syndroom 1. Dieetmaatregelen 1. Verwijzing (medisch) psycholoog (als patiënt meer dan te verwachten last ervaart)
29
# De "R" In Somatic Symptom and Related Disorders (SS**R**D) Ziekteangst stoornis
A. **Preoccupatie** met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte B. **Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig** of, als dit wel het geval is, slechts in lichte mate. Als er een somatische aandoening aanwezig is of een hoog risico om een somatische aandoening te ontwikkelen (zoals wanneer een ziekte veel in de familie voorkomt) is de preoccupatie duidelijk excessief of disproportioneel C. Er is een hoge mate van **angst** over de gezondheid, en de betrokkene is snel verontrust over de eigen gezondheidstoestand D. De betrokkene vertoont excessief gezondheidsgerelateerd **gedrag** (controleert bijvoorbeeld herhaaldelijk haar / Zijn lichaam op tekenen van ziekte) of maladaptatieve vermijding (vermijdt bijvoorbeeld doktersafspraken en ziekenhuizen) E. De preoccupatie met ziekte is minstens **zes maanden** aanwezig maar de specifieke ziekte die wordt gevreesd kan in die periode veranderen F. De ziekte gerelateerde preoccupatie kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis, zoals een SSS, een paniekstoornis, een GAS, een morfodysfore stoornis, een OCS, of een waanstoornis, somatische type
30
Ziekteangst stoornis, 2 typen:
* **Zorgzoekende type**: Er wordt veel gebruik gemaakt van somatische zorg, in de vorm van artsenbezoeken, of het ondergaan van tests en onderzoeken * **Zorgmijdende type**: Er wordt zelden een beroep gedaan op somatische zorg
31
Conversie stoornis / Functionele Neurologische Stoornis (FNS)
A. Een of meer symptomen van veranderingen in de **willekeurige** **motorische** of de **sensorische** functies (soms ook cognitieve symptomen; bijv. geheugen) B. Uit klinisch onderzoek blijkt dat het **symptoom incompatibel** is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening C. Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een somatische of psychische stoornis D. Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt klinisch **significante lijdensdruk of beperkingen** in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, of behoeft somatisch onderzoek (Bv moeder ziet kind verongelukken en overlijden --> moeder kan hierna niet meer praten. Trauma wordt omgezet in lichamelijk symptoom)
32
Specificeer het type symptoom
* Met zwakte of paralyse * Met abnormale bewegingen * Met sliksymptomen * Met spraaksymptomen * Met aanvallen of convulsies * Met anesthesie of sensibiliteitsverlies * Met speciale zintuiglijke symptomen * Met gemengde symptomen 1. Vaak **getriggerd** door een emtotionele gebeurtenis (trauma) 1. Mensen met conversie stoornis (FNS) willen niet bewust of doelmatig hun symptomen teweeg brengen (anders dan bij nagebootste stoornis) 1. De stresserende ervaring wordt verondersteld 'geconverteerd' te worden in somatische sx — de term FNS is waarschijnlijk preciezer
33
Nagebootste stoornis | Syndroom van Münchhausen
A. Het **voorwenden** van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding B. De betrokkene presenteert zich tegenover anderen als ziek, gehandicapt of gewond Het misleidende gedrag is evident, OOK ALS duidelijke externe beloningen ontbreken Het gedrag kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis, zoals een waanstoornis of een andere psychotische stoornis
34
Nagebootste stoornis
* Opgelegd aan zichzelf * Opgedrongen aan iemand anders (Münchhausen-by-proxy syndroom) * Mensen met nagebootste stoornis hebben vaak geneeskundige kennis * Zijn bereid om substantiele pijn en medische procedures te ondergaan * Herhaald gebruikmaken van diverse medische faciliteiten en instellingen
35
Nagebootste stoornis by proxy
* Niet de persoon zelf, maar een afhankelijk iemand (vaak een kind) wordt verwond of vergiftigd om medische aandacht te krijgen * Verzorger/ouder komt vaak als 'beschermend' over en heeft vaak een vorm van medische achtergrond * De reden om dit gedrag te vertonen is vaak vergelijkbaar met de redenen van zelf-geïnduceerde Nagebootste Stoornis
36
Hoe verhoudt de nagebootste stoornis zich nu tot simulatie?
