Hc 8- Pijn Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat is pijn?

A

Acute pijn komt voor bij weefselschade. Als je daarna weer actief wordt, kan het genezen en verdwijnt de pijn. Maar, pijn wordt 100% van de tijd bepaald door het brein. Als je brein pijnsignalen blijft produceren nadat de weefselschade is genezen en dus langer dan 3 maanden blijft bestaan, heb je chronische pijn. Het gaat niet zozeer over schade aan het lijf, maar meer over sensitiviteit van je zenuwen. Je moet in dit geval je zenuwstelsel en brein herprogrammeren om pijn te verminderen.

Pijn = een onaangename zintuiglijke en emotionele ervaring die verband houdt met feitelijke of potentiële weefselschade, of in termen van dergelijke schade wordt beschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent acute pijn?

A

Pijn die van korte duur is en verdwijnt; gewoonlijk houdt deze direct verband met de oplossing of genezing van weefselschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent neuropathische pijn?

A

Pijn die het gevolg is van schade aan of disfunctie van een deel van het perifere centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent nociceptie?

A

Het proces waarbij schadelijke prikkels activiteit teweegbrengen in de sensorische banen die “pijnlijke” informatie overbrengen. Pijn veroorzaakt door activering van nociceptieve zenuwvezels.

Het proces waarbij een nociceptor een schadelijke stimulus detecteert en een signaal (actiepotentiaal) genereert dat wordt doorgegeven aan hogere centra in het nociceptieve traject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent chronische pijn?

A

Pijn die langer aanhoudt dan verwacht; een kunstmatige drempel voor chroniciteit is niet geschikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een noxische stimulus?

A

Stimulus die schade toebrengt of zou kunnen toebrengen aan weefsels van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent hyperalgesie?

A

Een verhoogde reactie op een prikkel die normaal al pijnlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent allodynie?

A

Pijn veroorzaakt door een prikkel die normaal geen pijn opwekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent analgesie?

A

Elk proces dat de pijnsensatie vermindert, zonder de normale tastzin te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is plaatselijke verdoving?

A

Blokkering van alle gevoel op een plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een primair afferent neuron (PAN)?

A

Het eerste neuron in de somatosensorische pathway; detecteert mechanische, thermische of chemische prikkels aan zijn perifere terminals en zendt actiepotentialen naar zijn centrale terminals in het ruggenmerg. Alle PAN’s hebben een cellichaam in het achterwortelganglion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een nociceptor?

A

Een primair afferent (sensorisch) neuron dat alleen wordt geactiveerd door een schadelijke stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een dorsaal rootganglion (DRG)?

A

Bevat de cellichamen van de PAN’s; eiwitten, waaronder transmitters, receptoren en structurele eiwitten, worden hier gesynthetiseerd en getransporteerd naar perifere en centrale terminals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de somatosensorische cortex?

A

Gebied van de hersenschors dat voornamelijk input ontvangt van cutane sensorische zenuwen; de cortex is topografisch gerangschikt, waarbij aangrenzende gebieden input ontvangen van aangrenzende lichaamsgebieden; stimulatie van de somatosensorische cortex creëert sensaties van het lichaamsdeel dat ernaar projecteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(!) Wat is een (dorsal root) projection neuron?

A

Neuron in de dorsale hoorn dat signalen ontvangt van PAN’s en of interneuronen, en via het ruggenmerg naar hogere verwerkingscentra projecteert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de spinobulbar tractus?

A

Verschillende tractus van neuronen die projecteren van het ruggenmerg naar hersenstamkernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een interneuron?

A

Neuron met zijn cellichaam, axon en dendrieten in het ruggenmerg; kan exciterend of remmend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de spinothalamus tractus?

A

Tractus van neuronen die projecteren van het ruggenmerg naar de thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het dorsal horn?

A

Iets in het ruggenmerg dat sensorische informatie van het lichaam ontvangt.

