hc 9- Dementie en farmacologie Flashcards

(47 cards)

1
Q

Hoe lang leven mensen gemiddeld na de diagnosestelling van dementie?

A

Het is natuurlijk afhankelijk van wanneer diagnose gesteld wordt, maar gemiddeld leven mensen nog 6,5 jaar met dementie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn risicofactoren van dementie?

A

Hoge bloeddruk

Verhoogd cholesterol

Overgewicht

Alcohol en roken

Diabetes

Ongezonde voeding

Weinig bewegen

Weinig nieuwe dingen leren

Weinig sociale contacten

Beste manier om dementie later/ niet te krijgen is door gezond te leven.

Hoge scholing is beschermend (cognitieve reserve als compensatie).

Eigenlijk zijn het dezelfde risicofactoren als bij HVZ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dementie?

A

Dementie is een syndroom (verzameling symptomen). In de DSM wordt het major neurocognitive disorder genoemd. Het heeft zowel cognitieve als neuro-psychiatrische symptomen:

  • Zodanige ernst dat ze interfereren met dagelijkse activiteiten (zelfredzaamheid).
  • Afname geven van oorspronkelijk functioneren.

Het moet GEEN DELIER zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn symptomen van dementie?

A
  • Geheugen; vergeetachtig; spullen kwijt
  • Oriëntatie (weg vinden, maar ook in personen die je niet meer herkend)
  • Apraxie (begripsproblemen waardoor complexe handelingen moeilijk zijn)
  • Taal en communicatie vaardigheid (begrip en woordvindproblemen)
  • Planning en organisatie
  • Beoordelingsvermogen
  • Visuspatiele beperkingen (test door ruimtelijk figuur te tekenen)
  • Sociaal terugtrekken
  • Veranderingen gedrag/ karakter
  • Soms ook motorische veranderingen, maar niet in Alzheimer
  • Soort symptomen varieert afhankelijk van oorzaak dementie; niet altijd geheugenproblemen zoals bij Alzheimer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke twee vragenlijsten kan een screening voor dementie gedaan worden?

A

MMSE en MoCa. In het beginstadium is zo’n NPO van cruciaal belang voor diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Mild Cognitive Impairment (MCI)?

A

Dit is cognitieve achteruitgang, maar dit beperkt (nog) niet het dagelijks functioneren. Dit kan een vroeg symptoom zijn van dementie, maar afhankelijk van de oorzaak kan het ook nog lang stabiel zijn.

35% krijgt in 3 jaar dementie. Na 10 jaar 80%.

Er is geen behandeling dat voorkomt dat je van MCI naar dementie gaat. Sociale interactie, gezond eten, etc. kan het wel vertragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen dementie en delier, en wat bepaalt de kans op een delier?

A

Delier ontstaat plotseling, terwijl dementie geleidelijk verloopt.

De kans op een delier hangt af van de kwetsbaarheid van het brein.

Bij oudere mensen en mensen met dementie is de drempel lager: een kleine uitlokkende factor kan al een delier veroorzaken.

Er is altijd een uitlokkende factor bij een delier, maar die is niet altijd makkelijk te vinden bij mensen met een zeer kwetsbaar brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn belangrijke aandachtspunten bij de diagnostiek van dementie?

A

In de beginfase is diagnostiek moeilijk; een neuropsychologisch onderzoek (NPO) kan nodig zijn.

De oorzaak van dementie is zelden 100% zeker, wat invloed kan hebben op de behandeling.

Bij ouderen komt vaak een combinatie van oorzaken (etiologie) voor.

Een (hetero)anamnese is cruciaal: kijk naar het verloop van symptomen en hoe het beeld zich heeft ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er onderzocht bij diagnostiek van dementie?

A

Medicatiebeoordeling (invloed concentratie of geheugen)

Lichamelijk onderzoek (intern en neurologisch: uitsluiten van andere oorzaken)

Psychiatrisch onderzoek en klinimetrie (=geheugentesten zoals MMSE en MoCa)

Laboratoriumonderzoek (uitsluiten interne ziekten door bloedonderzoek)

Soms NPO (ook herhalen na > 1 jaar) - met name voor jonge patiënten

Beeldvorming brein (niet altijd nodig, maar soms wil je bijvoorbeeld een tumor uitsluiten). Lastig, want CT of MRI heeft maar heel beperkte bijdrage aan diagnosestelling.

