Hc 3 - Depression and antidepressants Flashcards

(40 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen emoties, stemming en affect?

A

Emoties zijn kortdurende gevoelens getriggerd door bepaalde omgevingssituatie. Basistypes zijn boosheid, walging, angst, vreugde, bedroefd en verrassing.

Stemming is hoe je emotie in het algemeen is. Dit is wat langduriger en wat meer op de voorgrond staat.

Affect is een combinatie van emotie en stemming. Dit is hoe het zich laat zien door bijvoorbeeld gedrag of hoe iemand zich voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de criteria van een depressie van de DSM5?

A
  1. Sad/Depressed mood
  2. Loss of interest/anhedonia (apathy; verminderde interesse)
  3. Fatigue/low energy (ICD uses this as core symptom)
  4. Weight change (increase/decrease) (ICD uses ‘appetite”)
  5. Sleep disturbances (in/hypersomnia)
  6. Psychomotor changes (agitation/retardation)
  7. Feelings of worthlessness/guilt
  8. Poor concentration (executive fxn, ICD includes indecisiveness)
  9. Suicidal ideation

Je moet vijf van negen symptomen hebben waarvan ten minste één van de twee hoofdsymptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurd er in een klassieke bipolaire stoornis?

A

Hierin wisselen manische episodes zich af met depressieve episodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn hypomane episodes?

A

Dit is waarbij depressieve en manische episodes zich zo snel van elkaar afwisselen dat het moeilijk te onderscheiden is, in welke fase iemand zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn manische episodes?

A

Een gevoel van grandiositeit en hoge mate van zelfwaardering en doelgericht bezig zijn met manie van het moment. Veel energie, weinig behoefte aan slaap, veel risicogedrag, erg spraakzuchtig en veel ideeën die de revue passeren. Iemand staat enorm open voor zintuiglijke waarneming (alles is intenser) en naast risicogedrag zijn mensen ook roekelozer.

Manie draait niet enkel om een positieve stemming. Je kunt namelijk ook snel geïrriteerd raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar moet je aan denken bij medicatie voor iemand met een bipolaire stoornis?

A

Het is belangrijk om niet alleen aan antidepressiva te denken, maar ook aan mood stabilizers, zoals lithium. Het probleem is dat mensen met manie ook verkeerd kunnen reageren op antidepressiva.

Als er sprake is van een combinatie van een bipolaire stoornis met middelenmisbruik, heb je een vrij chaotische situatie. Tot slot, als je een stemmingsstoornis niet behandelt, worden ze steeds erger (maar bewijs daarvoor is zwak).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een stemmingsstabilisator?

A

Een geneesmiddel dat manie behandelde en herhaling van manie voorkwam. Nu noemen we het meer een middel dat ‘manie-minded’ kan zijn en ‘van bovenaf behandelen’ om terugval en herhaling van manie te voorkomen.

Of ‘depressief-minded’ is en ‘van onderen behandelt’ om terugval en herhaling van depressie te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zitten de meer complexe componenten van depressie (schuldgevoelens, interesse, plezierige dingen) gelokaliseerd?

En basale zaken zoals psychomotorische activiteit?

En fysiologische energie?

A

Vooral in frontale gebieden = zitten de meer complexe componenten van depressie (schuldgevoelens, interesse, plezierige dingen)

Vooral in het cerebellum = ?

Vooral in het reticulaire activatiesysteem = fysiologische energie.

Maar onthoudt; het is een globale inschatting en geen een-op-een relatie van waar dingen gelokaliseerd zijn. Het gaat om netwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zitten de meer complexe componenten van manische symptomen (snelle gedahcten, grootheidswaanzin) gelokaliseerd?

En zaken die te maken hebben met energie en slaapbehoeften?

A

Vooral prefrontaal

Vooral in dieper gelegen hersenstructuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is STAR-D en wat kwam daaruit?

