practicum handelingen Flashcards

(107 cards)

1
Q

waaruit bestaat de ziekte geschiedenis?

A

signalement en anamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geef het VKR rijtje

A
  1. Signalement
  2. Anamnese
  3. Algemene indruk
  4. Lichamelijk onderzoek
  5. Probleemlijst
  6. Differentiaaldiagnose
  7. Aanvullend onderzoek
  8. Definitieve diagnose
  9. Therapie / Behandelplan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

signamelent:

A

-Diersoort
-Ras
-Geslacht
-Leeftijd
-Kleur en aftekening
-Bijzondere kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anamnese:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

algemene indruk:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

algemeen onderzoek:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algemeen onderzoek varken:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat wil je weten dmv AO:

A

-Mate van verstoring
-Acuut/subacuut/chronisch
-Lokalisatie probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in welke toestand voer je AO het liefst uit?

A

in rust, je vergelijkt het ook met de referentiewaarden in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

moet AO altijd worden uitgevoerd?

A

ja, moet altijd worden uitgevoerd (evt. prioritering afhankelijke van ernst/omstandigheden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

AO: ademhaling
-waar let je op?

A

1.diepte
2.type
3.ritme (regelmaat)
4.frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

AO: ademhaling
-waar neem je dit op?

A

opnemen doe je van enige afstand, schuin achter/schuin achter en boven het dier. Bij LH aan de rechterkant (i.v.m. pens) en bij GD en paard aan de linkerzijde).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

AO: ademhaling (diepte)
-welke 2 afwijkingen mbt diepte zijn er?

A

 Fysiologisch (zuchten)
 Pathologisch: dyspneu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

AO: ademhaling (type)
-welke type ademhaling zijn er?

A

1.Costo-abdominaal
2.Costaal
3.Abdominaal
4.Pendelen
5.Pseudopendelen (bij geforceerde inspiraties)
6.Fladderthorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een costo-abdominale ademhaling?

A

combinatie borstademhaling en buikademhaling = normale ademhaling!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een costale ademhaling?

A

borstademhaling: Treedt op bij een hoge druk in abdomen (bijv. bij drachtigheid, maagoverlading, tympanie of ascites)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is een abdominale ademhaling?

A

buikademhaling:
o Bij een vermindering van de elasticiteit van de longen (o.a. emfyseem = toename van hoeveelheid lucht in longen waardoor verscheuring optreedt van alveolaire structuren).
o En bij vernauwing van de luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is pendelen?

A

Hierbij beweegt bij de inademing de borstkas naar buiten en de buik naar binnen. Bij de uitademing gebeurd dit precies andersom. Een pendelende ademhaling wordt gezien bij dieren waarbij het middenrif niet goed functioneert, bijvoorbeeld als het middenrif is gescheurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is fladder thorax?

A

ernstig letsel van de borstkas dat ontstaat na een ernstig ongeval waarbij grote kracht is uitgeoefend op de borstkas. Wanneer meerdere ribben gebroken zijn, kan een fladderthorax ontstaan. Hierbij ontstaat een deel van de borstkas dat los komt te liggen en dat tegengesteld aan de ademhaling beweegt. Bij een inademing beweegt de borstkas naar buiten toe, het losse fragment gaat echter naar binnen. Bij uitademing wordt de borstkas kleiner en beweegt het naar binnen, het fragment beweegt echter naar buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

AO: ademhaling (ritme)
-Wat is periodieke ademhaling?

A

Ademhaling met periodes van apneu (tijdelijk niet ademen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

AO: ademhaling (ritme)
-Wat is kenmerkend aan het ademhalingsritme van gezonde paarden?

A

Ze kunnen onregelmatige ademhalingsdiepte hebben: soms oppervlakkig, dan twee keer diep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

AO: ademhaling (ritme)
-Wat betekent het als een dier stootsgewijs (gesaccadeerd) ademt?

A

Inademing wordt steeds onderbroken; dit is afwijkend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

AO: ademhaling (ritme)
-Bij welke dieren komt stootsgewijze ademhaling vaker voor?

A

Bij paarden die erg nerveus zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

AO: ademhaling (ritme)
-Wat is singultus en hoe ontstaat het?