Voor 75ste levensjaar soms LP (=lumbaalpunctie) voor amyloïde en (p)tau eiwitten (maar ook bij normale veroudering zonder dementie, dus niet zo betrouwbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke medicatie kan cognitie (nadelig) beïnvloeden?

A
  • Anticholinergica (remmen Ach, b.v. TCA, middelen tegen urine-incontinentie)
  • Antihistaminica (sederende)
  • Sedativa (b.v. benzodiazepines)
  • Anti-epileptica (vooral de klassieke)
  • Antipsychotica
  • Morfine
  • (Hoge dosis) corticosteroïden
  • Lithium
  • (Antihypertensiva)
  • Voor mensen met cognitieve achteruitgang worden er andere medicatie gezocht, om cognitie toch voldoende te houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke graad is pathologisch op een MRI scan?

A

Graad 3/4 is altijd pathologisch.

Graad 2 kan voor een 60-jarige pathologisch zijn, maar voor 85 jarige kan het normale veroudering zijn (niet echt veel functieverleis, afhankelijk van reservecapaciteit).

Je ziet dat de hippocampus verschrompeld en dat er meer hersenvocht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je bij een ruggenprik in CSF bij iemand met dementie?

A

Hierbij zie je verlaagd amyloïde en verhoogd tau (amyloïde slaat namelijk neer in het brein).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom wordt er soms beeldvorming gedaan voor een diagnose van dementie?

A

Om andere pathologie zoals een tumor uit te sluiten, en om een beetje extra zekerheid te krijgen van de etiologie.

Bij een hoge leeftijd wordt een CT gedaan, en onder de 80 jaar wordt een MRI gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is witte stof schade op MRI volgens de Fazekas-classificatie, en wat zijn de klinische implicaties?

A

Witte stof schade (Fazekas) betreft witte vlekken rondom de ventrikels op MRI, vaak door atherosclerose en vasculaire schade.

De witte stof schade die je op MRI ziet (zoals bij Fazekas-classificatie) speelt zeker een rol bij dementie, vooral bij vasculaire dementie.

Witte stof bestaat uit uitlopers van zenuwen en is kwetsbaar voor vaatproblemen.

Het patroon is belangrijk: het kan ook bij MS voorkomen, dus differentiatie is nodig.

Fazekas graad 3 wordt vaak geassocieerd met symptomen zoals traagheid en balansproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat meet een FDG-PET scan bij dementie en waarvoor wordt het vooral gebruikt?

A

Een FDG-PET scan meet het glucosemetabolisme in de hersenen met radioactief gelabeld glucose.

In vroege fases van dementie (fase 2) is atrofie vaak nog niet duidelijk, maar is er al verminderde hersenactiviteit te zien.

FDG-PET wordt vooral gebruikt bij fronto-temporale dementie, omdat de symptomen lijken op psychiatrische aandoeningen, maar de PET-scan toont al vroeg veranderingen.

Het is vooral nuttig bij zeldzame vormen van dementie en om onderscheid te maken tussen dementie en psychiatrische ziekten.

Het is opkomend voor bij jongere patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen generatieve en non-generatieve dementie?

A

Degeneratieve dementie wordt veroorzaakt door echte schade in het brein, zoals de ophoping van schadelijke eiwitten (bijvoorbeeld Tau) die zenuwcellen beschadigen en immuunreacties oproepen.

Non-degeneratieve dementie ontstaat door externe factoren buiten het brein, zoals vasculaire schade (atherosclerose), infecties, vergiftigingen, breinschade of orgaanfalen, die leiden tot dementie-achtige symptomen. Denk hierbij ook aan boksers-dementie, vitaminegebrek en alcohol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de NINCDS-ADRDA criteria voor Alzheimer en hoe beïnvloeden ze de diagnostische zekerheid?

A

De NINCDS-ADRDA criteria geven een indeling in mate van waarschijnlijkheid van de diagnose Alzheimer:

Definite (zeker)

Probable (waarschijnlijk)

Possible (mogelijk)

Unlikely (onwaarschijnlijk)

Je spreekt meestal van ‘waarschijnlijk Alzheimer’, omdat volledige zekerheid nooit bereikt wordt zonder hersenonderzoek na overlijden.