A

Dit is een ‘real world trial’, waarbij er werd gekeken wat antidepressiva doet voor mensen met een depressie. Hier kwam uit:

  • Tot 30% haalt antidepressiva niet eens op
  • Werkt, maar niet optimaal; 1/3 remissie bij eerste farmaca, 2/3 remissie binnen eerste jaar met 4 farmaca.
  • Effecten vooral te zien op stemming, suïcidaliteit en psychomotorische, maar veel minder op somatische effecten (slaapproblemen en vermoeidheid)
  • Anhedonie is veel lastiger te behandelen; interesse en energie worden niet echt beter (‘apathic recover’; stemming verbetert, energie en interesse in leuke dingen niet)
  • ⅕ patiënten houdt residu depressieve symptomen
  • Als mensen meerdere farmaca nodig hebben, is de terugval rate (recidief) hoog

Als na een jaar pas remissie is, is het lastig te zeggen of dat wel aan de antidepressiva ligt of niet, aangezien depressie sowieso na een tijd weg kan gaan. Kans is dan groot dat de patiënt dan later terugkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij wie werkt antidepressiva het beste?

A

Antidepressiva werkt het best bij volwassenen tussen de 24 en 65 jaar.

  • Bij ouderen is er minder respons als er een verminderde interesse of cognitieve functies zijn.
  • Effectiviteit laat zich pas na week of 6 zien, terwijl neveneffecten veel eerder komen.
  • Verdubbelen/ verhogen van de dosis heeft weinig effect.

Samenvattend: let op de doelgroep waarvoor antidepressiva voorgeschreven wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De prefrontaal cortex is van groot belang voor depressie en emotie in verband met complexe emotieverwerking. Wat doen de anterior cingulate cortex (ACC), de orbitofrontale cortex en de ventromediale prefrontale cortex hierin?

A
  • Anterior cingulate cortex (ACC) ⇒ belangrijkste eigenlijk

→ selectieve aandacht (=dorsaal) en emotieregulatie (=ventraal).

  • Orbitofrontale cortex -> impulsregulatie en emoties
  • Ventromediale prefrontale cortex -> verwerken van emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen respons en remissie?

A
  • Respons = 50% vermindering van symptomen
  • Remissie = symptomen zijn verdwenen

Dit zijn twee dimensies van herstel in onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke manier werken de hoeveelheid neurotransmitter, receptor gevoeligheid en clinical effect in antidepressiva?

A

Antidepressiva beginnen pas na 6 weken te werken. Als er na 8 weken nog geen effect is, is het waarschijnlijk geen goed medicijn voor de patiënt; dan moet je iets anders proberen van farmaca. Het lastige is dat bijwerkingen al wel snel komen (binnen 6 weken). Je bent geïnteresseerd in het klinische effect (groene lijn); het beter worden van depressieve symptomen. De hoeveelheid neurotransmitter neemt vrij snel toe; wat langer duurt is echter de receptorsensitisatie. De receptorsensitisatie loopt tegenovergesteld aan het klinische beeld van de depressieve symptomen, dus minder receptoren zorgen voor een betere stemming (want bij depressie is er een teveel aan receptoren). De bijeffecten lopen gelijk met de toename in aantal neurotransmitters.

Het plaatje hierbij is belangrijk! Grafiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn problemen bij studies over antidepressiva?

A
  • Klinische praktijk minder gestructureerd dan een RCT
  • Individuele respons anders dan groepsrespons in RCT
  • Soms flucturerende placeborespons [echter; dat hoeft niet per se anders te zijn in praktijk dan in een RCT]
  • Financiën zouden geen rol moeten spelen in onderzoek, maar doen dat wel [dat geldt echter zowel voor placebo responders als mensen die actieve treatment krijgen]
  • Meeste trials laten zien dat mensen met minder erge depressie minder profiteren van antidepressiva Het punt is dat alleen RCT’s niet genoeg zijn en er ook ‘real world’ trials nodig zijn!

Vooral eerste twee punten zijn dus echt goede punten, de andere drie komen uit het boek maar minder sterke argumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de primary neurotransmitters die betrokken zijn bij depressie?

A

5HT, NE, DA.

