Hoofdstuk 14 en 15 Flashcards

(36 cards)

1
Q

Schizofrenie

A

Een psychotische stoornis waarbij het persoonlijk, sociaal en beroepsmatig functioneren verslechtert als gevolg van ongewone waarnemingen, vreemde gedachten, verstoorde emoties en motorische afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychose

A

Een toestand waarin iemand op belangrijke manieren het contact met de werkelijkheid verliest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Positieve symptomen

A

Symptomen van schizofrenie die lijken op overmatige of bizarre toevoegingen aan normale gedachten, emoties of gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waan (Delusion)

A

Een vreemde, onjuiste overtuiging die wordt vastgehouden ondanks bewijs van het tegendeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Formele denkstoornis

A

Een verstoring in de productie en organisatie van gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Losse associaties (Loose associations)

A

Een veelvoorkomende denkstoornis bij schizofrenie, gekenmerkt door snelle overgangen van het ene gespreksonderwerp naar het andere; ook wel ‘ontsporing’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hallucinatie

A

Het ervaren van beelden, geluiden of andere waarnemingen zonder externe prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onaangepast affect (Inappropriate affect)

A

Emotionele uitingen die niet passen bij de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Negatieve symptomen

A

Symptomen van schizofrenie die lijken op tekorten in normale gedachten, emoties of gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alogie

A

Een vermindering in spraak of de inhoud ervan; ook wel ‘armoede van spraak’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vlak affect (Flat affect)

A

Een opvallend gebrek aan zichtbare emoties; een symptoom van schizofrenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Avolitie

A

Een symptoom van schizofrenie, gekenmerkt door apathie en het onvermogen om een actie te beginnen of voltooien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Katatonie

A

Een patroon van extreme psychomotorische symptomen bij sommige vormen van schizofrenie, waaronder katatone stupor (bewegingsloosheid), rigiditeit of vreemde houdingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kortdurende psychotische stoornis (Brief psychotic disorder)

A

Diverse psychotische symptomen zoals wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, beperkt of onaangepast affect en katatonie. Duur: minder dan 1 maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Schizofreniforme stoornis (Schizophreniform disorder)

A

Diverse psychotische symptomen zoals wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, beperkt of onaangepast affect en katatonie. Duur: 1 tot 6 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schizoaffectieve stoornis

A

Uitgesproken symptomen van zowel schizofrenie als een ernstige depressieve episode of manische episode. Duur: langer dan 6 maanden.

17
Q

Waanstoornis (Delusional disorder)

A

Aanhoudende wanen die niet bizar zijn en niet veroorzaakt worden door schizofrenie; veelvoorkomende types zijn paranoïde, jaloerse, grootheids– en somatische wanen. Duur: langer dan 1 maand.

18
Q

Psychotische stoornis door middelmisbruik (Substance/medication–induced psychotic disorder)

A

Hallucinaties, wanen of onsamenhangende spraak die direct worden veroorzaakt door een middel, zoals een drug.

19
Q

Dopaminehypothese van schizofrenie

A

De theorie dat schizofrenie het gevolg is van overmatige activiteit van de neurotransmitter dopamine.

20
Q

Antipsychotica

A

Medicatie die helpt om ernstig verstoord of onrealistisch denken te corrigeren.

21
Q

Fenothiazines

A

Een groep antihistaminica die de eerste effectieve antipsychotische medicijnen vormden.

22
Q

Tweede–generatie antipsychotica (Second–generation antipsychotic drugs)

A

Een relatief nieuwe groep antipsychotica met een andere biologische werking dan de eerste generatie; ook wel ‘atypische antipsychotica’ genoemd.

23
Q

Schizofrenogene moeder

A

Een type moeder, verondersteld als koud, dominant en ongeïnteresseerd in de behoeften van haar kind

24
Q

Expressed emotion

A

Het algemene niveau van kritiek, afkeuring en vijandigheid binnen een gezin. Mensen die herstellen van schizofrenie hebben meer kans op terugval als hun gezin hoog scoort op expressed emotion.

25
Milieutherapie (Milieu therapy)
Een humanistische benadering van behandeling in instellingen, gebaseerd op het idee dat een positief klimaat herstel kan bevorderen via zelfrespect, verantwoordelijkheid en betekenisvolle activiteiten.
26
Token economy–programma
Een gedragsgericht programma waarbij gewenst gedrag systematisch wordt beloond met fiches die ingewisseld kunnen worden voor goederen of privileges.
27
Neuroleptica (Neuroleptic drugs)
Antipsychotica van de eerste generatie, zo genoemd omdat ze vaak ongewenste bijwerkingen veroorzaken die lijken op neurologische aandoeningen.
28
Extrapiramidale bijwerkingen (Extrapyramidal effects)
Ongewenste bewegingen zoals hevig trillen, vreemde gezichtsuitdrukkingen, lichaamsverdraaiingen en extreme rusteloosheid, soms veroorzaakt door antipsychotica.
29
Tardieve dyskinesie
Extrapiramidale bijwerkingen die bestaan uit onwillekeurige bewegingen die ontstaan na langdurig gebruik van antipsychotica.
30
Agranulocytose
Een levensbedreigende daling van het aantal witte bloedcellen, soms veroorzaakt door het tweede–generatie antipsychoticum clozapine.
31
Cognitieve remediatie (Cognitive remediation)
Een behandeling die zich richt op cognitieve beperkingen bij schizofrenie, zoals problemen met aandacht, planning en geheugen.
32
Nazorg (Aftercare)
Een programma van zorg en behandeling in de gemeenschap na ontslag uit het ziekenhuis.
33
Dagcentrum (Day center)
Een programma dat overdag behandeling biedt die vergelijkbaar is met die in een ziekenhuis.
34
Tussenhuis (Halfway house)
Een woonvoorziening voor mensen met schizofrenie of andere ernstige problemen, vaak bemand door begeleiders zonder formele opleiding; ook wel ‘groepshuis’ of ‘crisisopvang’ genoemd.
35
Beschermde werkplaats (Sheltered workshop)
Een begeleide werkomgeving voor mensen die nog niet klaar zijn voor regulier werk.
36
Casemanager
Een hulpverlener in de gemeenschap die een volledig pakket aan diensten coördineert voor mensen met schizofrenie of andere ernstige stoornissen, zoals therapie, advies, medicatie, begeleiding en bescherming van rechten.