Het zoeken naar een oorzaak is belangrijk voor de behandeling, ook al is de oorzaak nooit 100% zeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de criteria van Alzheimer dementie?

A

Korte termijn geheugenverlies; Problemen EF; Problemen ADL; Desoriëntatie in tijd en ruimte; Taalproblemen;

Persoonlijkheidsveranderingen

Geleidelijk beloop;

In vroeg stadium geheugenproblemen; Nauwelijks Parkinson verschijnselen in vroeg stadium.

In het begin is het moeilijk om onderscheid te maken tussen AD en LBD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de criteria van Lewy Body Dementie (LBD)?

A

Visuele hallucinaties; Spontaan Parkinsonisme; Cognitieve fluctuaties; Problemen visuospatieel, aandacht en EF;

Lichte geheugenklachten; Vroegere presentatie van psychose en persh. veranderingen;

REM-slaap problemen (ontkoppeling versootd, mensen voeren bewegingen uit die ze dromen).

Wisselend beloop; Hallucinaties (vroeg stadium), wanen, problemen aandacht en concentratie;

Snel ontstaan

parkinsonisme

Gevoelig voor neuroleptica (antipsychotica)

In het begin is het moeilijk om onderscheid te maken tussen AD en LBD

14
Q

Wat zijn de criteria van vasculaire dementie?

A

Problemen abstractie, mentale flexibiliteit, verwerkingssnelheid en werkgeheugen; Verbaalgeheugen blijft beter behouden; Tragere cognitieve afname;

Dementie binnen enkele

maanden na beroerte

Plotselinge veranderingen; Motorische en balansproblemen;

In vroeg stadium traagheid en minder flexibiliteit

Voor vasculaire dementie geldt ook dat er criteria zijn: definite, probable, possible en unlikely.

15
Q

Wat is het verschil en de overlap tussen Parkinson dementie en Lewy Body dementie, en welke rol speelt α-synucleïne hierbij?

A

Verschil:

  • Parkinson dementie ontstaat bij mensen met Parkinson op jonge leeftijd met eerst motorische symptomen, later cognitieve en autonome klachten.
  • Lewy Body dementie kan zich uiten met dementie tegelijk met of vóór de motorische Parkinson-verschijnselen.

Overeenkomst:

  • Beide aandoeningen horen bij een spectrum met α-synucleïne-ophopingen (Lewy Bodies) in het brein.
  • De verdere verdeling van Lewy Bodies verschilt, maar de grens tussen Parkinson dementie en LBD is niet altijd duidelijk; symptomen kunnen overlappen. Bij Parkinson is het vooral te zien bij motorische gebieden.
15
Q

Wat houdt de amyloïd cascade theorie in bij de ziekte van Alzheimer?

A

De amyloïd cascade theorie bij Alzheimer begint met de vorming van amyloïde plaques in de hersenen. Dit proces wordt veroorzaakt doordat het membraaneiwit APP, dat op chromosoom 21 ligt, op een verkeerde manier wordt afgebroken door enzymen, of doordat er te veel APP aanwezig is, bijvoorbeeld door een trisomie of een mutatie. De opeenhoping van amyloïde plaques leidt vervolgens tot de vorming van Tau-eiwitkluwens (tangles). Het immuunsysteem probeert deze plaques op te ruimen, wat een ontstekingsreactie veroorzaakt. Deze ontsteking kan omliggende hersencellen beschadigen en verlies veroorzaken.

Zuivere Alzheimer pathologie komt weinig voor. Het is vaak vooral een combinatie van de typische eiwitstapeling, én vasculaire schade en klontering van andere eiwitten. Die ‘theorie’ van hoe Alzheimer ontstaat is mooi, maar we twijfelen er steeds meer aan, omdat er waarschijnlijk meerdere processen onder liggen. Je zit dus eigenlijk veel meer mixed dementie dan pure Alzheimer dementie.

15
Q

Wat zijn de criteria van frontotemporale degeneratie (FTD)?

A

Ten minste drie kenmerken: ontremming, apathie, verlies van sympathie/ empathie, hyperoraliteit (dingen in mond stoppen), perseverend/ compulsief gedrag.

Relatief gespaard geheugen en visuospatiele vaardigheden.

