Hoofdstuk 1 en 2 Flashcards

(75 cards)

1
Q

Wat is abnormale psychologie?

A

De wetenschappelijke studie van abnormaal gedrag, ondernomen om abnormale patronen van functioneren te beschrijven, voorspellen, verklaren en veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn normen?

A

De expliciete en impliciete regels van een samenleving voor correct gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn abnormale gedachten, gedrag en emoties?

A

Gedachten, gedrag en emoties die sterk afwijken van de ideeën van een samenleving over correct functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is cultuur?

A

De gedeelde geschiedenis, waarden, instituties, gewoonten, vaardigheden, technologie en kunsten van een volk. Waarden kunnen in de loop der tijd veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is lijden in de context van abnormaliteit?

A

Gedrag, ideeën en emoties moeten leed veroorzaken voordat ze als abnormaal kunnen worden bestempeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is disfunctie?

A

Abnormaal gedrag is vaak disfunctioneel; het belemmert het dagelijks functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vier D’s van abnormaliteit?

A

Afwijking (deviance), Lijden (distress), Disfunctie, en Gevaar (danger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent gevaar in de context van psychologische disfunctie?

A

Psychologische disfunctie wordt gevaarlijk voor zichzelf of anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie was Thomas Szasz?

A

Legde zoveel nadruk op de rol van de samenleving in het definiëren van abnormaliteit dat hij het hele concept van geestesziekte ongeldig achtte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is behandeling?

A

Een systematische procedure die is ontworpen om abnormaal gedrag te veranderen in meer normaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is therapie?

A

Een systematisch proces om mensen te helpen hun psychologische problemen te overwinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de drie essentiële kenmerken van therapie volgens Jerome Frank?

A
  1. Een lijder die hulp zoekt bij de genezer 2. Een getrainde, sociaal geaccepteerde genezer 3. Een reeks contacten tussen de genezer en de lijder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is trepanatie?

A

Een oude ingreep waarbij een stenen instrument werd gebruikt om een cirkelvormig stuk van de schedel weg te snijden om abnormaal gedrag te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werden oude opvattingen en behandelingen van abnormaliteit gezien?

A

Abnormaal gedrag werd gezien als het werk van kwade geesten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was de opvatting van Hippocrates over abnormaliteit?

A

Hippocrates dacht dat ziekten natuurlijke oorzaken hadden en dat abnormaal gedrag een ziekte was die voortkwam uit interne fysieke problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de lichaamssappen volgens de Grieken en Romeinen?

A

Gele gal, zwarte gal, bloed, slijm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werden psychologische abnormaliteiten gezien in de Middeleeuwen?

A

Als bewijs van Satans invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is tarantisme?

A

Groepen mensen begonnen plotseling te springen en te dansen, geloofde dat ze gebeten waren door een wolfspin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is lycanthropie?

A

Mensen dachten dat ze bezeten waren door wolven en gedroegen zich als wolven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verbeterde de zorg voor mensen met psychische stoornissen in de Renaissance?

A

Zorg verbeterde met menselijke en liefdevolle behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie was Johann Weyer?

A

Duitse arts, eerste die zich specialiseerde in psychische aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een gesticht?

A

Een type instelling dat in de zestiende eeuw populair werd om zorg te bieden aan mensen met psychische stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe verbeterde de behandeling in de negentiende eeuw?

A

Behandeling begon opnieuw te verbeteren met sympathie en vriendelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie was Philippe Pinel?