  • 5HT (serotonine) - verhoogd negatief affect (depressieve stemming, schuld, walging, angst en vrees, hostiliteit, geïrriteerdheid, eenzaamheid)
  • NE (norepinephrine) - zowel negatief als positief affect
  • DA (dopamine) - verlaagd positief affect (depressieve stemming, verlies van blijheid, vreugde, interesse, plezier, energie, zelftevredenheid)

Daarnaast hebben ook glutamaat en GABA invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een belangrijke hypothese in de psychiatrie over het ontstaan van psychiatrische symptomen?

A

Psychiatrische symptomen houden verband met inefficiënte informatieverwerking in specifieke hersencircuits. Elk circuit bemiddelt verschillende symptomen. Het verbeteren van neurotransmissie in deze circuits kan de efficiëntie verhogen en zo de symptomen verlichten.

14
Q

Wat houdt de neurotransmitter receptor hypothese van depressie in?

A
  • Lage spiegels van neurotransmitters in het brein zorgen voor een overgevoeligheid van de receptoren aan de postsynaptische kant: upregulation (meer en gevoeligere receptoren). Er ontstaat een pathologische overgevoeligheid van de receptoren. Antidepressiva zouden deze overgevoeligheid teniet doen. Bij behandeling hoog je de neurotransmitters op, dit geeft een downregulation van de transporters, wat dan weer leidt tot verminderde gevoeligheid van de postsynaptische receptoren.
  • Dit verklaart niet alleen waarom er een tragere reactie is van antidepressieve werkingen, maar ook het verdwijnen van de neveneffecten. Dat past bij vertraagde behandelingsrespons.
14
Q

Wat zijn de drie stappen van symptoomgerichte, op maat gemaakte medicamenteuze behandeling in de psychiatrie?

A
  1. Symptoomevaluatie en constructie van een diagnose, inclusief afzonderlijke symptomen.
  2. Matching van symptomen met de hersencircuits die ze hypothetisch mediëren.
  3. Selectie van behandelingsopties gericht op de relevante neurofarmacologische mechanismen.
15
Q

Wat houdt de monoamine hypothese voor depressie in?

A
  • Idee was dat depressie veroorzaakt werd door lage spiegel monoamines, waaronder serotonine in het brein.
  • Probleem: dit is nooit aangetoond én het past niet bij effecten van psychofarmaca bij een depressie. De neurotransmitter levels worden namelijk snel hoger bij farmaca, maar de symptomen blijven nog een tijd. Het ligt complexer!!!
  • Een betere hypothese is de neurotransmitter receptor hypothesis
16
Q

Wat is het verschil tussen binding affinity en ligand efficacy bij receptor-ligand interacties?

A

Binding affinity: Hoe goed een ligand (neurotransmitter) bindt aan een receptor.

Ligand efficacy: Hoe effectief de biologische respons is nadat de ligand aan de receptor is gebonden.

16
Q

Hoe werken antidepressiva op de drie neurotransmitters die betrokken zijn bij depressiva (5HT, DA, NA)?

A

Het gaat niet alleen om het puur ophogen van de monoamines. Het heeft ook te maken met blokkeren van de presynaptische transporters:

  • Serotonine SER
  • Noradrenaline NET
  • Dopamine DAT

Let op: Transporters zijn iets ANDERS dan receptoren. De transporters brengen de neurotransmitters van de synaps terug in de presynaptische cel (terwijl de autoreceptoren in de presynaptische celmembraan zitten en juist weer kijken naar de hoeveelheid neurotransmitters in de synaps en of dit in balans is; soort negatieve feedback loop)

16
Q

Wat gebeurt er wanneer een ligand bindt aan een receptor in het receptor-ligand complex?

A

Wanneer een ligand (zoals een neurotransmitter) bindt aan een receptor, wordt een signaal in de cel getriggerd dat een biologische respons veroorzaakt.

17
Q

Hoe komt neurotransmitter in je lijf en in de synaps (productie)?