Hyperoraliteit; Perseverend en compulsief gedrag; Etiologie: tauopathie. Tauo eiwit stapelt zich op in frontaalkwab

15
Q

Wat houdt de preventiestrategie “Use it or lose it” in voor het beschermen tegen dementie en welke adviezen horen daarbij?

A

De preventiestrategie “Use it or lose it” betekent dat het actief gebruiken van het brein helpt om cognitieve achteruitgang en dementie tegen te gaan. Door zowel fysiek actief te blijven als het brein mentaal uit te dagen, bijvoorbeeld door sociale contacten en uitdagende activiteiten, kan de progressie van dementie worden uitgesteld. Daarnaast is het belangrijk om structuur in het dagelijks leven aan te brengen, omdat automatisme je minder afhankelijk maakt. Een gezond dieet draagt ook bij aan het behoud van cognitieve functies. Apathie en inactiviteit kunnen zowel een risicofactor zijn voor dementie als een vroeg symptoom ervan.

16
Wat is het patroon van symptomen bij Alzheimer?
Eerst krijg je last van stemmingsveranderingen (apathie), dit duurt redelijk kort. Dan cognitieve veranderingen. Dan functionele problemen. Dan gedrags- en motorische problemen. Bij ingang van functionele problemen is het MCI.
16
Wat doen NMDA antagonist en noem soorten?
Een soort is memantine Bij Alzheimer is er overactiviteit van NMDA (receptor glutamaat) door een teveel aan glutamaat, wat kan leiden tot zenuwschade en verergering van cognitieve achteruitgang. Door overmatige signaaloverdracht te voorkomen voorkom je celdood. Effect is beperkt. Wordt gebruikt voor matig tot gevorderde AD.
16
Wat zijn de drie stadia van Alzheimer?
Presymptomatische fase (amyloïde op PET zichtbaar, minder amyloïde beta in CSF, asymptomatisch). MCI Dementie
16
Welke middelen zijn er nu wel voor Alzheimer?
Cholinesterase inhibitors (Ach-|) en NMDA antagonisten (memantine).
16
Wat doen cholinesterase inhibitors (ACH-1) en noem soorten?
Soorten zijn Rivastigmine (Exelon), Galantamine (Reminyl) en Donepezil. Achetylcholine is belangrijk voor de prikkeloverdracht in de hippocampus. Als er celdood optreedt en er minder Ach beschikbaar is, kunnen cholinesterase inhibitors de afbraak van Ach remmen. Cholinesterase is namelijk een enzym dan Ach afremt. Je remt dus het afbraakenzym. Hierdoor blijft er meer Ach beschikbaar en ben je dus minder vergeetachtig. Je krijgt een tijdelijke verbetering/ vertraging van klachten. Wordt gebruikt bij matig gevorderde AD en PD. Het werkt vooral goed bij LBD en Parkinson. Cholinesteraseremmers hebben dus niet echt effect op gedrag; ze werken vooral voor LBD en Parkinson voor minder hallucinaties.
17
Wat zijn doelen van behandeling van Alzheimer?
Voorkomen institutionering (verbeteren of vertragen achteruitgang cognitie en ADL). Verlichten gedragsproblemen - Apathie, depressie - Wanen, hallucinaties - Agitatie, agressie
17
Wat is verboden medicatie bij dementie?
Anticholinergica. Dit werkt precies andersom dan de cholinesterase remmers.
18
Waarom wordt memantine (NMDA antagonist) pas laat gegeven?
Er wordt geen effect gevonden eerder in de diagnose. Als je te vroeg op NMDA receptor ingrijpt terwijl systeem nog relatief goed werkt, kun je ongewenste bijwerkingen krijgen, zoals verwardheid en duizeligheid. Het medicijn wordt veel gebruikt bij agressie bij dementie, maar niet op beloop te vertragen.
18
Wat doe je bij gedragsproblemen bij dementie?
Eerst kijk je naar fysiek ongemak en omgevingsfactoren: wat zijn de uitlokkende factoren waardoor iemand gedragsproblemen vertoont? (is er een ontsteking die iemand niet kan uiten? Wordt iemand slecht bejegend?) Dit is een belangrijke taak voor psychologen. Kan je de omgeving veranderen om het gedrag te normaliseren? Hierna komt psycho-educatie voor patiënt en omgeving. Ook biedt je afleiding en gedoseerde en prettige prikkels. Daarnaast is medicatie weinig effectief (maar wel snel). Er is weinig of geen effect en slechts tijdelijk. Ook loop je het risico op bijwerkingen (vallen, hartritmestoornissen).
