Hoofdstuk 5 Flashcards
(37 cards)
Angst
De fysiologische en emotionele reactie van het centrale zenuwstelsel op een vage dreiging of gevaar.
Vrees
De fysiologische en emotionele reactie van het centrale zenuwstelsel op een serieuze bedreiging van het welzijn.
Gegeneraliseerde angststoornis
Een stoornis die wordt gekenmerkt door aanhoudende en buitensporige gevoelens van angst en bezorgdheid over talrijke gebeurtenissen en activiteiten.
Cliëntgerichte therapie (Client–centered therapy)
De humanistische therapie ontwikkeld door Carl Rogers waarbij therapeuten cliënten proberen te helpen door acceptatie, nauwkeurige empathie en oprechtheid te tonen. Ook bekend als persoonsgerichte therapie.
Fundamenteel irrationele aannames (Basic irrational assumptions)
De onnauwkeurige en ongepaste overtuigingen die volgens Albert Ellis worden aangehouden door mensen met psychologische problemen.
Rationeel–emotieve therapie (Rational–emotive therapy)
Een cognitieve therapie ontwikkeld door Albert Ellis die cliënten helpt irrationele aannames en denkpatronen te herkennen en veranderen die bijdragen aan psychische stoornissen.
Familie–stamboomonderzoek (Family pedigree study)
Een onderzoeksontwerp waarbij wordt nagegaan hoeveel en welke familieleden van een persoon met een stoornis dezelfde stoornis hebben.
Benzodiazepinen
De meest voorkomende groep angstremmende medicijnen, waaronder Valium en Xanax.
Gamma–aminoboterzuur (GABA)
Een neurotransmitter waarvan een lage activiteit in het angstcircuit van de hersenen in verband wordt gebracht met angst.
Hersenencircuits
Netwerken van hersenstructuren die samenwerken en elkaar activeren.
Sederende–hypnotische middelen (Sedative–hypnotic drugs)
Medicatie die mensen bij lage doseringen kalmeert en bij hogere doseringen helpt slapen.
Fobie
Een aanhoudende en onredelijke angst voor een specifiek object, activiteit of situatie.
Specifieke fobie
Een ernstige en aanhoudende angst voor een specifiek object of situatie.
Agorafobie
Een angststoornis waarbij iemand bang is voor publieke situaties waaruit ontsnappen moeilijk zou zijn of waar geen hulp beschikbaar is bij paniekachtige of beschamende symptomen.
Klassieke conditionering
Een leerproces waarbij twee gebeurtenissen die herhaaldelijk kort na elkaar optreden, met elkaar worden geassocieerd en eenzelfde reactie oproepen.
Modelleren (Modeling)
Een leerproces waarbij een persoon anderen observeert en nadoet. Ook een therapeutische methode gebaseerd op dit principe.
Voorbereidheid (Preparedness)
Een biologische aanleg om bepaalde angsten gemakkelijker te ontwikkelen.
Exposure–behandeling (Exposure treatments)
Behandelingen waarbij mensen worden blootgesteld aan de objecten of situaties waar zij bang voor zijn.
Systematische desensitisatie
Een exposure–behandeling waarbij ontspanningstraining en een angsthiërarchie worden gebruikt om cliënten met fobieën te helpen rustig te reageren op gevreesde situaties.
Flooding
Een exposure–behandeling waarbij cliënten herhaaldelijk en intensief worden blootgesteld aan een gevreesd object om te laten zien dat het ongevaarlijk is.
Sociale angststoornis
Een ernstige en aanhoudende angst voor sociale of prestatiegerichte situaties waarin schaamte kan optreden.
Training in sociale vaardigheden (Social skills training)
Een behandelvorm die mensen helpt sociale vaardigheden en assertiviteit te leren of te verbeteren door middel van rollenspel en het oefenen van gewenst gedrag.
Paniekaanvallen
Korte, plotselinge periodes van intense paniek die binnen enkele minuten een piek bereiken en geleidelijk afnemen.
Paniekstoornis
Een angststoornis die wordt gekenmerkt door terugkerende en onvoorspelbare paniekaanvallen.