A
  1. Absorptie van een precursor (vanuit voedsel en vertering)
  2. Actief transport van de precursor uit het bloed in het neuron
  3. Omzetten van de voorlopers naar een neurotransmitter
  4. Opslag in vesicles
  5. Neuronale activatie → afgifte in de synaps
  6. Activatie van pre- en postsynaptische receptoren
  7. Verwijdering vanuit de synaps - transporters & metabolisme
17
Hoe wordt noradrenaline (NE) aangemaakt, uitgegeven en verwijderd?
NE wordt aangemaakt uit de precursor tyrosine. Dan wordt het opgenomen in de cel door de tyrosine tranporter. Het wordt dan omgezet in Dopa, en van Dopa in Dopamine. Dan (via het enzym dopamine β hydrocylase) naar NE. - LET OP: dit is dus een extra stap. NE wordt dan opgeslagen in vesicles, via de vesiculaire monoamine transporter (VMAT2, opslaan in de blaasjes is dus ook een actief proces door transporters) en wordt opgeslagen tot neurotransmissie (actiepotentiaal).
18
Wat kan een neurotransmitter allemaal doen wanneer het in de synaps is?
a) Gedetecteerd worden door de autoreceptoren en terug getransporteerd worden (heropname door NET) in de presynaptische cel (tijdelijke de-activatie). b) Verwijderd worden door enzymen. Monoamine oxidase: MOA-A en MOA-B (presynaptisch + elders); en/of het enzym catechol-O-methyl-transferase: COMT (in de synaptische spleet) (=vernietiging) → als a. of b. het geval is, kan een neurotransmitter geen effect hebben op de postsynaptische cel. c) Acteren op de receptor van de postsynaptische cel, en 'zijn effect' hebben Psychofarmaca kunnen op alle 3 deze processen invloed hebben.
19
Wat is de functie van de presynaptische serotonine-autoreceptoren 5HT1A, 5HT2B en 5HT1B/D?
5HT1A (somatodendritisch, midbrain raphe): Vermindert de impulsstroom en serotonine-afgifte via negatieve feedback. 5HT2B (somatodendritisch): Verhoogt de impulsstroom en serotonine-afgifte; werkt als tegenpool van 5HT1A. 5HT1B/D (op axonterminal): Detecteren serotonine en stoppen verdere afgifte (negatieve feedback).
20
Wat zijn de stappen in het werkingsmechanisme van SSRI's bij depressie?
1. Bij depressie is 5HT laag; receptoren zijn overgevoelig (upregulatie), vooral autoreceptoren. 2. SSRI's blokkeren de heropnamer (re-uptake) van serotonine, wat leidt tot verhoogde serotonineniveaus, vooral aan de dendritische zijde. 3. Door meer 5HT treedt downregulatie van autoreceptoren op (minder gevoelig en minder in aantal). (er is minder noodzaak om overgevoelig te zijn.) 4. Minder autoreceptoractiviteit = minder inhibitie (dus eigenlijk activatie) = meer impulsstroom. 5. Gevolg: meer serotonine-afgifte aan de axonzijde van de synaps → verbetering stemming. Bijwerkingen: Je ziet eerst dat die postsynaptische receptoren nog overgevoelig zijn, maar als die minder gevoelig worden, zijn er ook minder bijwerkingen van de antidepressiva. SSRI's leiden dus tot hogere serotonine levels in de cel en daardoor downregulation van de autoreceptoren. Als ze hersteld zijn, gaat de cel wat actiever worden en zelf weer serotonine vrijgeven in de synaps. En omdat er meer serotonine in de synaptische spleet zit, gaan ook de postsynaptische receptoren minder gevoelig worden en dit zorgt voor minder neveneffecten.
21
Wat zijn de drie hoofdsymptomen van depressie en welke neurotransmitter is hierbij betrokken?
Drie hoofdsymptomen van depressie zijn: sombere stemming, gevoelens van schuld / lage zelfwaardering en suïcidaliteit. Bij alle drie de symptomen is serotonine betrokken.
22
Bij welke symptomen van depressie is serotonine betrokken?