* Het onderscheid met simulatie is moeilijk te maken, sterker nog simuleren wordt genoemd bij de omschrijving * Simulatie wordt niet apart genoemd in de DSM-5, omdat het geen 'Psychiatrische of Psychologische Stoornis' is * De verschillen zijn eveneens: 1. De motivatie voor het gedrag is om de ziekterol aan te nemen --> nagebootste stoornis 2. Externe bekrachtiging / beloning voor het gedrag zoals uitkering e.d. zoals bij simulatie, ontbreekt bij Nagebootste Stoornis
37
Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden
A. Er is een somatisch symptoom of een somatische aandoening (dus geen psychische stoornis) aanwezig B. **Psychische of gedragsfactoren hebben een ongunstige invloed op de somatische aandoening** op een van de volgende manieren: 1. De factoren **beïnvloeden het beloop** van de somatische aandoening, zoals blijkt uit een sterk chronologisch verband tussen de psychische factoren en de ontwikkeling of verergering of een vertraagd herstel van de somatische aandoening 2. De factoren **interfereren met de behandeling** van de somatische aandoening (bijvoorbeeld door een slechte therapietrouw) 3. De factoren leiden tot **extra, aantoonbare gezondheidsrisico's** voor de betrokkene 4. De factoren beïnvloeden de **onderliggende pathofysiologie**, ze versnellen het ontstaan van symptomen of verergeren deze, of maken medische aandacht noodzakelijk C. De psychische en gedragsfactoren in criterium B kunnen niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis (zoals een paniekstoornis, een depressieve stoornis, een PTSS).
38
Specificeer actuele ernst
* **Licht**: Vergroot het somatisch risico (zoals bij inconsequente therapietrouw bij een antihypertensie behandeling) * **Matig**: Verergert de onderliggende somatische aandoening (bijvoorbeeld wanneer astma wordt verergerd door angst) * **Ernstig**: Resulteert in ziekenhuisopname of bezoek aan een spoedeisende hulppost * **Zeer ernstig**: Resulteert in ernstig, levensbedreigend risico (zoals bij het negeren van de symptomen van een hartaanval)
39
De "karakteristieke" patiënt met SSRD
* Lang op zoek geweest naar een antwoord van waar klachten vandaan komen; diagnostische evaluaties voor een langdurige periode * Weinig vertrouwen in de gezondheidszorg en clinici * Een hoge mate van (zelf) kritiek, perfectionistisch, competitief * Komt bij vrouwen meer frequent voor dan bij mannen * Lage SES, kleinere sociale netwerken / culturele verschillen * Vaak traumatische gebeurtenissen in het verleden * Moeite met mentaliseren
40
Mentaliseren
Het kunnen begrijpen dat (overt) gedrag, van de persoon zelf of een ander, begrepen kan worden door dit te verbinden met de mentale toestand van degene die dat gedrag vertoont * Lichaamsgerichte mentalisatie ("Bodily focused mentalization"): Het afleiden van emoties vanuit lichamelijke sensaties
41
Wat betekent dit voor de therapeutische interventie?
* Klaag gedrag, behandeling afwijzen of weerstand hebben * Zich snel afgewezen voelen * Zich onbegrepen voelen * Moeite om alle informatie te structureren * Het afwijzen van een psychologisch perspectief op de klachten
42
# Theorieën m.b.t. SSRD Psychodynamische Theorie
in het algemeen geldt: Psychologische factoren (bewust dan wel niet bewust ervaren) hebben een invloed op somatische symptomen. * Er is weinig direct bewijs voor de psychodynamische verklaring van SSRD. * De theorie is vooral toegepast bij conversie stoornissen / functionele neurologische stoornissen (FNS) (bijv. onderdrukte seksuele wensen of onderdrukte boosheid). "Het cursus boek" is onvoldoende kritisch op deze gedateerde visie die in het Victoriaanse tijdperk ontwikkeld is - hiermee heeft de terughoudendheid m.b.t. de term 'conversie' te maken * Er zijn echter wel substantiële aanwijzingen dat **emotie regulatie verstoord** is bij FNS en dat hypnose-georiënteerde interventies effectief kunnen zijn
43
# Theorieën m.b.t. SSRD Cognitieve gedragstheorie
Een benadering gaat in op de beloning die de aanvang of het voortduring van somatische symptomen met zich mee brengen. * Hier is er echter ook weinig solide bewijs voor de beloningscomponent' van symptomen * "Secondary gain" (**secondaire ziektewinst**) wordt zowel in de psychodynamische als cognitieve gedragstheorie aangevoerd — hoewel de positie die dit construct in beide theorieën inneemt verschillend is * Een alternatief gezichtspunt is dat symptomen een communicatieve functie hebben
44