13
Q

PANs detecteren zintuigelijke input en geven dit door. Specifieke responskenmerken van PANs worden bepaald door specifieke receptoren. Wat zijn deze drie verschillende receptoren?

A

Alfa bèta fiber - NIET PIJNLIJKE mechanische stimuli. Bijvoorbeeld aaiend gevoel over je huid, een lichte druk, haarbeweging, trilling. Deze fiber is gemyeliniseerd; dus wordt heel snel doorgegeven aan het brein.

Alfa delta fiber - PIJNLIJKE mechanische stimuli. Acuut en heftig. Bijvoorbeeld je stoot je teen of slaat op je duim. Ook gemyeliniseerd, dus snel doorgeven.

C-fiber - PIJNLIJKE hitte en chemische stimuli. Hand boven vlam houden en havanero peper. Deze is als enige NIET gemyeliniseerd, daardoor is er vertraging qua wanneer de pijn begint en het blijft erna langer sluimeren.

14
Q

Wat is pijnmodulatie en op welk niveau kan het plaatsvinden?

A

Pijnmodulatie is de beïnvloeding van de signaaloverdracht van pijn, waardoor pijnbeleving kan worden versterkt of verzwakt. Dit gebeurt o.a. op het niveau van het ruggenmerg, waar het primair afferent neuron, interneuronen, descending neuronen en dorsal horn projection neuronen betrokken zijn. Ook neurotransmitters zoals GABA, serotonine, opioïden-receptoren en NMDA-receptoren spelen hierbij een rol.

15
Q

Wat is de reden waarom alcohol op een wondje brandt?

A

De reden waardoor alcohol brandt wanneer je het op een wondje doet, is omdat VR1 zenuwcellen in de wond blootliggen die normaal gesproken hete temperaturen waarnemen. Ze hebben hun eigen drempelwaarde voor pijn, maar dit wordt verlaagd door alcohol; zoveel dat je eigen lichaamstemperatuur aanvoelt als brandend.

16
Q

Wat is de Scoville heat scale en hoe werkt capsaïcine via C-vezels?

A

De Scoville heat scale is een logaritmische schaal die aangeeft hoe heet een peper is, gebaseerd op het gehalte aan capsaïcine. Capsaïcine activeert TRPV1-receptoren op C-vezels, die een brandend pijnsignaal doorgeven. Het zit ook in pepperspray. Toepassing van capsaïcinecrème zorgt eerst voor een toename van het brandend gevoel, maar bij herhaald gebruik raken de zenuwuiteinden uitgeput of minder gevoelig, waardoor de pijn afneemt.

17
Q

Wat zijn NSAID’s en hoe verschillen ze van glucocorticoïden en paracetamol?

A

NSAID’s (zoals aspirine en ibuprofen) zijn niet-steroïde ontstekingsremmers met pijnstillende, koortsverlagende en anti-inflammatoire werking. Ze onderdrukken ontsteking, maar werken niet via glucocorticoïden. In tegenstelling tot glucocorticoïden zijn ze geen steroïden.Paracetamol is géén NSAID, omdat het nauwelijks ontstekingsremmend werkt.

