PR12-13-urineonderzoek-bloedonderzoek Flashcards
(48 cards)
Wat voor test is dit en benoem de componenten?
Immunofluorescentietest (indirect, IFA)
Wat toont serologische diagnostiek aan en waar is het op gebaseerd?
Toont aan of er specifieke antistoffen tegen een infectieziekte aanwezig zijn in serum; gebaseerd op antistofreactie, kwalitatief of kwantitatief (titer).
Wat is een titer in serologische diagnostiek?
De hoogste verdunning van serum waarin nog antistoffen kunnen worden aangetoond.
Wat is het belang van gepaarde sera?
Vergelijking van 2 serumstalen met 2-4 weken tussen: stijging van IgM wijst op recente infectie of vaccinatie, persistentie op chronisch.
Welke serologische technieken bestaan er?
ELISA, Hemagglutinatieremming (HI), Serum neutralisatietest (SN), Immunofluorescentie (IFA), Agarose precipitatie (AGP).
Wat is sensitiviteit en specificiteit bij diagnostiek?
Sensitiviteit: % werkelijk positieven dat test positief. Specificiteit: % werkelijk negatieven dat test negatief. Beide bepalen betrouwbaarheid.
Hoe bewaar je urine correct voor onderzoek?
Binnen 3 uur analyseren of gekoeld bewaren, max. 48 uur. Anders met conserveermiddel. Monstername o.a. via spontane mictie, katheter, cystocentese.
Wat zijn afwijkingen in urinekleur en wat kunnen ze betekenen?
Donker = geconcentreerd, licht = verdund, rood = ery’s of Hb, bruin/geelgroen = myoglobine/bilirubine, etc.
Wat betekent het soortelijk gewicht (S.G.) van urine?
Geeft concentratie aan. Hoog S.G. bij geconcentreerde urine, laag bij verdunning of nierfalen. Gemeten met refractometer.
Wat kunnen afwijkingen in urine-pH betekenen?
Lage pH = acidose, spierafbraak, hypokaliëmie. Hoge pH = bacteriën, ammoniakvorming, medicatie. pH beïnvloed door dieet en ziekte.
Wat betekent aanwezigheid van eiwit of bloed in urine?
Eiwit: nierprobleem of infectie. Bloed/Hb: trauma, hemolyse, teststrip geeft positieve uitslag via oxidatiereactie.
Wat kan de aanwezigheid van bilirubine of glucose in urine aangeven?
Bilirubine: galwegobstructie, leverziekte. Glucose: diabetes, nierschade, of hoge bloedglucose. S.G. vaak ook verhoogd.
Wat is pyurie en hoe stel je dat vast in urineonderzoek?
Pyurie = > 5 leukocyten/hpf, wijst op ontsteking. Kan door infectie of aseptisch proces zijn.
Welke micro-organismen en structuren zie je bij urinesediment?
Bacteriën, gisten, parasieten, cilinders (bij nierschade), cellen (erytrocyten, leukocyten, epitheelcellen), en kristallen.
Wat zijn veelvoorkomende kristalsoorten in urine?
Tripelfosfaat (struviet), ammoniumuraat, calciumfosfaat, calciumcarbonaat, calciumoxalaat monohydraat & dihydraat.
Wat zijn de drie belangrijkste parameters om de diagnostische waarde van een test te bepalen?
Sensitiviteit
Specificiteit
Prevalentie
sensitiviteit =
het percentage positieve dieren dat door de test ook als positief wordt herkend.
-Zegt iets over het percentage vals-negatieven.
-Lage sensitiviteit komt door antilichaamconcentratie onder de
detectiegrens.
Specificiteit =
het percentage negatieve dieren dat door de test ook als negatief wordt herkend.
-Zegt iets over het percentage vals-positieven.
-Belangrijk voor betrouwbaarheid van een test.
Waarom is het belangrijk om bloed bij een patiënt in rust en nuchter af te nemen?
Om fysiologische variatie te minimaliseren en hemolyse te voorkomen.
Welke bloedvaten worden gebruikt voor bloedafname bij een hond, paard en rund?
Hond: vena cephalica of jugularis; Paard: vena jugularis; Rund: vene onderaan staartbasis.
Wat is het verschil tussen plasma en serum?
Plasma bevat stollingseiwitten, serum is bloed zonder stollingseiwitten na stolling en centrifugatie.
Wat is het doel van antistollingsmiddelen bij bloedafname?
Om stolling te voorkomen en daarmee analyse van plasma of totaal bloed mogelijk te maken.
Wat doet Heparine (groene buis)?
Bindt antitrombine; irreversibel proces → goed bruikbaar voor biochemie.