A

De hik; door prikkeling van de nervus phrenicus ontstaat plotselinge, onverwachte contractie van het diafragma, onafhankelijk van de ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademhalingsfrequentie bij een hond?
10-30 ademhalingen per minuut.
26
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademhalingsfrequentie bij een kat?
20-40 ademhalingen per minuut.
27
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademhalingsfrequentie bij een paard?
8-14 ademhalingen per minuut
28
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademhalingsfrequentie bij rund en schaap?
10-30 ademhalingen per minuut
29
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademfrequentie bij volwassen varkens?
8-18 ademhalingen per minuut
30
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademfrequentie bij pasgeboren biggen?
50-60 ademhalingen per minuut
31
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademfrequentie bij biggen van 1-8 weken?
25-40 ademhalingen per minuut
32
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademfrequentie bij biggen van 8-12 weken?
20-30 ademhalingen per minuut
33
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is de normale ademfrequentie bij vleesvarkens?
15-25 ademhalingen per minuut
34
AO: ademhaling (frequentie) -Wat is tachypneu?
Een te snelle ademhalingsfrequentie.
35
AO: ademhaling (frequentie) -wat is bradypneu?
een te trage ademhalingsfrequentie
36
AO: ademhaling (frequentie) -Wat moet je doen als je onregelmatige ademhaling waarneemt?
De frequentie langer opnemen.
37
AO: ademhaling (frequentie) -Wat gebeurt er bij verhoogde gaswisselbehoefte?
Het dier verdiept eerst de ademhaling om ventilatie te verhogen.
38
AO: pols -waar let je op?
1.kwaliteit 2.ritme (regelmaat) 3.uitval 4.frequentie 5.symmetrie
39
AO: pols (kwaliteit) -waar let je op bij de kwaliteit van de pols?
1.Gelijkmatigheid (equaliteit) 2.Amplitude (kracht) 3.Vorm van polsgolf 4.Vulling
40
AO: pols (kwaliteit) -Wat betekent 'gelijkmatigheid' (equaliteit) van de pols?
Gelijkblijvende amplitude van elke polsgolf.
41
AO: pols (kwaliteit) -Noem vier soorten gelijkmatigheid van de pols en leg ze kort uit.
1.Pulsus equalus: elke pulsatie heeft gelijke amplitude (normaal). 2.Pulsus inequalis: amplitude van pulsaties is ongelijk (per definitie onregelmatig). 3.Pulsus paradoxus: afname amplitude bij inspiratie, toename bij expiratie. 4.Pulsus alternans: afwisseling tussen goed en slecht voelbare polsgolf.
42
AO: pols (kwaliteit) -Waarvan is de amplitude (kracht) van de pols afhankelijk?
-Slagvolume (kan per slag wisselen) -Perifere weerstand (wisselt langzaam over meerdere hartslagen) -Elasticiteit van het vaatwand (kan over jaren veranderen)
43
AO: pols (kwaliteit) -Welke soorten polsamplitude worden onderscheiden?
-Pulsus magnus: krachtige pols -Pulsus parvus: zwakke pols -Pulsus filiformis: draadvormige pols
44
AO: pols (kwaliteit) -Wat geeft de vorm van de polsgolf aan?
Hoe steil of breed de golf is (maar niet waarneembaar bij palpatie bij grote dieren (GD)).
45
AO: pols (kwaliteit) -Welke vormen van polsgolven worden onderscheiden?
-Pulsus celer: steile pols -Pulsus tardus: brede pols
46
AO: pols (kwaliteit) -Wat betekent ‘vulling’ van een pols?
De voelbaarheid van het vat tussen de slagen door: vulling tussen polsslagen door (Grove maat voor arteriële druk)
47
AO: pols (ritme) -Wat is respiratoire sinusaritmie?
Fysiologische aritmie waarbij het hartritme samenvalt met het ademritme. -Kan regelmatig of onregelmatig zijn
48
AO: pols (ritme) -Bij welke dieren komt respiratoire sinusaritmie voor?
Bij gezelschapsdieren (GD) altijd bij hond, soms bij paard.
49
AO: pols (ritme) -Hoe beïnvloedt de ademhaling de polsfrequentie bij respiratoire sinusaritmie?
-Bij inademing: polsfrequentie stijgt -Bij uitademing: polsfrequentie daalt
50
AO: pols (ritme) -Wanneer is respiratoire sinusaritmie niet aanwezig bij hond?
Bij hijgende honden en wanneer de bek wordt dichtgehouden.
51
AO: pols (ritme) -Noem de drie mogelijke ritmepatronen van de pols.