NSAID = Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drugs

18
Hoe werken NSAID's en welke effecten verminderen ze door het remmen van prostaglandines?
NSAID's remmen het COX-enzym (COX-1 en COX-2), waardoor de productie van prostaglandines wordt verminderd. Dit leidt tot minder pijn, koorts, ontsteking, bloedvatvernauwing/-verwijding, bloedplaatjesaggregatie en weeën. Hierdoor werken NSAID's pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend. Prostaglandines zorgen namelijk voor koorts, gevoeligheid voor pijn, etc. Het COX enzym zet arachidonacid om in prostaglandines.
19
Hoe werkt lidocaïne als lokaal anestheticum en wat is het effect op zenuwsignalen?
Lidocaïne blokkeert voltage-gated sodium channels (VSSC's) in perifere zenuwen, waardoor actiepotentialen niet worden doorgegeven en glutamaat niet vrijkomt in het ruggenmerg. Hierdoor wordt het pijnsignaal geblokkeerd en kan het niet naar de hersenen worden gestuurd. Dit remt niet alleen pijnsignalen maar ook andere prikkels zoals druk.
19
Wat is het verschil tussen intrathecale en epidurale toediening van lokale anesthetica?
Intrathecale toediening brengt het anestheticum direct in het cerebrospinale vocht (CSF), wat zorgt voor een snelle, sterke en goed afgebakende verdoving doordat het direct bij de zenuwen komt. Epidurale toediening gebeurt in de ruimte buiten het dura mater, waardoor het medicijn langzamer werkt, een meer diffuse verdoving geeft en minder kans op infectie heeft.
20
Wat zijn drie verklaringen voor neuropathische pijn en hoe ontstaan ze?
1. Sprouting: Na zenuwbeschadiging ontstaan nieuwe zenuwuiteinden ('tangled neuromas') en teveel VSSC-receptoren, wat leidt tot overmatige signaaloverdracht (ectopic activity), zoals bij fantoompijn. 2. Myelineverlies: Verlies van myeline (bijvoorbeeld door diabetesneuropathie) leidt tot de aanleg van nieuwe VSSC's die spontaan pijnsignalen afgeven zonder prikkel (ectopic activity). 3. Ephatic cross-talk: Bij demyelinisatie kunnen signalen overspringen van een beschadigde zenuw naar een naburige zenuw (bijvoorbeeld C-fiber), waardoor pijn wordt doorgegeven zonder echte stimulus.
20
Hoe werken opioïden in het lichaam en wat is het effect op pijn en dopamine?
Opioïden zijn agonisten van opioïde receptoren die zich bevinden nabij pijnsignaaloverdracht. Door deze receptoren te activeren, remmen ze inhiberende neuronen die normaal dopamine afgifte beperken. Dit leidt tot meer dopamine afgifte, wat pijn vermindert door modulatie van het signaal zowel pre- als postsynaptisch. Naloxone is een antagonist die deze werking kan tegengaan.
21
Wat is 'ectopic activity'?
Dat een zenuwcel spontaan elektrische signalen gaat afvuren, zonder echte prikkel van buitenaf (hypergevoelig door teveel receptoren). Dit gebeurd dus bij sprouting en myelineverlies (vorige vraag).
22
Wat zijn de vier processen bij neuropathische pijn?
Je hebt 4 processen bij neuropathische pijn: 1. Ectopische activiteit (spontaan) (nr 1 en 2: sprouting en myelineverlies) 2. Epathic crosstalk (elektrische overdracht) (nr 3) 3. Toename in sympathische activiteit (adrenaline/ noradrenaline) 4. Ontstekingspijn → onderdeel van gevoeligheid → cytokines in het brein zijn krachtige neuromodulatoren die een belangrijke rol spelen bij gevoeliger worden voor pijn. Bij chronische inflammatie ben je dus gevoeliger voor pijn.
23
Welke descending pathways beïnvloeden nociceptie en pijn en hoe werken ze?
Er zijn drie belangrijke descending pathways die pijn moduleren: 1. PAG (periaqueductal gray): stuurt signalen naar het ruggenmerg om pijnsignalen te remmen. 2. Norepinephrine: vermindert pijn door remmende effecten in het ruggenmerg. 3. Serotonine: kan pijn moduleren, zowel remmend als versterkend, afhankelijk van de receptor en locatie.Deze pathways zorgen voor descending inhibition, waardoor pijn kan worden onderdrukt wanneer het lichaam andere prioriteiten heeft.