# Theorieën m.b.t. SSRD Cultureel-georiënteerde theorieën
Culturen verschillen in de mate waarin de expressie van emoties in symptomen 'gepathologiseerd' wordt: Geïndustrialiseerde landen pathologiseren veelal de somatische expressie van symptomen * Bijv. De expressie van de emotie 'verdriet' wordt vaak meer gestigmatiseerd dan 'somatisatie' in de Chinese cultuur * In Zuid Amerika is de expressie van emoties in termen van fysieke symptomen relatief meer gebruikelijk dan in andere delen van de wereld
45
Drie emotie regulatie systemen
1. Motivatie ('Drive System'): gedreven, opgewonden, vitaal 1. Bedreiging ('Threat System'): boos, angstig, walging 1. Rustgevend ('Soothing System'): tevredenheid, veiligheid, verbondenheid
46
Patiënten met SSRD in het Topklinisch Centrum CLGG
* Gemiddelde duur van lichamelijke symptomen 8,5 jaar (range 1-34 jaar) * Gemiddelde duur van eerdere behandeling 6,9 jaar zonder effect (range 1-34 jaar) * Vaak conflicten met voorgaande therapeuten / artsen * Morbiditeit op meerdere gebieden * Sociale achteruitgang vergelijkbaar met ernstige psychische aandoeningen
47
Topklinisch Centrum CLGG
* **Assessment** :Domeinen die aangepakt moeten worden (medische evaluatie, fysiek onderzoek, (neuro)psychologische evaluatie, psychiatrisch onderzoek, vragenlijsten) * **Personalisatie** van de behandeling op basis van kwetsbaarheidspunten * Organisatie en integratie van zorg met **Shared Decision Making** * Betrokken zorgverleners: Psychiaters, artsen, psychologen (GZ en Klinische (neuro)Psychologen, psychomotorische therapeuten, samen met fysiotherapeuten * **Behandelingsaanbod**: Cognitieve gedragstherapie (CGT) en andere psychologische behandelingen (traumatherapie, ACT, PST, schematherapie, cognitieve revalidatietherapie), farmacotherapie, consultatie met de 1ste en 2de lijn verwijzers * **Routine Outcome Measurements** (ROM); integratie van behandelingsresultaten gebruikmakend van vragenlijsten die somatische en psychologische symptomen en sociaal functioneren in kaart brengen
48
Gerpersonaliseerde behandeling "Gevolgenmodel"
* Biologische aspecten + Psychologische aspecten + Sociale aspecten -----> * Somatische symptomen ------> * Emoties/Cognities + Gedrag + Lichamelijk + Sociaal
49
Gevolgenmodel
De interpretatie en verklaring van somatische symptomen (lichamelijke klachten). Emoties, cognities, gedrag, plus fysieke en sociale factoren hebben 'gevolgen' voor het in stand houden van symptomen en klachten Vicieuze cirkel: Bewegen is pijnlijk; alert op pijnsignaal ---> pijn leidt tot angst: 'bewegen is slecht' ---> minder staan. lopen en bewegen ---> minder spierkracht en minder soepele gewrichten
50
Behandeling / interventies
* Cognitieve gedragstherapie * Psychofarmacotherapie, primair voor comorbide depressie en/of angst stoornis — effecten op SSRD zelf variëren nogal * Graduele toename (of afname) van activiteiten (fysiek of mentaal) * Ontspanningstraining (bijv. Jacobson, biofeedback) * Concentratie-gerelateerde training (bijv. mindfulness meditatie) * Psychomotore therapie (PMT) voor lichaamsgerichte mentalisatie
51
Samenvatting 1
* De samenhang tussen lichamelijke ziekteprocessen, ziekte beleving en - gedrag en symptomen kunnen begrepen worden vanuit het biopsychosociaal model * Somatisch-symptoom stoornis en verwante stoornissen (SSRD) bestaat uit verschillende aandoeningen, waarvan somatisch-symptoom stoornis (SSD) en ziekteangst stoornis van specifiek belang zijn voor de klinische en medische psychologie. Andere SSRD zijn onder andere: conversie stoornis/FNS, nagebootste stoornis, en psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden * Voor de diagnose SSRD hoeft een comorbide medische aandoening niet uitgesloten te worden: Het B criterium van DSM-5 is hierbij essentieel voor de diagnose SSD
52
Samenvatting 2
* Theoretische modellen voor SSRD bestaan onder andere uit het psychodynamisch perspectief, cognitieve gedragstheorie, en cultureel-georiënteerde benaderingen * Er zijn diverse behandel opties voor SSRD, met name CGT (en het gerelateerde Gevolgen Model), maar de aandoening kan soms erg moeilijk te behandelen zijn * Mensen met SSRD hebben vaak een lange geschiedenis met deze aandoening, met herhaalde medische en psychologische diagnostiek en behandeling; er is veelal voortdurende psychische last van deze stoornis — het is belangrijk dit serieus te nemen en de best mogelijke behandeling te vinden. * Er is meer werk nodig om de zorg voor mensen met SSRD te optimaliseren