HC11 Flashcards
diagnostische beeldvorming (20 cards)
Welke beeldvormingstechnieken worden onderscheiden?
Röntgen, CT, echografie, MRI, scintigrafie.
Wat zijn de leerdoelen van diagnostische beeldvorming?
Indiceren van juiste techniek, genereren van beelden (zoals röntgen en echografie), en interpreteren, vooral röntgeninterpretatie voor de eerstelijnspracticus.
Wat zijn de kenmerken van verschillende modaliteiten binnen beeldvorming?
Röntgen, CT en scintigrafie gebruiken ioniserende straling; MRI gebruikt sterke magneten; echografie gebruikt echogolven.
Wat is straling en wat zijn de bronnen ervan?
Straling is overdracht van energie zonder medium. Bronnen zijn o.a. kosmisch en terrestrisch.
Wat zijn risico’s van straling en hoe bescherm je jezelf?
Risico’s: biologische effecten, weefselschade, carcinogeen effect. Bescherming: ALARA (tijd, afstand, afscherming), wetgeving, dosismeters.
Wat houdt ‘indiceren’ in bij beeldvorming?
Indiceren = kiezen van de juiste modaliteit, afhankelijk van kosten, stabiliteit van patiënt, en diagnostische waarde. Echo/röntgen zijn goedkoop, CT/MRI duur.
Wat is belangrijk om te weten bij het maken van röntgenfoto’s?
Röntgen geeft 2D-beelden, dus minimaal 2 richtingen nodig. 5 weefselkleuren zichtbaar. Gebruik dosismeter en sta zo ver mogelijk van stralingsbron.
Wat is het verschil tussen dorsoventraal en lateraal bij röntgen?
Dorsoventraal: patiënt ligt op borst/buik. Lateraal: patiënt ligt op linker- of rechterzijde.
Hoe werkt een CT en wat zijn kenmerken?
Vergelijkbaar met röntgen, maar 3D en met veel meer kleuren. CT-scanner of tafel beweegt. Roes/narcose vaak nodig. Door ‘windows’ focus op specifieke weefsels.
Wat is scintigrafie en hoe werkt het?
Radioactieve stof wordt geïnjecteerd, hecht aan doelorganen. Gamma camera meet uitgezonden straling voor beeldvorming van fysiologische processen.
Wat zijn belangrijke eigenschappen van echografie?
Veiligste techniek, vereist veel vaardigheid, gebruiker moet zelf structuren actief in beeld brengen.
Wat is belangrijk bij beoordeling van röntgenfoto’s?
Gebruik lichtkast, controleer positionering, bekijk overzicht en details, vergelijk met normaalbeelden, koppel bevindingen aan kliniek.
Wat zijn de eigenschappen van röntgenstraling?
- Doordringend vermogen, 2. Invloed op fotografische emulsie, 3. Luminescentie, 4. Ioniserend vermogen.
Wat bepaalt de doordringing van röntgenstraling?
Bepaald door het spanningsverschil tussen anode en kathode en de energie van elektronen. Meer spanning = meer doordringing.
Wat is strooistraling en hoe bescherm je jezelf?
Straling kan verstrooid worden door interactie met materie. Bescherming: afstand, loodschorten, dosismeters, looppakken.
Hoe werkt een röntgenbuis?
Elektronen van kathode naar anode botsen, waarbij kinetische energie deels wordt omgezet in röntgenstraling. Onderdelen: thermoswitch, olie, glas, kathode, anode, lood.
Wat zijn ‘hot spots’ en ‘cold spots’ bij scintigrafie?
Hot spot = verhoogde radioactiviteit/activiteit
Cold spot = verminderde opname, indicatief voor afwezigheid van fysiologische activiteit of pathologie zoals necrose
Wat zijn A-mode, B-mode en M-mode in echografie?
A-mode: amplitude, B-mode: helderheid (2D-weergave), M-mode: beweging in de tijd (hart, bewegende structuren).
Wat is tijdsafhankelijke versterking (TGC)?
Compenseert voor signaalverlies bij diepere reflecties. Versterkt echo’s die later arriveren, zodat oppervlakkige en diepe structuren gelijk zichtbaar zijn.
Wat is longitudinale geluidsoverdracht en hoe plant geluid zich voort in echografie?
Geluid plant zich voort als longitudinale drukgolf; verdichtingen en verdunningen bewegen in dezelfde richting als de golf. Geluidsgolven reflecteren op grensvlakken.