24
Welke endogene stoffen spelen een rol in de interne anti-nociceptie en hoe werken ze?
Endogene opioïden zoals endorfines (μ-receptor), enkefalines (δ-receptor) en dynorfines (κ-receptor) binden aan opioïde receptoren en remmen pijnsignalen, vooral in de dorsale hoorn en via de PAG. Daarnaast spelen neurotransmitters serotonine en noradrenaline een rol in descending inhibitie van pijn, wat zorgt voor natuurlijke pijnstilling die helpt bij overleving. Dit is dus natuurlijke pijnstilling!
25
Welke twee processen zorgen continu voor natuurlijke pijnremming?
1. Noradrenaline: Constante afgifte van noradrenaline zorgt via α2-adrenerge receptoren voor descending inhibitie van pijn, waardoor normale lichaamssignalen niet als pijnlijk worden ervaren. Minder noradrenaline kan leiden tot pijngevoeligheid. 2. Serotonine: Altijd een basale afgifte remt pijn via postsynaptische 5HT-receptoren. Serotonine kan pijn zowel remmen (via 5HT1B/D) als versterken (via 5HT3). SNRI's kunnen chronische pijn helpen doordat ze serotonine én noradrenaline verhogen, terwijl SSRI's minder geschikt zijn door onvoorspelbare effecten.
26
Wat is een andere naam voor paracetamol?
Acetaminophen
27
Hoe helpt paracetamol bij sociale pijn en welke hersengebieden zijn hierbij betrokken?
Paracetamol vermindert sociale pijn door de neurale activiteit te verlagen in hersengebieden zoals de dorsale anterieure cingulate cortex (dACC) en bilaterale anterieure insula, die geassocieerd zijn met zowel sociale als fysieke pijn. Hierdoor ervaren mensen minder hurt feelings bij sociale uitsluiting. Dit laat zien dat er een overlap is tussen sociale en fysieke pijnverwerking in het brein.
28
Wat is de relatie tussen sociale steun en fysieke pijn?
Sociale steun vermindert niet alleen sociale pijn, maar kan ook fysieke pijn verminderen. Andersom kan paracetamol, dat fysieke pijn vermindert, ook sociale pijn verminderen.
29
Hoe speelt centrale sensitisatie een rol bij functionele somatische syndromen?
Centrale sensitisatie speelt een rol bij functionele somatische syndromen doordat pijnsignalen versterkt worden door endogene processen in zowel het ruggenmerg (segmentale sensitisatie) als in hersengebieden (suprasegmentale sensitisatie).
30
Wat is het verschil tussen segmentale en suprasegmentale sensitisatie?
Segmentale sensitisatie vindt plaats in de dorsale hoorn van het ruggenmerg, waar pijnsignalen versterkt worden door voortdurende activiteit (activity dependent) en betrokken zijn bij hyperalgesie en allodynie. Voorbeelden zijn diabetische neuropathie en lage rugpijn. Alfa2-delta liganden kunnen hier medicamenteus op inwerken. Suprasegmentale sensitisatie vindt plaats in de hersenen, zoals de thalamus en cortex, waar signalen verkeerd geïnterpreteerd of versterkt worden, ook zonder duidelijke trigger. Dit speelt een rol bij fibromyalgie, pijn bij depressie/angst en somatische syndromen.
31
Wat is het verschil tussen fibromyalgie en diabetische neuropathie, en hoe worden deze aandoeningen behandeld?
Fibromyalgie is een chronische pijnaandoening met pijnlijke drukpunten, vermoeidheid en cognitieve klachten, zonder duidelijke perifere zenuwbeschadiging. De pijn komt door centrale sensitisatie in het brein (suprasegmentale sensitisatie). Behandeling bestaat uit leefstijlveranderingen, pijneducatie en soms medicatie zoals antidepressiva of pijnstillers om symptomen te verminderen. Diabetische neuropathie is zenuwbeschadiging door hoge bloedglucose (hyperglycemie) en metabolische veranderingen, met demyelinisatie en verminderde doorbloeding, vooral in handen en voeten. Behandeling is eerst niet-medicamenteus (leefstijl, educatie), daarna medicamenteus: eerst SNRI's (zoals duloxetine), daarna TCA's of gabapentine/pregabaline, en eventueel lokaal anesthetica of capsaïcine crème.