1.Regelmatig – gelijke afstand tussen elke slag 2.Regelmatig onregelmatig – onregelmatigheid met terugkerend patroon 3.Onregelmatig onregelmatig – patroonloze onregelmatigheid
52
AO: pols (uitval) -Hoe controleer je op polsuitval?
Door ictus cordis te voelen en tegelijkertijd de perifere pols op te nemen.
53
AO: pols (uitval) -Wat is polsuitval?
Wel voelbare ictus cordis, maar geen voelbare perifere pols.
54
AO: pols (uitval) -Wat is de oorzaak van polsuitval?
Te klein slagvolume bij snel opeenvolgende hartcontracties.
55
AO: pols (uitval) -Waar wijst polsuitval op?
Op een aritmie, niet op een blokkade.
56
AO: pols (frequentie) -geef de polsfrequentie van: volwassen varken - pasgeboren big - big 5-8 weken - big 8-12 weken - vleesvarken
57
AO: pols (frequentie) -geef de polsfrequentie van: hond - kat - paard - rund - schaap
58
AO: pols (frequentie) -Wat betekent ‘pulsus frequens’?
Een snelle polsfrequentie.
59
AO: pols (frequentie) -Wat betekent ‘pulsus rarus’?
Polsfrequentie onder de referentiewaarde
60
AO: pols (symmetrie) -Wat wordt bedoeld met polssymmetrie?
Gelijktijdig voelen van rechter en linker A. femoralis om vergelijking mogelijk te maken.
61
AO: pols (symmetrie) -Wat is polus differens (asymmetrie)?
Eén kant is zwakker of niet voelbaar t.o.v. de andere.
62
AO: pols (symmetrie) -Wat kan polus differens betekenen?
Blokkade in arterie (bijv. trombus) of externe druk op arterie (bijv. tumor of abces).
63
AO: pols -Hoe kies je een goede plek om de pols op te nemen?
Kies een makkelijk bereikbare perifere arterie op een stevige ondergrond.
64
AO: pols -Waar voel je de pols bij de hond/kat?
A. femoralis links en rechts gelijktijdig (binnenzijde achterbeen).
65
AO: pols -Waar voel je de pols bij het paard?
A. facialis éénzijdig (bij mediale zijde mandibula bij incisure vasorum)
66
AO: pols - Waar voel je de pols bij schaap/geit?
A. femoralis (ictus cordis optioneel).
67
AO: pols -Waar voel je de pols bij het rund?
-A. facialis eenzijdig (op de laterale zijde mandibula) -A. saphena eenzijdig (mediale zijde achterpoot) -A. coccygea (ventrale zijde staart) (beoordeel meerdere plaatsen voor accuraat beeld)
68
AO: pols -Waar voel je de pols bij het varken?
geen pols te beoordelen, alleen ictus cordis
69
AO: pols -geef de letters
a = frequentie b = ritme c = amplitude d = vulling e = vorm f = equaliteit
70
AO: lichaamstemperatuur -Hoe wordt de lichaamstemperatuur gemeten?
Rectaal, minimaal 2 cm diep.
71
AO: lichaamstemperatuur -Wat neem je waar bij het meten van temperatuur via de anus?
Staarttonus, reinheid perineum, stand van de anus, anusreflex, tonus recti, weerstand van rectum.
72
AO: lichaamstemperatuur -Wat is ook belangrijk bij temperatuurinterpretatie?
Beoordeling van evt. feces aan thermometer.
73
AO: lichaamstemperatuur -Wat zijn de referentiewaarden voor temperatuur bij de hond?
38,0–39,0 °C
74
AO: lichaamstemperatuur -Wat zijn de temperatuurwaarden voor katten?
38,5–39,0 °C
75
AO: lichaamstemperatuur -Wat zijn de normale temperaturen bij paarden? (volwassen - pasgeboren veulens - veulens tot 6 maanden)
Volwassen: 37,4–38,0 °C Pasgeboren veulen: 37,2–38,9 °C Veulens tot 6 mnd: 37,5–38,5 °C
76
AO: lichaamstemperatuur -Wat zijn de referentiewaarden voor runderen? (volwassen - pasgeboren kalveren - kalveren tot 6 maanden)
Volwassen: 38,0–39,0 °C Pasgeboren kalveren: 38,5–39,5 °C Kalveren tot 6 mnd: 38,5–39,5 °C
77
AO: lichaamstemperatuur -Wat zijn de temperatuurwaarden voor varkens? (volwassen - pasgeboren biggen - vleesvarkens)
Volwassen: 38,0–39,0 °C Pasgeboren biggen: 39,0–39,5 °C Vleesvarkens: 39,0–40,0 °C
78
AO: lichaamstemperatuur -Wat betekent ‘Febris’?
koorts
79
AO: lichaamstemperatuur -Wat betekent ‘Febris remittens’?
Temperatuurverloop is hectisch, ochtend normale tot subfebriele temperatuur, avond minimaal 1 graad verhoogd (bv. bij purulente processen).
80
AO: lichaamstemperatuur -Wat betekent ‘Febris continua’?
Temperatuur blijft continu verhoogd over meerdere dagen.
81
AO: HBH (beharing) -Hoe ziet gezonde beharing eruit?
Glad, glanzend en aaneengesloten.
82
AO: HBH (beharing) -Wat zijn de types beharing?