19
Hoe behandel je een psychose bij Alzheimer?
Psychose is moeilijk te behandelen met antipsychotica. LET OP: bij LBD en parkinson zul je juist verslechtering zien als je dopaminerge middelen geeft (HVZ, pneumonie, parkinsonism, overlijden). Als je al een antipsychoticum wil geven, dan geef je een atypische.
19
Wat doe je bij agitatie bij Alzheimer? Agitatie is onrustig, prikkelbaar of gespannen zijn.
In eerste instantie geef je een antipsychoticum in lage dosis. Dit kan dempend werken op agitatie. Op de korte termijn kan dit hepen, maar op de lange termijn is het nadelig. Soms geef je ook antidepressiva. Boosheid en agressie kan namelijk ook voortkomen uit onmacht vanuit depressieve gevoelens. LET OP: als je al medicatie geeft voor gedragsproblemen, wil je dit ook weer afbouwen. Want de medicijnen kunnen ook negatieve effecten hebben op de gezondheid. Mensen die chronisch antipsychotica krijgen, kunnen bijvoorbeeld stram (stijf, moeilijk bewegen) worden en slikproblemen krijgen en een vergrote kans hebben op een herseninfarct. Je wil het na 3 maanden uiterlijk staken/ afbouwen. Situatie moet dus echt ernstig zijn vanwege risico's.
20
Hoe behandel je een depressie bij Alzheimer?
Bij apatie start je met Ach-| (cholinesterase inhibitors) (want apathie hoeft niet hetzelfde te zijn als depressie). Als het wél een depressie is geef je antidepressiva. Bij Parkinson en LBD heeft TCA de voorkeur, want andere antidepressiva kunnen verergering van Parkinson klachten geven.
21
Waardoor kan veilig gebruik van medicatie in polyfarmacie in gevaar zijn?
Medicatietrouw, opvolgen (soms complexe) gebruiksadviezen, slecht herkennen bijwerkingen.
22
Wanneer spreek je volgens de richtlijnen van polyfarmacie?
Wanneer er 5 medicijnen of meer gebruikt. In sommige gevallen is het de gouden standaard om vijf soorten medicatie te krijgen.
22
Waarom hebben ouderen meer kans op bijwerkingen?
Bij ouderen verandert de farmacokinetiek door een verminderde nierfunctie, veranderde competitie op het niveau van CYP450-enzymen in de lever, en een andere verdeling van water, vet en spiermassa. Hierdoor krijgen lipofiele middelen zoals diazepam een groter verdelingsvolume en langere halfwaardetijd, terwijl hydrofiele middelen vaak een lagere dosis nodig hebben. Ook is er vaak sprake van een afgenomen first-pass metabolisme in de lever. De farmacodynamiek verandert doordat de gevoeligheid en dichtheid van receptoren afneemt en de homeostatische reserve verslechtert. Hierdoor reageren ouderen sterker op middelen die het centraal zenuwstelsel of cardiovasculaire systeem beïnvloeden, zoals opioïden, dopamine-agonisten en anticholinerge medicatie. Dit verhoogt het risico op vallen en delier. Daarnaast hebben ouderen vaak meerdere aandoeningen (comorbiditeit) en gebruiken ze meerdere medicijnen (polyfarmacie), wat de kans op interacties en bijwerkingen aanzienlijk vergroot.
22
Waardoor ontstaat polyfarmacie?
- Risicomanagement/ preventie - Veel onderzoek naar medicatie bij jonge mensen met één ziektebeeld - Chronische ziekte(n) - Marketing - Onverklaarde lichamelijke klachten - Therapie wordt onvoldoende geëvalueerd - Bijwerkingen worden behandeld - Preventie van bijwerkingen - Voortgang gebruik ondanks therapie-falen
23
Hoe kan je polyfarmacie optimaliseren?
Welk medicijn ontbreekt? Wat wordt daadwerkelijk gebruikt? Welk medicijn is onnodig of niet effectief? Zijn er bijwerkingen? Relevante interacties Kan dosering, doseerfrequentie of innamevorm praktischer? Lijstjes ziektebeelden van mensen die voordeel houden van medicatie Sommige mensen krijgen dus juist te weinig medicatie omdat veel artsen terughoudend zijn.
23
Wat is medicatiesanering en wat levert het op?