31
Wat is fibromyalgie, wat zijn de kenmerken en wat is de vermoedelijke oorzaak van de pijn bij deze aandoening?
Fibromyalgie is een chronische pijnaandoening die gekenmerkt wordt door pijnlijke drukpunten (tender points), vermoeidheid, cognitieve problemen (zoals 'fibro-fog') en vaak pijn in spieren en gewrichten. Het komt vooral bij vrouwen voor (2-4%) en wordt vastgesteld door uitsluiting van andere aandoeningen. Er is geen specifieke test voor fibromyalgie. De pijn wordt vermoedelijk veroorzaakt door suprasegmentale centrale sensitisatie, waarbij een verminderde cortico-thalamische rem op nociceptieve pathways leidt tot verhoogde pijnperceptie (allodynie en hyperalgesie).
32
Hoe werken α2δ-ligands zoals gabapentine en pregabaline bij pijnstilling (analgesie), en waarom zijn ze effectief bij neuropathische pijn?
α2δ-ligands binden selectief aan openstaande voltage-gated calcium kanalen (VSCCs) in presynaptische terminals, vooral in de dorsale hoorn en thalamus. Ze blokkeren deze kanalen waardoor de afgifte van exciterende neurotransmitters zoals glutamaat vermindert. Dit leidt tot minder doorgeven van pijnsignalen, vooral bij centrale sensitisatie waar er overmatige nociceptieve activiteit is. Omdat ze alleen binden als de VSCCs open zijn (activiteitsafhankelijk), remmen ze pijnsignalen voornamelijk bij beweging of pijnlijke prikkels, maar beïnvloeden ze de rusttoestand niet. Gabapentine en pregabaline zijn zo effectief bij neuropathische pijn.
33
Wat is de eerste, tweede en derde keus bij diabetische neuropathie behandeling?
Eerste keus: SNRI (duloxetine, evt. venlafaxine) Tweede keus: TCA of gabapentine of pregabaline Derde keus: lokaal anestheticum: carbamazepine of capsaicine crème
34
Wat is het verschil tussen neuropathische pijn en nociceptieve ("normale") pijn?
Neuropathische pijn ontstaat door schade of disfunctie in het perifere of centrale zenuwstelsel zelf. Nociceptieve pijn ontstaat door activatie van nociceptieve zenuwvezels als reactie op weefselschade of potentiële schadelijke prikkels.
35
Beschrijf het proces van nociceptie tot pijnbeleving.
Nociceptie begint wanneer primaire afferente neuronen sensorische stimuli detecteren via transductie, waarbij membraaneiwitten een spanningsverandering veroorzaken. Bij voldoende stimulatie openen voltage-gated sodium channels (VSSC's) en ontstaat een actiepotentiaal die naar de dorsale hoorn van het ruggenmerg loopt. Daar projecteren neuronen naar hogere hersencentra via twee hoofdwegen: De spinothalamische tractus voor sensorische en discriminatieve verwerking (plaats en intensiteit van pijn). De spinobulbar tractus voor emotionele en motivationele verwerking via het limbisch systeem. De integratie van deze signalen leidt tot de subjectieve ervaring van pijn.
36
Wat zijn medicatie voorbeelden voor de volgende categorieen: - NSAIDs - Opioids - SNRIs - Alfa-2-delta ligands - Locate anaesthetics
- NSAIDS: ibuprofen, naproxen, aspirine, diclofinac en naproxen. - Opiods: morphine, tramadol, oxycondone - SNRIs: duloxetine, milnacipran, levomilnacipran, venlafaxine, desvenlafaxine - Alfa-2-delta ligands: gabapentin, pregabalin - Lokale anaesthetics: lidocaine
37
Wat is de relatie tussen pijn en angst- en stemmingsstoornissen?
Pijn en emotionele symptomen zoals angst en depressie komen vaak samen voor en overlappen. Pijn kan zowel zelfstandig optreden als samen met symptomen als vermoeidheid, slapeloosheid en concentratieproblemen. Ongeacht de oorzaak moet pijn adequaat behandeld worden, vaak met SNRIs en alfa-2-delta ligands.