Normaal: primair + secundair (bv. Duitse herder) Korthaar: vooral primair (bv. boxer) Langhaar: vooral secundair (bv. Engelse cocker) Fijnhaar: bv. Engelse cocker Wollig: bv. poedel
83
AO: HBH (beharing) -Wat wordt beoordeeld bij algemene inspectie van beharing?
Kleur, glans, aansluiting, en alopecia (haaruitval).
84
AO: HBH -Wat wordt beoordeeld bij lokale inspectie van beharing?
Dichtheid, losse haren, ectoparasieten.
85
AO: HBH (huid) -Wat inspecteer je bij de huid (algemeen)?
Kleur Temperatuur periferie Turgor Bloedingen Oedeem Beschadigingen Littekens Ontstekingen Verdikkingen Jeuk Geur
86
AO: HBH (huid) -Wat betekent turgor en hoe meet je het?
Huidelasticiteit. Huid wordt op rib of nek geplooid; vertraagd terugveren wijst op dehydratie.
87
AO: HBH (huid) -Waarop beoordeel je kleur van de huid?
op ongepigmenteerd, onbehaard deel van de huid.
88
AO: HBH (huid) -wat word er gemeten bij temperatuur periferie? (& aanvullingen rund/paard)
-alleen huid -bepalen aan lichaamsuiteinden (oren en ondervoeten). -rund: ook horens; paard: ook lippen
89
AO: HBH (huid) -waar neem je turgor op bij veulen en schaap?
ooglid
90
AO: HBH (hoornige structuren) -waar let je op bij het opnemen van hoornige structuren?
 Overgang huid-hoorn  Grootte  Vorm (passend bij het dier)  Aard van het oppervlak  Kleur en pijnlijkheid (GD)
91
AO: slijmvliezen -Wat zijn belangrijke observatiepunten bij het beoordelen van slijmvliezen?
Kleur (Hb-afhankelijk of -onafhankelijk) Vochtigheid Bloedingen of laesies Capillary Refill Time (CRT) CRT niet toepasbaar bij kat en varken Bij konijn: CRT via oogbasis
92
AO: slijmvliezen -Welke kleuren kunnen slijmvliezen aannemen en wat betekent dat?
Roze, te rood, te bleek, blauw, bruin (Hb-afhankelijk) Geel (Hb-onafhankelijk, bijv. icterus) Mengkleuren komen ook voor
93
AO: slijmvliezen -Waar beoordeel je de slijmvliezen bij paard - hond - kat?
Paard: sclera, conjunctiva, neus, mond, vulva Hond: sclera, conjunctiva, mond (vulva) Kat: sclera, conjunctiva, mond, tong (kleur!)
94
AO: slijmvliezen -Waarom kun je bij een kat niet goed CRT bepalen via de mondslijmvliezen?
Omdat het openen van de bek moeilijk is. CRT via voetzoeltjes is mogelijk.
95
AO: slijmvliezen -Waarom verschilt de uitvoering van het beoordelen van slijmvliezen per dier?
Omdat anatomie, gedrag en veiligheid per diersoort verschillen. Elk dier vereist een aangepaste aanpak.
96
AO: slijmvliezen -In welke volgorde beoordeel je de slijmvliezen?
Van schoon naar vies. Dit voorkomt contaminatie tussen locaties.
97
AO: slijmvliezen -Waarom is het belangrijk om links én rechts te beoordelen?
Om asymmetrie of lokale afwijkingen niet te missen. Vergelijk altijd beide zijden.
98
AO: slijmvliezen -benoem de getoonde slijmvliezen van links naar rechts
sclera - conjunctiva - mond
99
AO: lymfeknopen -Welke criteria beoordeel je bij palpatie van lymfeknopen?
Grootte Vorm Consistentie Pijnlijkheid Verplaatsbaarheid t.o.v. omgeving Andere opvallende afwijkingen
100
AO: lymfeknopen -Welke lymfeknopen zijn altijd palpabel bij de hond?
Mandibularis Inguinalis superficialis (bij reu) Poplitei (knieholte)
101
AO: lymfeknopen -Welke lymfeknopen zijn meestal niet palpabel bij hond en kat?
Retropharyngealis Prescapularis Axillaris accessorius
102
AO: lymfeknopen -Wat is belangrijk bij de palpatie van lymfeknopen bij een paard?
-Beoordeel alleen de mandibulaire en retropharyngeale knopen -Gebruik je linkerarm om je gezicht te beschermen tegen een kopstoot
103
AO: lymfeknopen -Welke lymfeknopen onderzoek je bij een rund?
Mandibularis Retropharyngealis Prescapularis Sublilac Mammariae Let op: retropharyngealis meestal niet palpabel
104
AO: lymfeknopen -hebben kippen lymfeknopen?
nee
105
AO: lymfeknopen -Hoe onderzoek je veilig de retropharyngeale lymfeknoop bij een hond?
Door de kop naar beneden te buigen met de vingers over de snuit, om bijten te voorkomen.
106
AO: lymfeknopen -zet een kruisje neer bij de palperende lymfeknopen voor die diersoort
107
AO: lymfeknopen -geef per letter aan welke lymfeknoop gepalpeerd word