Hoofdstuk 13 Flashcards

(31 cards)

1
Q

Seksuele disfunctie

A

Een stoornis die wordt gekenmerkt door een aanhoudend onvermogen om normaal te functioneren in een of meer fasen van de seksuele responscyclus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fase van verlangen

A

De fase van de seksuele responscyclus die bestaat uit een verlangen om seks te hebben, seksuele fantasieën en seksuele aantrekkingskracht tot anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Man met hypoactieve seksuele verlangenstoornis

A

Een mannelijke disfunctie die wordt gekenmerkt door een aanhoudende (minstens 6 maanden) vermindering of afwezigheid van interesse in seks en daardoor een laag niveau van seksuele activiteit; de persoon ervaart significante stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vrouwelijke seksuele interesse–/opwindingsstoornis

A

Een vrouwelijke disfunctie die wordt gekenmerkt door een aanhoudende (minstens 6 maanden) vermindering of afwezigheid van interesse in seks en lage seksuele activiteit, en in sommige gevallen beperkte opwinding en weinig seksuele sensaties tijdens seksuele activiteit; de persoon ervaart significante stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opwindingsfase

A

De fase van de seksuele responscyclus die wordt gekenmerkt door veranderingen in het bekkengebied, algemene fysieke opwinding, en toename van hartslag, spierspanning, bloeddruk en ademhalingsfrequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Erectiestoornis

A

Een disfunctie waarbij een man herhaaldelijk faalt in het krijgen of behouden van een erectie tijdens seksuele activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nachtelijke peniele tumescente (NPT)

A

Erecties die tijdens de slaap optreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prestatieangst

A

De angst om seksueel niet goed te presteren en de bijbehorende spanning die tijdens seks wordt ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toeschouwersrol

A

Een mentale toestand waarbij iemand tijdens seks zo gefocust is op zijn of haar prestaties dat zowel de prestatie als het genot worden verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Orgasmefase

A

De fase van de seksuele responscyclus waarin het seksuele genot zijn hoogtepunt bereikt en seksuele spanning vrijkomt doordat spieren in het bekkengebied ritmisch samentrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vroegtijdige ejaculatie

A

Een disfunctie waarbij een man herhaaldelijk een orgasme bereikt en ejaculeert binnen 1 minuut na het begin van seksuele activiteit met een partner en eerder dan hij wil. Ook wel voortijdige of snelle ejaculatie genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vertraagde ejaculatie

A

Een mannelijke disfunctie die wordt gekenmerkt door een aanhoudend onvermogen om te ejaculeren of een zeer vertraagde ejaculatie tijdens seksuele activiteit met een partner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vrouwelijke orgasmestoornis

A

Een disfunctie waarbij een vrouw herhaaldelijk geen orgasme bereikt, zeer zwakke orgasmes heeft of vertraagd tot een orgasme komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Genito–pelviene pijn–/penetratiestoornis

A

Een seksuele disfunctie die wordt gekenmerkt door significante lichamelijke pijn tijdens geslachtsgemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gerichte masturbatietraining

A

Een sekstherapiebenadering die vrouwen met opwindings– of orgasmeproblemen leert hoe ze effectief kunnen masturberen en uiteindelijk een orgasme kunnen bereiken tijdens seksuele interacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Parafilieën

A

Patronen waarbij iemand terugkerende en intense seksuele verlangens, fantasieën of gedragingen heeft die betrekking hebben op niet–menselijke objecten, kinderen, niet–instemmende volwassenen, of ervaringen van lijden of vernedering.

17
Q

Parafiele stoornis

A

Een stoornis waarbij de parafilie van een persoon aanzienlijke stress veroorzaakt, het sociaal of beroepsmatig functioneren belemmert, of de persoon of anderen in gevaar brengt, momenteel of in het verleden.

18
Q

Fetisjistische stoornis

A

Een parafiele stoornis die bestaat uit terugkerende en intense seksuele verlangens, fantasieën of gedragingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een levenloos object of niet–genitaal lichaamsdeel, vaak met uitsluiting van andere stimuli, gepaard met klinisch significante stress of beperkingen.

19
Q

Transvestiestoornis

A

Een parafiele stoornis die bestaat uit herhaalde en intense seksuele verlangens, fantasieën of gedragingen waarbij men zich kleedt in kleding van het andere geslacht, gepaard met klinisch significante stress of beperkingen. Ook wel transvestisme of cross–dressing genoemd.

20
Q

Exhibitionistische stoornis

A

Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk seksueel opwindende verlangens of fantasieën heeft om de genitaliën aan anderen te tonen, en deze verlangens uitvoert met niet–instemmende personen of klinisch significante stress of beperkingen ervaart.

21
Q

Voyeuristische stoornis

A

Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk en intens seksueel verlangen heeft om nietsvermoedende mensen in het geheim te observeren terwijl zij zich uitkleden of om paren te bespieden tijdens geslachtsgemeenschap, en deze verlangens uitvoert met niet–instemmende personen of klinisch significante stress of beperkingen ervaart.

22
Q

Frotteuristische stoornis

A

Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk en intens seksueel verlangen heeft om een niet–instemmende persoon aan te raken of tegen die persoon aan te wrijven, en deze verlangens uitvoert of klinisch significante stress of beperkingen ervaart.

23
Q

Pedofiele stoornis

A

Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk en intens seksueel verlangen heeft om kinderen te bekijken, aan te raken of seksuele handelingen met hen te verrichten, en deze verlangens uitvoert of klinisch significante stress of beperkingen ervaart.

24
Q

Seksuele masochismestoornis

A

Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk en intens seksueel verlangen, fantasieën of gedragingen heeft die betrekking hebben op vernedering, geslagen worden, vastgebonden worden of anderszins lijden, gepaard met klinisch significante stress of beperkingen.

25
Seksuele sadismestoornis
Een parafiele stoornis waarbij iemand herhaaldelijk en intens seksueel verlangen of fantasieën heeft die betrekking hebben op het toebrengen van lijden aan anderen, en deze verlangens uitvoert met niet–instemmende personen of klinisch significante stress of beperkingen ervaart.
26
Transgender
Personen die sterk het gevoel hebben dat hun genderidentiteit verschilt van hun biologische geslacht.
27
Genderdysforie
Een stoornis waarbij iemand aanhoudend klinisch significante stress of beperkingen ervaart vanwege het toegewezen geslacht en sterk wenst tot het andere geslacht te behoren.
28
Geslachtsveranderende operatie
Een chirurgische ingreep waarbij de geslachtsorganen en geslachtskenmerken van een persoon worden aangepast. Ook wel geslachtsveranderingsoperatie genoemd.
29
Biologische factoren seksualiteit
Genetisch geslacht, hormonale werking, ziekten die seksuele opwinding en functioneren beïnvloeden, effecten van medicijnen.
30
Psychologische factoren seksualiteit
Attitudes en verwachtingen over seks en het eigen lichaam, klassieke en operante conditionering van opwindingspatronen, angst, depressie, andere psychische problemen.
31
Sociale factoren seksualiteit
Relaties met seksuele partners, beloningen en straffen voor seksueel gedrag, culturele normen voor seksueel gedrag, genderrollen, trauma’s en meer chronische stressoren.