HC07 Flashcards
(17 cards)
Waarom is kennis van topografische anatomie en pathofysiologie belangrijk voor KD pluimvee?
Omdat kippen klinische symptomen pas laat tonen, is goede kennis van anatomie en pathofysiologie essentieel om ziekte te herkennen en diagnosticeren.
Wat is het verschil tussen waarneming en bevinding in klinische diagnostistiek (KD)?
Waarneming = wat je ziet; bevinding = geïnterpreteerde betekenis van die waarneming.
Wat is een referent gezond dier?
Een dier dat in evenwicht leeft met zijn omgeving, presteert volgens de norm en geen tekenen van ziekte toont
Wat is het verschil in doel tussen VDO-doel (grote koppels, productie) en particulier gehouden pluimvee?
VDO-doel: productiedier, mag dood (de patiënt = koppel), kip mag dood maar koppel moet blijven leven
Particulier: individuele kip moet blijven leven (de patiënt = dier)
waaruit bestaat het klinisch onderzoek?
1.signalement
2.anamnese
3.algemene indruk
4.Algemeen Onderzoek
5,Onderzoek Orgaansystemen
6.Aanvullend Laboratoriumonderzoek
7.post mortaal klinisch diagnostistiek onderzoek > bij houderijen
1.signalement voor particulier gehouden kip:
-Type (vlees-, leg-, sier-, sport-, gezelschapskippen)
-Soort (kip, kalkoen, eend, fazant, e.d.) en ras
-Geslacht
-Uitkomstdatum (leeftijd)
-Kleurslag, kamvorm
-Ringnummer
1.signalement voor VDO-doel:
-Type (SS, LL, KK; eindproduct of reproductie; opfok?)
-Merk
-Herkomst (VB/broederij/opfokker)
-uitkomstdatum
2.anamnese particulier:
-Iatrotrope probleem: klacht + orgaansysteem
-Ziekteverloop
-Voorgeschiedenis
-Basale functies
-Omgevingsfactoren (vaccinaties, voer, zoötechniek).
2.anamnese VDO-doel:
-Iatrotrope probleem: klacht
-Ziekteverloop
-Voorgeschiedenis: bijv. stalkaart, opfok
-Basale functies: stalkaart
-Kengetallen (leg, vlees, reproductie)
-Omgevingsfactoren (vaccinaties, voer, zoötechniek).
-Kengetallen (uitval mag max 3% zijn)
(2.anamnese) kengetallen reproductiehennen:
-Eiproductie (legpercentage en productiecurve, top ca. 85%)
-Eigewicht
-II soort eieren (vs. broedeieren)
-Voeropname (gram per dier per dag)
-Uitval en verloop van uitval
-Uitkomstpercentage
-(lichaamsgewicht; (hennen) en hanen)
(2.anamnese) kengetallen leghennen:
-wateropname
-voeropname
-eiproductie (legpercentage en productiecurve)
-uitval + verloop uitval
-ei-gewicht
-2e soort eieren
-lichaamsgewicht
-(uitkomstpercentage)
(2.anamnese) kengetallen vleeskuikens:
-Voerconversie (VC1700)
-Groei per dier per dag (gpdpd: 2 rekenwijzen)
-Uitval (aantal en %)
-Uniformiteit (%)
3.algemene indruk: wat kan je bij kippen zien met je handen op je rug?
-Gedrag en bewustzijn
-Houding en gang
-Respiratie op afstand
-IHOSKA en verenkleed
(NIET: voedingstoestand (zit onder verenkleed))
(WEL: indicaties rond productieve staat hen)
4.algemeen onderzoek (AO), gereedschappen:
ruiken, inspectie, palpatie (oppervlakkig en diep), auscultatie, percussie, speciale onderzoeksmethoden (= RIPAPS)
4.algemeen onderzoek (AO), belangrijk om te weten over kippen (vogels):
-Worden uit de hand (niet op tafel) onderzocht.
-Kunnen doodgaan in je hand en moeten dus snel, efficiënt en veilig worden onderzocht.
-vogel word van voor naar achteren onderzocht\
-Alles wordt meegenomen in het onderzoek. Er is dus geen stap van AO naar orgaansysteem!
4.algemeen onderzoek (AO), Verschil gedomesticeerd dier vs. niet-gedomesticeerd dier:
-Domesticatie ~selectie op hanteerbaarheid.
-Domesticatie > afhankelijkheid van/toenadering tot de mens.
-Domesticatie: verlies fight/fright/flight reacties:
-Verhoogde O2 behoefte
-Adrenerg (redistributie circulatie)
-Verlies veren door “schrikruien” (pauw)
4.algemeen onderzoek (AO), verschil tussen zoogdieren en kippen mbt Ademhaling - Pols - Temperatuur - HBH - Slvl - Lnn:
A: geen diafragma; luchtzakken; geluid
P: voelbaar aan de hals; “niet” gedaan
T: “andere” febriele respons; 42 °C
HBH: kam, verenkleed, snavel, nagels
Slvl: ogen, bek, cloaca
Lnn: niet aanwezig