Sombere stemming, gevoelens van schuld en lage zelfwaardering, suïcidaliteit, eetlust
23
Bij welke symptomen van depressie zijn noradrenaline en dopamine betrokken?
Anhedonie, vermoeidheid, executief functioneren
24
Bij welke symptomen van depressie zijn noradrenaline, serotonine en dopamine betrokken?
Psychomotore retardatie (vertraging, achterstand)
25
Wat zijn acute side effects van SSRI's?
- Agitatie, anxiety, paniek (door activatie van receptoren van de amygdala en andere limbische structuren) - Motore veranderingen (DA-gerelateerde effecten in de basale ganglia) - Misselijkheid (5HT receptoren in de hypothalamus en hersenstam)
26
Wat zijn side effects van SSRI's op langere termijn?
Gewichtstoename en seksuele dysfunctie
27
Voor welke stoornissen worden SSRI's nog meer voorgeschreven behalve depressie?
- Anxiety disorders (sociale angst) - Paniekstoornissen - OCD - Eetstoornissen - Chronische pijn (incl. fibromyalgie) - PMS - (en soms bij PTSS)
28
Wat zijn SNRI's?
SNRI (Serotonine Norepinephrine Reuptake Inhibitor) Geschikt wanneer 'negatief affect' het kernsymptoom is (schuld, walging, anxiety, angst, hostiliteit, irriteerbaarheid). SNRI's hebben ook effect op DA (NET heeft eigenlijk een sterkere DA dan NE affiniteit). Het zijn vrij breed effectieve farmaca. SNRI's zijn mogelijk effectiever dan SSRI's, maar potentieel zijn er bijwerkingen voor het sympathische z.s. En ze zijn niet geschikt voor mensen met HVZ. In NL zie je bijv. vaak Duloxetine.
29
Wat zijn belangrijke kenmerken en aandachtspunten bij het gebruik van tricyclische antidepressiva (TCA's)?
TCA's zijn effectieve antidepressiva met werking via serotonine- en noradrenalinepaden. Ze werden oorspronkelijk ontwikkeld voor schizofrenie. Ze blokkeren echter ook muscarinerge cholinerge receptoren, histamine-1-receptoren, alfa-1 adrenerge receptoren en spanningsgevoelige natriumkanalen, waardoor ze 'dirty drugs' worden genoemd. Ze brengen risico op medische complicaties met zich mee, vooral zonder monitoring. Het is daarom belangrijk om de bloedspiegels te controleren, vooral bij opgenomen patiënten.
30
Wat zijn MAO-remmers (MAOIs) en wat zijn belangrijke aandachtspunten bij het gebruik ervan?
MAO-remmers remmen de afbraak van noradrenaline (NE), serotonine (5HT) en dopamine (DA). Ze worden gebruikt bij depressie. Oudere MAOIs zijn irreversibel en hebben langdurige werking, wat het gebruik beperkt. MAO-A werkt vooral op NE, 5HT en DA (relevant bij depressie); MAO-B vooral op DA (relevant bij Parkinson).Belangrijke risico's zijn interacties met tyramine-rijk voedsel (zoals kaas), wat kan leiden tot hypertensie. Ook gevaarlijke interacties met sympathomimetica (→ hypertensieve crisis) en serotonineheropnameremmers (→ serotoninesyndroom). Voorzichtigheid en dieetadvies zijn essentieel.
31
Wat betekenen de Five R's?
De Five R's beschrijven het verloop van depressie: Response: ≥50% vermindering van symptomen. Remissie: Geen depressief syndroom meer, maar wel kwetsbaarheid. Relapse: Terugkeer van symptomen vóór volledige herstel. Recovery: Duurzame afwezigheid van symptomen. Recurrence: Nieuwe depressieve episode na herstel. De fase waarin iemand zich bevindt, bepaalt hoe je de effectiviteit van antidepressiva in studies interpreteert.
32
Wat zijn de fasen in de behandeling van depressie?
De behandeling van depressie kent drie fasen: Acute fase - gericht op het verminderen van symptomen. Continuatiefase - voorkomt terugval direct na herstel. Voortdurende fase - langdurige behandeling om herhaling te voorkomen.