Het beoordelen en zo nodig stoppen, aanpassen of vervangen van medicijnen die patiënt gebruikt. Het levert geen afname van medicatie gerelateerde opnames of andere medicatie gerelateerde schade op populatie niveau; Vooral betere hanteerbaarheid en doelgerichtheid van medicatie met mogelijk op individueel niveau wel voorkomen van vermijdbare schade.
24
Wat is de rol van glutamaat bij de ziekte van Alzheimer en hoe werkt memantine als behandeling?
Bij Alzheimer leidt de degeneratie van GABA-neuronen tot overmatige vrijlating van glutamaat, omdat GABA normaal gesproken glutamaat afremt. Dit veroorzaakt verstoring van glutamaattransmissie, wat geheugen- en leerproblemen geeft. In een gevorderd stadium van Alzheimer leidt overmatige glutamaatstimulatie tot schade aan dendrieten en afsterven van neuronen. De NMDA-receptor, die betrokken is bij glutamaatwerking, wordt geactiveerd als er neuronale depolarisatie is (waardoor magnesium weggaat), glutamaat bindt én glycine als cofactor aanwezig is. Memantine werkt als een NMDA-antagonist met lage affiniteit: het blokkeert de receptor alleen wanneer deze abnormaal geactiveerd is, zonder normale glutamaatwerking te verstoren. Hierdoor helpt het overmatige glutamaatactiviteit te remmen, wat cognitieve functies kan verbeteren en de progressie van Alzheimer mogelijk vertraagt.
25
Wat zijn de driekenmerken van de pathofysiologie van Alzheimer?
Aβ geaggregeerd in plaques Neurofibrillaire tangles bestaande uit gehyperfosforyleerd tau-eiwit Aanzienlijk neuronaal celverlies -> verlies van neuronen treedt op in limbische en corticale gebieden en treft vooral cholinerge neuronen, hoewel ook andere neurotransmittersystemen worden aangetast.
26
Wat zijn risicofactoren voor een delier?
Bestaande verminderde cognitive Zintuiglijke beperkingen Hogere leeftijd Fysieke beperking Ernstige ziektes Voorgeschiedenis van overmatig alcoholgebruik Infectie Medicatie met antocholinerge eigenschappen op opioïden
27
Hoe is de zorg rondom een delier georganiseerd in het ziekenhuis, van screening tot behandeling?
De herkenning van een delier is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het hele behandelteam. In het ziekenhuis moet standaard worden gescreend op delier, net zoals op vitale functies. Bij aanwijzingen voor een delier wordt gebruikgemaakt van een screeningsinstrument zoals de DOSS. Iedere patiënt van 70 jaar of ouder moet binnen twee uur na opname of bij voorbereiding op een geplande opname worden gescreend op delier-risico. Ieder ziekenhuis of instelling moet beschikken over een lokaal delierprotocol. De hoofdbehandelaar is verantwoordelijk voor de diagnose en de start van de behandeling. Haloperidol is de eerstekeusmedicatie, behalve bij patiënten met een hypokinetisch rigide syndroom of Lewy Body dementie. In die gevallen wordt de Parkinsonmedicatie verlaagd; als dat niet voldoende helpt, kunnen cholinesteraseremmers zoals rivastigmine of atypische antipsychotica zoals quetiapine of clozapine worden overwogen. Delier bij dementie, vooral bij Lewy Body dementie, wordt behandeld volgens de dementierichtlijn.
28
Wat houdt een gestructureerde medicatiebeoordeling in volgens de richtlijn polyfarmacie, en wie is waarvoor verantwoordelijk?
Een gestructureerde medicatiebeoordeling wordt uitgevoerd door de arts en apotheker samen met de patiënt, met als doel het medicatiegebruik te optimaliseren en farmacotherapiegerelateerde problemen (FTPs) te voorkomen. De (huis)arts of apotheker is verantwoordelijk voor het signaleren en aanpakken van FTP's bij polyfarmacie. Bij elke nieuwe voorschrijving moet de arts de effectiviteit, noodzaak, veiligheid en de wens van de patiënt beoordelen. De apotheker controleert deze punten aanvullend vóór het afleveren van de medicatie, in samenspraak met de patiënt.