A

Franse arts, pleitte ervoor mensen met psychische stoornissen te behandelen met sympathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wie was William Tuke?
Engelse quaker die hervormingen doorvoerde in Engeland en pleitte voor morele behandeling.
26
Wat is morele behandeling?
Een benadering voor het behandelen van mensen met psychische disfunctie die morele begeleiding en humane behandeling benadrukt.
27
Wie was Benjamin Rush?
Amerikaanse arts, wordt beschouwd als de ‘vader van de Amerikaanse psychiatrie’.
28
Wie was Dorothea Dix?
Schoollerares uit Boston die humane zorg tot een publiek en politiek aandachtspunt maakte.
29
Wat zijn staatsziekenhuizen?
Door de staat gerunde publieke instellingen voor geestelijke gezondheidszorg in de Verenigde Staten.
30
Wat leidde tot de achteruitgang van morele behandeling aan het eind van de 19e eeuw?
Financiële en personele tekorten, en nieuwe vooroordelen tegen mensen met psychische stoornissen.
31
Wat zijn de opvattingen en behandelingen van abnormaliteit in de vroege 20e eeuw?
Twee tegengestelde perspectieven: somatogeen en psychogeen.
32
Wat is het somatogene perspectief?
De opvatting dat abnormaal functioneren fysieke oorzaken heeft.
33
Wat is het psychogene perspectief?
De opvatting dat de belangrijkste oorzaken van abnormaal functioneren psychologisch zijn.
34
Wie was Emil Kraepelin?
Duitse onderzoeker die stelde dat fysieke factoren verantwoordelijk zijn voor psychische disfunctie.
35
Wie was Friedrich Anton Mesmer?
Oostenrijkse arts die hypnose gebruikte als behandeling voor hysterische stoornissen.
36
Wie was Sigmund Freud?
Arts uit Wenen die de theorie en techniek van psychoanalyse ontwikkelde.
37
Wat is psychoanalyse?
De theorie en behandeling van abnormaal psychisch functioneren die onbewuste psychologische krachten benadrukt.
38
Wat zijn psychofarmaca?
Medicijnen die voornamelijk invloed hebben op de hersenen en symptomen van psychische disfunctie verminderen.
39
Wat is deïnstitutionalisering?
De praktijk waarbij honderdduizenden patiënten werden ontslagen uit openbare psychiatrische ziekenhuizen.
40
Wat is particuliere psychotherapie?
Een regeling waarbij een persoon rechtstreeks betaalt voor therapeutische hulp.
41
Wat is preventie?
Interventies gericht op het voorkomen van het ontstaan van psychische stoornissen.
42
Wat is positieve psychologie?
De studie en bevordering van positieve gevoelens, eigenschappen en vaardigheden.
43
Wat is multiculturele psychologie?
Het vakgebied dat de invloed onderzoekt van cultuur, ras, etniciteit en geslacht op gedrag en gedachten.
44
Wat doet antipsychotische medicatie?
Corrigeert extreem verwarde en vervormde manieren van denken.
45
Wat doet antidepressieve medicatie?
Corrigeert de stemming van mensen met een depressie.
46
Wat doet anxiolytische medicatie?
Vermindert zorgen en spanning.
47
Wat is een zorgprogramma onder beheer?
Gezondheidszorg waarbij de verzekeringsmaatschappij de aard, omvang en kosten van diensten controleert.
48
Wat is telementale zorg?
Het gebruik van digitale technologieën om geestelijke gezondheidszorg te leveren zonder fysieke aanwezigheid van de therapeut.
49
Wat is een nomothetisch begrip?
Een algemeen begrip van de aard, oorzaken en behandeling van abnormaal functioneren.
50
Wat is de wetenschappelijke methode?
Het proces van systematisch verzamelen en evalueren van informatie.
51
Wat is een hypothese?
Een vermoeden of voorspelling dat bepaalde variabelen op bepaalde manieren met elkaar samenhangen.
52
Wat is een casestudy?
Een gedetailleerd verslag van iemands leven en psychologische problemen.
53
Wat is interne validiteit?
De nauwkeurigheid waarmee een studie één factor als oorzaak van een fenomeen kan aanwijzen.
54
Wat is externe validiteit?
De mate waarin de resultaten van een studie kunnen worden gegeneraliseerd buiten die studie.
55
Wat is correlatie?
De mate waarin gebeurtenissen of kenmerken samen met elkaar variëren.
56
Wat is de correlationele methode?
Een onderzoeksprocedure die bepaalt in welke mate gebeurtenissen of kenmerken samen variëren.
57
Wat is een experiment?
Een onderzoeksprocedure waarbij een variabele wordt gemanipuleerd.
58
Wat is de onafhankelijke variabele?
De variabele in een experiment die wordt gemanipuleerd.
59
Wat is de afhankelijke variabele?
De variabele in een experiment waarvan verwacht wordt dat deze verandert.
60
Wat is een verstorende variabele?
Een variabele die ook van invloed is op de afhankelijke variabele.
61
Wat is een controlegroep?
Een groep deelnemers die niet wordt blootgesteld aan de onafhankelijke variabele.
62
Wat is een experimentele groep?
De deelnemers die worden blootgesteld aan de onderzochte onafhankelijke variabele.
63
Wat is willekeurige toewijzing?
Een selectieprocedure die ervoor zorgt dat deelnemers willekeurig worden ingedeeld.
64
Wat is een gemaskerd ontwerp?
Een experiment waarin de deelnemers niet weten in welke groep ze zitten.
65
Wat is een placebobehandeling?
Een schijnbehandeling waarvan de deelnemer gelooft dat die echt is.
66
Wat is een quasi-experimenteel ontwerp?
Een onderzoeksontwerp dat essentiële elementen van een ‘puur’ experiment mist.
67
Wat is een gekoppeld ontwerp?
Een onderzoeksontwerp waarin experimentele deelnemers worden gekoppeld aan controlegroepsdeelnemers.
68
Wat is een natuurlijk experiment?
Een experiment waarin de natuur een onafhankelijke variabele manipuleert.
69
Wat is een analoge experiment?
Een onderzoeksmethode waarbij abnormaal gedrag opwekt bij deelnemers.
70
Wat is een single-subject experimenteel ontwerp?
Een onderzoeksmethode waarbij één deelnemer wordt geobserveerd.
71
Wat is een longitudinale studie?
Een studie waarbij dezelfde deelnemers op meerdere momenten worden geobserveerd.
72
Wat is een epidemiologische studie?
Een studie die de incidentie en prevalentie van een probleem in een populatie meet.
73
Wat is incidentie?
Het aantal nieuwe gevallen van een stoornis in een populatie gedurende een specifieke tijdsperiode.
74
Wat is prevalentie?
Het totale aantal gevallen van een stoornis in een populatie gedurende een specifieke tijdsperiode.
75
Wat is een toetsingscommissie voor onderzoek (IRB)?
Een ethische commissie die de rechten en veiligheid van menselijke deelnemers aan onderzoek beschermt.